Uitspraak
mr. L.M. Ravestijnte Amstelveen,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
€ 1.800,- bruto per maand.
grieven I tot en met Vbetoogt [appellant] op verschillende gronden dat het hem gegeven ontslag op staande voet geen stand kan houden. Hiertoe voert hij onder andere aan dat de dringende reden waarop het ontslag is gegrond hem niet – voldoende duidelijk – onverwijld is meegedeeld, zoals artikel 7:677, eerste lid, BW vereist. Bij de beoordeling van deze klacht staat voorop dat de eis dat de dringende reden onverwijld wordt meegedeeld, ertoe strekt dat voor de werknemer onmiddellijk duidelijk is welke eigenschappen of gedragingen de werkgever hebben genoopt tot het beëindigen van de dienstbetrekking. Dit brengt mee dat voor de werknemer in redelijkheid geen enkele twijfel moet kunnen bestaan over de, als dringend aangemerkte, reden die de werkgever aan de beëindiging van de dienstbetrekking ten grondslag heeft gelegd.
grief VII, waarmee [appellant] opkomt tegen zijn veroordeling in reconventie tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding bedoeld in artikel 7:677, vierde lid, BW ten belope van € 1.874,21. Nu het ontslag op staande voet geen stand houdt, is er geen grond voor een veroordeling van [appellant] tot schadevergoeding zoals door Rijschool Amsterdam gevorderd.