ECLI:NL:GHAMS:2014:6061
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bepaling hoofdverblijfplaats en omgangsregeling van kinderen na scheiding
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 15 april 2014, is er hoger beroep ingesteld door de man tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 17 juli 2013. De zaak betreft de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de omgangsregeling na de scheiding van de ouders. De man en de vrouw, die samen drie kinderen hebben, zijn verdeeld over de vraag bij welke ouder de hoofdverblijfplaats van de kinderen dient te worden vastgesteld. De man verzoekt om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, terwijl de vrouw verzoekt om de eerdere beschikking te bekrachtigen.
De rechtbank had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de oudste zoon bij de man zou zijn, maar de man stelt dat de hoofdverblijfplaats van de jongere kinderen ook bij hem moet zijn vanwege de persoonlijke problematiek van de vrouw, waaronder overmatig alcohol- en marihuanagebruik. De vrouw ontkent deze beschuldigingen en stelt dat zij adequaat hulp heeft ontvangen en in staat is om voor de kinderen te zorgen.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapportage geadviseerd om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw te handhaven, omdat zij in staat is om een veilige en stabiele opvoedingsomgeving te bieden. Het hof heeft geconcludeerd dat de man niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims over de opvoedingssituatie bij de vrouw. De huidige omgangsregeling, die in onderling overleg tussen partijen wordt uitgevoerd, biedt voorspelbaarheid en continuïteit voor de kinderen.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de man afgewezen. De beslissing benadrukt het belang van de kinderen en de noodzaak om hun band met beide ouders te behouden.