3.1.Het gaat in deze zaak om het volgende.
( a) Bouwfonds Ontwikkeling B.V. (hierna: Bouwfonds) heeft ingevolge een met de gemeente op 19 oktober 2006 gesloten overeenkomst de ontwikkeling en bebouwing gerealiseerd in de in [plaats] gelegen wijk Tuindorp Ouderkerk Zuid. Bouwfonds heeft daartoe de benodigde grond van de gemeente verkregen bij notariële akte van 25 juli 2008.
( b) J.[A] en [B], de bewoners van [adres] te [plaats] (verder: [A]), hebben op grond van door hen verwachte beperkingen van hun privacy in hun achtertuin bezwaar gemaakt tegen de realisatie van voormeld project. Bouwfonds is in dat kader met hen in overleg getreden, hetgeen op 13 april 2007 tot overeenstemming heeft geleid, zoals samengevat in de onder (h) weer te geven e-mail.
( c) Bouwfonds heeft het perceel met de daarop gestichte woning met toebehoren, thans bekend als [adres] te [plaats], op 1 februari 2011 verkocht en geleverd aan [geïntimeerde]. [geïntimeerde] is makelaar en taxateur onroerend goed.
( d) De achtertuin van [geïntimeerde] grenst aan een stukje openbaar (rest)groen van circa 22m2 (hierna: het talud). Het talud grenst aan de andere kant aan een sloot. Aan de overzijde van de sloot bevindt zich de achtertuin van [A]
( e) [geïntimeerde] heeft op 1 februari 2011 telefonisch contact opgenomen met de gemeente
en gevraagd of hij het talud zou kunnen kopen. In eerste instantie heeft hij gesproken met J. Bijleveld, ambtenaar bij de afdeling Beheer Openbare Ruimte. Zij heeft [geïntimeerde] doorverwezen naar[X], juridisch beleidsmedewerker van de gemeente ten aanzien van (onder meer) de gebieden verkeer en vervoer en grondzaken.
( f) [X] is in [geïntimeerde] gerichte e-mails van 21 maart 2011 en 6 april 2011 namens de gemeente akkoord gegaan met de verkoop van het talud aan [geïntimeerde] tegen een prijs van € 2.200,= kosten koper. Partijen verschillen van mening of [X] deze koop onvoorwaardelijk heeft gesloten en of de gemeente aan die koop is gebonden. Volgens [geïntimeerde] is een en ander het geval, volgens de gemeente niet.
( g) [X] heeft [geïntimeerde] laten weten dat hij niet op de afwikkeling van de overeenkomst hoefde te wachten voor het in gebruik nemen en gaan inrichten van het talud. [geïntimeerde] heeft na 6 april 2011 een beschoeiing laten plaatsen aan de grens van het talud en de sloot. De ruimte die tussen de beschoeiing en het talud aanwezig was, heeft hij aangevuld met grond. Tevens heeft hij op het talud een terras aangelegd.
