ECLI:NL:GHAMS:2014:6109

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2014
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
02-04473
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van een multifunctioneel apparaat in het Geharmoniseerd Systeem voor douanerechten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de indeling van een multifunctioneel apparaat in het Geharmoniseerd Systeem (GS) voor douanerechten. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. N.P.J. Ooyevaar van KPMG Meijburg & Co, had een verzoek ingediend voor terugbetaling van douanerechten die ten onrechte waren geheven bij de invoer van het apparaat. De inspecteur van de Belastingdienst/Douane had het verzoek afgewezen, met als argument dat het apparaat onder een andere GS-post moest worden ingedeeld.

De belanghebbende stelde dat het apparaat moest worden ingedeeld onder GS-post 8471 60, terwijl de inspecteur indeling onder GS-post 8517 21 voorstelde. Het Hof overwoog dat voor de indeling van multifunctionele apparaten de hoofdfunctie bepalend is. Het Hof concludeerde dat de faxfunctie niet ondergeschikt was aan de print- en scanfunctie, en dat het apparaat op de markt werd gebracht als een 'all-in-one color inkjet product'.

Het Hof oordeelde dat de indeling van het apparaat moest geschieden met toepassing van indelingsregel 3, waarbij de post die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst, moet worden toegepast. Dit leidde tot de conclusie dat het apparaat terecht was ingedeeld onder GS-onderverdeling 8517 21. De bestreden uitspraak van de inspecteur werd derhalve bevestigd, en het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er zijn geen proceskosten aan de orde gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Douanekamer
Uitspraak
in zaaknr. 02/04473
de dato 13 november 2014

1.De procedure

1.1.
Op 1 augustus 2002 is bij het Hof een beroepschrift ingekomen van mr. N.P.J. Ooyevaar van KPMG Meijburg & Co te Amstelveen, namens [belanghebbende]. te [vestigingsplaats], belanghebbende.
Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur van Belastingdienst/
Douane district Roermond (hierna: de inspecteur) van 2 juli 2002, kenmerk 01/426/581/143, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen een beschikking van de inspecteur van 12 juni 2001, met kenmerk [nummer], strekkende tot weigering van een verzochte terugbetaling ten bedrage van ƒ 223,15 (€ 101,26) aan douanerechten, werd afgewezen.
1.2.
Van belanghebbende is een griffierecht van € 218 geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend met dagtekening 21 januari 2003. De inspecteur heeft daarop gereageerd bij conclusie van dupliek met dagtekening 14 februari 2003.
1.3.
De behandeling van het beroep is op eenparig en herhaald verzoek van partijen aangehouden in afwachting van de beroepsprocedures die hebben geleid tot de arresten van de Hoge Raad van 1 maart 2013, nrs. 11/02062 (ECLI:NL:HR:2013:BZ2688) en 11/02134 (ECLI:NL:HR:2013:BZ2693).
1.4.
Belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting een nader stuk ingediend, bij het Hof ingekomen op 17 september 2014. De inspecteur heeft voorafgaand aan de zitting een nader stuk ingediend, bij het Hof ingekomen op 26 september 2013. Afschriften van beide stukken zijn aan de wederpartij gestuurd.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Met deze zaken zijn ter zitting gelijktijdig behandeld de zaken met de nummers 99/90106, 99/90107 en 99/90108.

2.Feiten

2.1.
Bij brief van 17 mei 2001 heeft belanghebbende aan de inspecteur verzocht om op de voet van artikel 236 van het CDW een terugbetaling van ƒ 223,15 (€ 101,26) aan douanerechten te verlenen. Het verzoek betreft de invoer van de “[naam]”, welk apparaat volgens belanghebbende door haar ten onrechte is aangegeven onder post 8517, omdat het dient te worden ingedeeld als printer onder goederencode 8471 60 van het Geharmoniseerd Systeem. In zijn onder 1.1 genoemde beschikking van 12 juni 2001 heeft de inspecteur dit verzoek afgewezen.
2.2.
Tot de stukken van het geding behoort een afdruk van 16 augustus 2000 van een pagina van de website www.[naam].com. Deze pagina betreft een ‘product overview’ van het apparaat, waarin onder meer het volgende is vermeld:
“The [naam] is an all-in-one color inkjet product that’s great for the home or small office. Out of the box, it’s a black-and-white copier and fax machine. When connected to a PC, it also becomes a color copier, color scanner, and color printer. Includes OCR software to turn scanned documents into electronic documents that you can use and edit without retyping. (…)”
Vervolgens worden de “Key Features and Benefits” van het apparaat opgesomd.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag in welke post van het Geharmoniseerd Systeem (GS) het onderhavige apparaat moet worden ingedeeld. Belanghebbende bepleit dat het product moet worden ingedeeld in GS-post 8471 60, primair op grond van indelingsregel 1 en subsidiair ingevolge indelingsregel 3b.
De inspecteur staat indeling onder GS-post 8517 21 voor, primair op grond van indelingsregel 1 en subsidiair op grond van indelingsregel 3c.
Niet in geschil is dat, ingeval het gelijk aan belanghebbende is, de gevraagde terugbetaling dient te worden verleend.

