ECLI:NL:GHAMS:2014:5468

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
22 december 2014
Zaaknummer
200.144.099-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris inzake informatieplicht en aansprakelijkstelling

In deze zaak heeft de Stichting op 24 maart 2014 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Amsterdam, die op 20 februari 2014 de klacht van de Stichting tegen de notaris ongegrond verklaarde. De klacht betreft het tekortschieten van de notaris in zijn informatieplicht en het niet schriftelijk reageren op een aansprakelijkstelling door de Stichting. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 oktober 2014, waarbij de notaris en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de Stichting niet. Het hof heeft het aanhoudingsverzoek van de Stichting afgewezen en de zaak behandeld.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 19 april 2012 werd een koopovereenkomst getekend tussen de Stichting en een koper voor een perceel grond met daarop een horecahal. De akte van levering zou op 15 oktober 2012 plaatsvinden, maar deze is niet doorgegaan. De Stichting ontbond de koopovereenkomst op 26 oktober 2012 na een brand op 24 mei 2012 die de horecahal verwoestte. De verzekeraar weigerde schadevergoeding op basis van herbouwwaarde, omdat de Stichting niet voldeed aan de polisvoorwaarden.

De Stichting verwijt de notaris dat hij niet heeft geverifieerd of het registergoed voldoende verzekerd was en dat hij niet schriftelijk heeft gereageerd op de aansprakelijkstelling. Het hof oordeelt dat de notaris niet tekort is geschoten in zijn informatieplicht, omdat hij aan de partijen heeft gevraagd of het registergoed goed verzekerd was. De notaris heeft geen verwijt te maken voor het niet onder de aandacht brengen van de polisvoorwaarden aan de koper. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart de klacht ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.144.099/01 NOT
nummer eerste aanleg : 544400/NT 13-44 J
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 16 december 2014
inzake
[klaagster]
gevestigd te [plaatsnaam],
appellante,
gemachtigde: [A],
tegen
[notaris],
notaris te [plaatsnaam],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. P.J. de Jong Schouwenburg, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: de Stichting) heeft op 24 maart 2014 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 20 februari 2014 (ECLI:NL:TNORAMS:2014:7). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van de Stichting tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard
.
1.2.
De notaris heeft een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
De mondelinge behandeling van de zaak is bepaald op 2 oktober 2014 te 13.30 uur. Bij faxbericht van 2 oktober 2014 (11.23 uur) heeft mr. G. Boot zich gesteld als gemachtigde van de Stichting en het hof verzocht de mondelinge behandeling voor ten minste vier weken aan te houden. [X], naar eigen zeggen voorzitter van de Stichting, heeft zich bij e-mailbericht van dezelfde dag (11.47 uur) geëxcuseerd voor de zitting.
1.4.
Op het voor de zitting bepaalde tijdstip zijn de notaris en zijn gemachtigde ter openbare terechtzitting van het hof verschenen. Van de zijde van de Stichting is niemand verschenen. Het hof heeft de notaris in de gelegenheid gesteld op het aanhoudingsverzoek te reageren. De (gemachtigde van de) notaris heeft bepleit het aanhoudingsverzoek af te wijzen, waarna het hof de zitting kort heeft geschorst voor beraad. Na hervatting van de zitting heeft de voorzitter de notaris medegedeeld dat het hof het aanhoudingsverzoek afwijst op grond van de ontijdige indiening daarvan, het ontbreken van (voldoende) klemmende redenen alsmede de gerede bezwaren van de zijde van de notaris. Vervolgens heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden, waarna het onderzoek is gesloten en de uitspraakdatum is bepaald en aan de notaris medegedeeld.
1.5.
Bij brief van 3 oktober 2014 heeft het hof de (gemachtigde van de) Stichting van het voorgaande op de hoogte gebracht.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Op 19 april 2012 is op het kantoor van de notaris een (onderhandse) koopovereenkomst getekend door de Stichting als verkoopster en [Y] (hierna koper) ten aanzien van “een perceel grond met daarop aanwezige horecahal (exclusief de aan de Bierbrouwerij [Z] toebehorende tapinstallatie), alsmede het voormalige (afgebrande) woonmuseum, weg, erf, tuin, grond en verder toebehoren” (hierna: het registergoed). De akte van levering zou ten overstaan van de notaris worden verleden op 15 oktober 2012 of op een nader overeen te komen datum.
3.2.2.
Artikel 12 lid 1 van de koopovereenkomst luidt:
“Het verkochte komt eerst voor risico van koper, zodra de notariële akte van levering is ondertekend, tenzij de feitelijke levering eerder plaatsvindt, in welk geval het risico met ingang van die dag overgaat op koper. Tot dat moment is verkoper verplicht het verkochte ten genoegen van koper naar herbouwwaarde casu quo nieuwbouwwaarde verzekerd te houden.”
3.2.3.
Bij gelegenheid van het tekenen van de koopovereenkomst heeft de voorzitter van de Stichting verklaard dat het registergoed naar herbouwwaarde was verzekerd en dat de Stichting extra premie had te voldoen wegens de toenmalige leegstand. Op 24 mei 2012 is de horecahal door brand verwoest. De verzekeraar heeft de Stichting daarna meegedeeld dat zij niet in aanmerking kwam voor schadevergoeding op grond van herbouwwaarde omdat zij op grond van de leegstand niet voldeed aan de polisvoorwaarden en is overgegaan tot uitkering van de schade op basis van de economische waarde.
3.2.4.
De op 15 oktober 2012 geplande levering heeft niet plaatsgevonden. Bij brief van 26 oktober 2012 heeft de Stichting de koopovereenkomst ontbonden.