( h) [X] heeft [geïntimeerde] bij e-mail van 9 mei 2011 als volgt bericht:
“(…) Door de bewoner van [adres]([A]; hof)
zijn wij er op gewezen dat in het verleden er blijkbaar afspraken zijn gemaakt om de strook grond tussen het pad achter uw woning en het water openbaar te houden. Deze informatie was aan mij niet eerder bekend: ik ga bij de in de brief genoemde collega’s van Ouder-Amstel (…) na, in hoeverre de gemeente inderdaad bij deze afspraken betrokken is geweest. Indien dit zo is, dan is het de vraag of het college van b & w inderdaad verder wil gaan met de verkoop of niet. Buiten het door de bewoner van de Watersnip opgeroepen puntn zijn er verder geen bezwaren tegen een verkoop bekend. Maar het college heeft zich eventueel ook te houden aan de toezegging uit 2007, indien zij daar inderdaad partij bij was. Maar ik verzoek u om uw eventueel gestarte activiteiten tav het inrichten van de grond op te schorten tot nader bericht. Met excuses voor deze vervelende en onvoorziene ontwikkeling, (…)”
( i) Burgemeester en wethouders van de gemeente (verder: het college) hebben [geïntimeerde] bij brief van 30 mei 2011, verzonden op 14 juni 2011 (en daarom verder te noemen: de brief van 14 juni 2011), welke brief ambtelijk is voorbereid door [X], als volgt bericht:
“(…) Door u is gevraagd om achter [adres] het stukje groen tussen het pad en het water te mogen aankopen. In eerste instantie bent u hierover ambtelijk positief bericht dat - onder voorbehoud van goedkeuring door ons college - dit waarschijnlijk goed mogelijk zou zijn. Wij verkopen op dit moment namelijk op veel locaties in onze gemeente dergelijke stroken van “restgroen”, dit mede vanuit een oogpunt van efficiëntie ten aanzien van het groenbeheer. Vanuit het oogpunt van groenbeheer en waterbeheer zijn er op zich ook geen bezwaren tegen een verkoop van deze strook grond. Het is ons echter gebleken dat deze gronden, die deel uitmaken van de realisatie van Tuindorp Ouderkerk Zuid door het Bouwfonds, nog niet door deze laatste aan ons is terug geleverd. Wij beschikken dus thans niet over de eigendom van deze grond en kunnen u deze derhalve ook niet overdragen. Zoals wij u per e-mail reeds hebben geïnformeerd, zijn er door het Bouwfonds ten aanzien van het gebruik van deze gronden ook bepaalde toezeggingen gedaan aan een bewoner van de Watersnip, inzake diens privacy bij de realisering van Tuindorp Ouderkerk Zuid. Het is dus goed mogelijk, dat (...) Bouwfonds bij een teruglevering van de grond in het koopcontract bepalingen zal laten opnemen, die aan een eventuele verkoop en gebruik als tuin in de toekomst in de weg zullen(staan; hof)
. Het spijt ons u niet beter te kunnen berichten. (…)”.
( j) Bouwfonds, (destijds) eigenaar van het talud, heeft [geïntimeerde] bij brieven van 17 juni 2011 en 11 juli 2011 gesommeerd het talud in de oorspronkelijke staat terug te brengen. [geïntimeerde] heeft daaraan niet voldaan. De gemeente heeft [geïntimeerde] bij e-mail van 12 juli 2011 bericht dat zij niet zal meewerken aan verkoop aan hem van grond met de bestemming groenvoorzieningen.
( k) Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam
van 14 oktober 2011 is Bouwfonds op vordering van [geïntimeerde] veroordeeld
“het talud (…) te gehengen en te gedogen in de staat waarin het zich bevindt, totdat partijen in onderling overleg anders overeenkomen of in een bodemprocedure anders zal zijn beslist”.
( l) Bij brief van 16 februari 2012 heeft de advocaat van [geïntimeerde] de gemeente gesommeerd het talud in de huidige staat van het Bouwfonds teruggeleverd te krijgen en dit vervolgens tegen de overeengekomen koopprijs van € 2.200,= door te leveren aan [geïntimeerde]. De gemeente heeft bij brief van 22 maart 2012 geantwoord, kort gezegd, dat zij hieraan niet zal voldoen.
( m) In de eerste aanleg van dit geding heeft [geïntimeerde], samengevat, gevorderd:
- een verklaring voor recht dat de gemeente het talud aan hem heeft verkocht en aan hem moet leveren;
- de veroordeling van de gemeente om binnen vijf werkdagen na betekening van het te wijzen vonnis het daarheen te leiden, dat Bouwfonds het talud aan haar (terug)levert;
- de veroordeling van de gemeente om het talud vervolgens door middel van een abc-akte terstond door te leveren aan [geïntimeerde];
een en ander op straffe van de verbeurte van dwangsommen en met veroordeling van de gemeente in de proceskosten.
( n) Na verweer van de gemeente en bewijslevering heeft de rechtbank de vorderingen van [geïntimeerde] bij het eindvonnis toegewezen en de gemeente tot betaling van de proceskosten veroordeeld. De gemeente heeft ingevolge dat vonnis het talud op 4 maart 2014 aan [geïntimeerde] geleverd.