4.Relevante bepalingen

De toepasselijke bepalingen van de GS luiden als volgt.
Aantekening 3 en 5 op afdeling XVI
3. Voor zover niet anders is bepaald, worden combinaties van machines van verschillende soorten, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die een geheel vormen, alsmede machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies, ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex.
5. Voor de toepassing van vorenstaande aantekeningen heeft het woord ‘machines’ zowel betrekking op machines als op de verschillende toestellen, apparaten, uitrustingen en werktuigen, bedoeld bij hoofdstuk 84 of 85.
Aantekening 5B tot en met 5D op hoofdstuk 84
B. Automatische gegevensverwerkende machines kunnen voorkomen in de vorm van systemen bestaande uit een variabel aantal afzonderlijke eenheden. Met inachtneming van het bepaalde in letter E hierna, wordt een eenheid als een deel van een compleet systeem aangemerkt, indien zij aan alle hiervoor omschreven voorwaarden voldoet, te weten:
a. a) zij moet van de soort zijn die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem;
b) zij moet, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenschakeling van een of meer andere eenheden, op de centrale verwerkingseenheid kunnen worden aangesloten, en
c) zij moet in staat zijn gegevens te ontvangen of te leveren in een vorm – codes of signalen – die bruikbaar is voor het systeem.
C. Afzonderlijk aangeboden eenheden van een automatische gegevensverwerkende machine worden onder post 8471 ingedeeld.
D. Afdrukkers, toetsenborden, invoertoestellen met X-Y-coördinaten en schijvengeheugeneenheden die voldoen aan het bepaalde in letter B, onder b) en c), hiervoor, zijn in alle gevallen in te delen als eenheden bedoeld bij post 8471.
GS-onderverdeling 8471 60
8471 Automatische gegevensverwerkende machines en eenheden daarvoor; magnetische en optische lezers, machines voor het in gecodeerde vorm op dragers overzetten van gegevens en machines voor het verwerken van die gegevens, elders genoemd noch elders onder begrepen:
(…)
8471 60 − invoereenheden en uitvoereenheden, ook indien zij in dezelfde behuizing geheugeneenheden bevatten:
(…)
GS-onderverdeling 8517 21
8517 Elektrische toestellen voor lijntelefonie en voor lijntelegrafie, lijntelefoontoestellen met draagbare draadloze hoorn en toestellen voor telecommunicatie met draaggolf of voor digitale telecommunicatie daaronder begrepen; videofoontoestellen:
(…)
− telekopieertoestellen en telexapparaten:
8517 21 − − telekopieertoestellen
(…)