4.Het standpunt van de Stichting

De klacht van de Stichting bestaat uit twee onderdelen:
1. De notaris is tekort geschoten in zijn informatieplicht door niet bij partijen te verifiëren of het registergoed “ten genoegen van de koper” verzekerd was. De notaris had uitdrukkelijk aan koper moeten vragen of de afgesloten verzekering tot zijn genoegen was en of hij akkoord was met de afgesloten verzekering.
2. De notaris heeft, in strijd met zijn eerdere toezegging, nagelaten schriftelijk te reageren op de aansprakelijkstelling door de Stichting.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.De beoordeling

6.1.
Op grond van artikel 107 lid 4 Wet op het notarisambt (Wna) behandelt het hof de zaak opnieuw in volle omvang.
6.2.
Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel heeft klager in hoger beroep benadrukt dat hij het de notaris met name verwijt dat de notaris geen uitdrukkelijk akkoord van de koper heeft gevraagd voor de door de Stichting afgesloten verzekering en bijbehorende polisvoorwaarden.
De kamer heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel overwogen dat een notaris bij partijen dient te verifiëren of het registergoed voldoende is verzekerd. Onder de gegeven omstandigheden (de koopovereenkomst is op het kantoor van de notaris ondertekend en bevatte een verzekeringsbeding) verenigt het hof zich met dit oordeel. Voorts heeft de kamer overwogen dat het echter niet tot de zorgplicht van de notaris behoort om zelf zich te verdiepen in de polisvoorwaarden om zich ervan te vergewissen dat het registergoed voldoende is verzekerd. Nu de notaris heeft gesteld dat hij op 19 april 2012 aan partijen heeft gevraagd of het registergoed goed was verzekerd en de Stichting die stelling niet, althans onvoldoende heeft bestreden is dit klachtonderdeel, aldus de kamer, ongegrond. Het hof verenigt zich ook met dit oordeel en de gronden waarop dit oordeel berust en neemt dit oordeel over. Daar voegt het hof nog aan toe dat de tekst van de tussen partijen gesloten (onderhandse) koopovereenkomst niet zover strekt dat de koper een uitdrukkelijk akkoord diende te geven op de (bijzondere) polisvoorwaarden van de door de Stichting afgesloten verzekering. De notaris treft dan ook geen verwijt dat hij de polisvoorwaarden niet uitdrukkelijk onder de aandacht van de koper heeft gebracht. Als de koper meer over de inhoud van de verzekering wilde weten had het op zijn weg gelegen de verkoper daarnaar te vragen.
6.3.
Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
6.4.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.5.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.C.W. Rang, mr. J. Blokland en mr. C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2014 door de rolraadsheer.