3.1.Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. Sedert 1969 drijft [appellanten] drijft een onderneming als eenmanszaak en vanaf 1992 als vennootschap onder firma.
b. [appellanten] is werkzaam voor opdrachtgevers in de zand- en grindwinning, waarvan de voornaamste Sibelco is. [appellanten] verwijdert voor haar opdrachtgevers de deklaag van enkele meters van daarvoor aangewezen percelen grond en slaat die op in depot. Daarbij moeten humusrijke teelaarde en de afdekgrond gescheiden blijven opdat de grond vruchtbaar blijft. De opdrachtgever kan uit de in depot gelegde deklaag wit zand of kwartzand winnen. [appellanten] maakt vervolgens de grond opnieuw geschikt voor de bestemming daarvan, te weten natuurgebied, landbouwgrond of recreatiegebied. Dan kunnen weer bomen of gewassen worden aangeplant in de grond of kan een recreatieplas ontstaan.
c. [appellanten] is lid van de brancheorganisatie De Vereniging Cultuurtechnische Werken en Grondverzet, Meststoffendistributie en Loonwerken in de Agrarische Sector in Nederland en via deze organisatie lid van Colland, een samenwerkingsverband voor sociale regelingen tussen werkgevers en werknemers in de agrarische sector.
d. Daarnaast is [appellanten] aangesloten bij het Bedrijfspensioenfonds Landbouw (verder: Bpf Landbouw). Deelname in dit pensioenfonds is laatstelijk verplicht gesteld bij besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de Minister) van 18 maart 2008 (hierna: het Verplichtstellingsbesluit Landbouw).
e. Bij besluit van de Minister van (laatstelijk) 30 januari 2009, gepubli-ceerd in de Staatscourant van 3 februari 2009 (hierna: het Verplicht-stellingsbesluit Bouwnijverheid) is - kort gezegd - de deelname aan Bpf Bouw voor werkgevers met ondernemingen in (onder meer) de bouw verplicht gesteld.
f. Het Verplichtstellingsbesluit Bouwnijverheid definieert de aangesloten ondernemingen - voor zover van belang - als volgt:
“
a. de ondernemingen, waarvan het bedrijf gericht is op productie voor derden op het gebied van:
1. het geheel of gedeeltelijk uitvoeren - met alle daartoe dienstige materialen en werkwijzen - van bouwwerken op het gebied van de Burgerlijke en Utiliteitsbouw, Grond-, Water-, Spoor-, en Wegenbouw, het Straatmakersbedrijf, het Heibedrijf, de Kust- en Oeverwerken en het Grondborings- en Buizenleggersbedrijf, alsmede werken die naar hun aard tot het bouwbedrijf moeten worden gerekend.
Onder bouwwerken worden verstaan respectievelijk daarmee gelijk-gesteld: Woningen ,[...] grondwerken anders dan van agrarische aard alsmede cultuurtechnische werkzaamheden die geen direct verband houden met de uitoefening van het agrarisch bedrijf danwel het hoveniersbedrijf [...]”.
g. Bij brief van 23 juni 2008 heeft Cordares Capital Care namens Bpf Bouw [appellanten] en een aantal andere ondernemingen bericht dat, nu de bedrijfsuitoefening van hun onderneming gewijzigd was en hun bedrijf in overwegende mate werkzaamheden verricht die vallen onder de Verplichtstellingsbeschikking van Bpf Bouw, zij per 1 juli 2008 verplicht werden aangesloten bij het pensioenfonds van Bpf Bouw.
h. Bij brief van 30 juni 2008 heeft [appellanten] bezwaar gemaakt en - voorwaardelijk - verzocht hem - op de voet van artikel 13 Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (verder: Wet Bpf 2000) - vrijstelling te verlenen, zodat hij kon blijven deelnemen in Bpf Landbouw. In juli en september 2008 hebben partijen over de inschrijving c.q. aansluiting van (onder meer) [appellanten] gecorrespondeerd. Bpf Bouw heeft geweigerd op de voorwaardelijke vrijstellingsaanvrage te beslissen. Tegen deze weigering is onder meer door [appellanten] beroep ingesteld bij de rechtbank te Rotterdam, die dit beroep bij uitspraak van 9 februari 2009 gegrond heeft verklaard. Bpf Bouw is daarbij de verplichting opgelegd alsnog de voorwaardelijke vrijstellings-aanvraag in behandeling te nemen.
i. Bij brief van 24 april 2009 heeft Colland namens het bestuur van Bpf Landbouw aan Bpf Bouw medegedeeld dat [appellanten] verplicht is aangesloten bij het Bedrijfstakpensioenfonds BPL (Bpf Landbouw).
j. Op 24 februari 2010 heeft na van onder meer [appellanten] voor de Bezwaarcommisie van Bpf Bouw een hoorzitting plaatsgevonden. Daaar is besproken dat een werkingssfeeronderzoek zou worden uitgevoerd, teneinde te bepalen of de verplichtstelling van Bpf Bouw op de onderneming van toepassing is. Na het onderzoek zou de Bezwaar-commissie op verzoek van de meest gerede partij het onderzoek heropenen.
k. In september 2010 heeft Cordares Diensten BV (hierna Cordares), in opdracht van Bpf Bouw een werkingssfeeronderzoek uitgevoerd. De opdracht hield in na te gaan in hoeverre [appellanten] werkzaamheden uitvoert, welke genoemd worden in de Verplichtstellingsbeschikking Bpf Bouw, de werkingssfeer van de CAO Bouwnijverheid en de CAO Bedrijfstakeigen regelingen in de Bouwnijverheid. Cordares concludeerde in haar rapport van 29 september 2010 aan de hand van steekproeven tot een verdeling van 37,79% in 2008 tot 65,63% in 2009 (uitgaande van de omzetverdeling op basis van klant en omschrijving) dan wel 40,97% in 2008 tot 56,76% in 2009 (uitgaande van de loonsomverdeling) van de activiteiten van [appellanten], die onder de werkingssfeer van Bpf Bouw vallen.
l. Bij brief van 29 oktober 2010 heeft [appellanten] Bpf Bouw bericht dat zij het rapport onjuist acht. Bpf Bouw heeft hierop niet gereageerd.
m. Bij brief van 7 april 2011 heeft Cordares namens Bpf Bouw [appellanten] bericht dat zij haar tot 1 januari 2011 een vrijstelling verleende en dat zij per 1 januari 2011 zou zijn aangesloten bij Bpf Bouw en vanaf die datum premieplichtig zou zijn.
n. [appellanten] heeft zich hiertegen verzet, waarop Cordares bij brief van 18 januari 2012 heeft laten weten dat zij het door haar namens Bpf Bouw ingenomen standpunt handhaafde.