5.Rechtsoverwegingen

5.1.
Gelet op de omstandigheid dat met de [naam] (hierna: het apparaat) kopieën kunnen worden gemaakt, kan dit apparaat in beginsel worden ingedeeld in post 9009. Belanghebbende heeft onweersproken gesteld dat het apparaat zijn kopieermogelijkheid niet dankt aan objectieve eigenschappen waarvan het apparaat speciaal met het oog op die functie is voorzien en die het apparaat een geschiktheid geven voor het maken van fotokopieën. De kopieerfunctie is slechts een sequeel van de technische uitrusting voor de afdruk-, scan- en faxfunctie en dient daarom voor de indeling in het tarief buiten beschouwing te blijven (vgl. Hoge Raad 11 januari 2008, nr. 42 298, r.o. 3.9 en 3.10, ECLI:NL:HR:2008:AZ9087).
5.2.
Met het apparaat kunnen afdrukken en scans van documenten worden gemaakt en kunnen faxberichten worden verzonden en ontvangen. Het apparaat beschikt daarmee over de objectieve kenmerken en eigenschappen van zowel een printer, een scanner (beide GS-onderverdeling 8471 60) als een telefax (GS-onderverdeling 8517 21).
Anders dan belanghebbende heeft bepleit volgt uit aantekening 5D op hoofdstuk 84 niet dat een dergelijk multifunctioneel apparaat, vanwege zijn afdrukfunctie, in post 8471 dient te worden ingedeeld. Dit blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 11 december 2008, Kip Europe SA e.a. en Hewlett Packard International SARL, gevoegde zaken C-362/07 en C-363/07 (hierna: het arrest Kip e.a.), waarin het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat indeling van een multifunctioneel apparaat (print/scan/kopie), dat onder meer over een printfunctie beschikte, diende te geschieden met toepassing van aantekening 5B op hoofdstuk 84, waar nodig in combinatie met aantekening 3 op afdeling XVI.
5.3.
Vast staat dat het apparaat op een centrale verwerkingseenheid kan worden aangesloten en dan in staat is als uitvoereenheid (print)gegevens te ontvangen en als invoereenheid (scan)gegevens te leveren in een vorm die bruikbaar is voor een automatisch gegevensverwerkend systeem (scan-to-file). Vaststaat voorts dat het apparaat niet van de soort is die uitsluitend wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem, omdat het apparaat ook, onafhankelijk van een dergelijk systeem, over een faxfunctie beschikt.
Blijkens genoemd arrest Kip e.a. dient in dat geval op grond van aantekening 5B op hoofdstuk 84 te worden nagegaan of het apparaat van de soort is die ‘hoofdzakelijk’ wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem. Daartoe moet worden beoordeeld of de faxfunctie ondergeschikt is aan de print- en scanfunctie dan wel of de faxfunctie even belangrijk is als beide andere functies (vgl. Kip e.a, punt 46).
5.4.
Belanghebbende heeft ter zake aangevoerd dat de print- en scansnelheid hoger zijn dan de faxsnelheid, dat de printresolutie (1200 dpi) veel hoger ligt dan de faxresolutie (300 dpi) en dat het apparaat wel in kleur kan printen en scannen, maar niet in kleur kan faxen (zie 2.2). Daarom is, aldus belanghebbende, de faxfunctie ondergeschikt aan de print- en scanfunctie. Het Hof volgt belanghebbende hierin niet. Zoals de Hoge Raad heeft gepreciseerd in zijn arrest van 1 maart 2013, nr. 11/02062, punt 4.3, dient voor de bepaling of de faxfunctie al dan niet ondergeschikt is aan de print- en scanfunctie te worden getoetst of het desbetreffende apparaat gebruikswensen op het gebied van telefaxen tot op (ten minste) gelijke hoogte kan vervullen als gebruikswensen op het gebied van printen en scannen. Hieruit volgt dat, anders dan belanghebbende voorstaat, geen vergelijking van prestaties (snelheid, resolutie, kleur) in absolute zin dient plaats te vinden.
Partijen hebben zich ter zitting eenparig op het standpunt gesteld dat het apparaat beschikt over een volwaardige faxfunctie. Het Hof acht, gelet op de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting, aannemelijk dat het apparaat destijds de gebruikswensen op het gebied van faxen ten minste op een vergelijkbaar niveau vervulde als de gebruikswensen op het gebied van printen en scannen, wat er verder ook zij van de stellingen van belanghebbende over de capaciteit van de sheetfeeder en de aanwezigheid van slechts één papierlade. Hieruit volgt dat de faxfunctie niet ondergeschikt is aan de print- en scanfunctie, zodat aantekening 5B op hoofdstuk 84 niet tot indeling onder post 8471 dwingt.
5.5.
Uit het arrest Kip e.a. en het arrest Hof van Justitie 17 mei 2001, C-119/99, Hewlett Packard B.V. (ECLI:EU:C:2001:277) volgt dat, indien aantekening 5B op hoofdstuk 84 niet tot indeling in post 8471 noopt en alle in aanmerking komende posten deel uitmaken van afdeling XVI (= hoofdstuk 84 en 85) van het GS, indeling – zo mogelijk – dient te geschieden met toepassing van aantekening 3 op afdeling XVI.
Ingevolge aantekening 3 op afdeling XVI worden machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex. Nagegaan moet dus worden of de faxfunctie, de scanfunctie danwel de printfunctie de hoofdfunctie is. Het Hof overweegt ter zake als volgt.
5.6.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van 14 april 2011, C-288/09, British Sky, (r.o. 76 en 77) volgt dat voor het bepalen van de hoofd- en nevenfunctie als bedoeld in aantekening 3 op afdeling XVI acht dient te worden geslagen op de inherente bestemming van de goederen en dat daarbij rekening moet worden gehouden met wat voor de consument hoofd- en bijzaak is.
Blijkens de stukken van het geding wordt het apparaat op de markt gebracht als ‘all-in-one color inkjet product’, dat ‘out of the box’ kan worden gebruikt als (zwart/wit) kopieer- en faxapparaat en, indien verbonden met een computer, als kleurenprinter, kleurenscanner en kleurenkopieerapparaat (vgl. 2.2). Mede gelet op de technische beschrijving van het apparaat acht het Hof het daarom aannemelijk dat het apparaat (destijds) de gebruikswensen van de beoogde consument op het gebied van faxen, scannen en printen op gelijkwaardige wijze vervulde, zodat het niet mogelijk is een hoofdfunctie in de zin van aantekening 3 op afdeling XVI aan te wijzen. Anders dan belanghebbende heeft bepleit staat de omstandigheid dat het apparaat niet in kleur kan faxen niet aan dit oordeel in de weg, nu is gesteld noch gebleken dat de gebruikswensen van de beoogde consument (‘home or small office’) voor een faxapparaat destijds de mogelijkheid tot het verzenden en ontvangen van faxberichten in kleur zou omvatten.
5.7.
Nu het apparaat, gelet op het vorenoverwogene, met toepassing van indelingsregel 1 vatbaar is voor indeling onder meer dan één post, dient indeling te geschieden met toepassing van indelingsregel 3.
5.8.
Anders dan belanghebbende heeft betoogd is indeling aan de hand van indelingsregel 3b naar ’s Hofs oordeel niet mogelijk. Weliswaar heeft belanghebbende ter zitting onweersproken gesteld dat het apparaat een samenvoeging is van een ‘printmodule’, een ‘scanmodule’ en een faxmodem, doch de printmodule en de scanmodule zijn geen van beide meer toe te rekenen aan het gebruik als faxapparaat dan wel aan het gebruik als scanner of printer. Dat brengt mee dat niet op grond van het karakter van deze modules valt uit te maken of het apparaat in zijn geheel beschouwd zijn wezenlijk karakter aan juist die module(s) ontleent (vgl. Hoge Raad 1 maart 2013, nr. 11/02134, r.o. 4.2.4). Het faxmodem is wel uitsluitend toe te rekenen aan de faxfunctie, maar aan dit onderdeel, dat zowel wat betreft waarde als wat betreft omvang van zeer geringe betekenis is, ontleent het apparaat naar het oordeel van het Hof – in navolging van partijen – niet zijn wezenlijk karakter.
5.9.
Nu indeling aan de hand van regel 3b niet mogelijk is, dient ingevolge indelingsregel 3c de post te worden toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst, hetgeen resulteert in indeling van het apparaat in GS-onderverdeling 8517 21. De bestreden UTB is derhalve, voor zover zij het onderwerpelijke apparaat betreft, terecht aan belanghebbende uitgereikt.
Slotsom
Op grond van het vorenoverwogene komt het Hof tot het oordeel dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

6.Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van een der partijen in de proceskosten.

7.Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, E.M. Vrouwenvelder en D.B. Bijl, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Grando, griffier. De beslissing is op 13 november 2014 in het openbaar uitgesproken. Bij afwezigheid van de voorzitter is de uitspraak ondertekend door de oudste raadsheer.
De griffier: De oudste raadsheer:
Beroep in cassatie
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en bevat ten minste:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de indiener de Hoge Raad verzoeken de wederpartij te veroordelen tot betaling van de proceskosten.