Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
zaaknummer 200.130.345/01.
zaaknummer 200.130.536/01.
zaaknummer 200.130.536/01nader geconcretiseerd en gewijzigd.
2.De feiten
3.Het geschil in hoger beroep
zaaknummer 200.130.345/01heeft de man het hof verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en:
onroerend goed;
zaaknummer 200.130.536/01heeft de vrouw het hof verzocht de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en haar oorspronkelijke verzoeken toe te wijzen, rekening houdend met de wijzigingen zoals verwoord in het beroepsschrift. Zoals hiervoor onder 1.4 overwogen, heeft de vrouw nadien, op 11 november 2013, haar verzoek aangepast, althans geconcretiseerd. Het hof zal hieronder – waar nodig – nog terugkomen op dit gewijzigde verzoek.
4.Beoordeling van het hoger beroep
grief 5 van de man;
grief 6 van de vrouw) en (een onderdeel van)
grief 7 van de manomtrent de eigenaarslasten van de woning in 2012/2013.
- Volgens de man is de vrouw al voor oktober 2011 tekortgeschoten met haar stortingen, zodat de man per saldo € 4.650,- te veel heeft betaald. Hij vordert dit bedrag van de vrouw.
- De vrouw is daarentegen van mening dat de man, nu zij langer heeft doorbetaald dan hij, aan haar een bedrag verschuldigd is van € 4.055,-.
- De woning is in 1996, toen partijen nog niet waren getrouwd, casco opgeleverd. De vrouw heeft in de jaren daarop spaargeld aangewend voor het afbouwen van de woning; de man had toen geen spaargeld. Daarnaast hebben partijen grond verkocht en de opbrengst daarvan in de woning geïnvesteerd.
- In de concept-akte huwelijkse voorwaarden van 28 augustus 2002 is daartoe opgenomen dat de vrouw een bedrag van fl. 60.000,- (€ 27.227,-) meer heeft betaald ter zake van de aankoop van de woning en dat de man dit bedrag in geval van scheiding als schuld aan de vrouw zal voldoen. Deze bepaling is niet in de uiteindelijke akte opgenomen, omdat partijen destijds hebben afgesproken daartoe een afzonderlijke overeenkomst op te stellen, maar dat is niet meer gebeurd.
grief 3 van de vrouwen de
grieven 1, 4 en 7 van de man).
Grief 5 van de vrouwheeft betrekking op de huishoudelijke kosten; deze kwestie houdt verband met de vof omdat partijen de huishoudelijke kosten (mede) financierde door onttrekkingen aan de vof.
- de kosten van de arbeidsongeschiktheidsverzekering van de vrouw ten bedrage van € 19.189,-;
- de ziektekostenverzekering van de vrouw ten bedrage van € 7.449,-;
- de boete van de UWV van € 8.000,-;
- een bedrag van € 5.611,- ter zake van de gezinsvakantie in 2009.
- De vraag of de bedragen die op de beginbalans de vof uit 2006 staan juist zijn, met name de inbreng van de vrouw ten bedrage van € 84.135,-.
- De vraag of de privé-onttrekkingen aan de vof juist zijn geadministreerd, gelet op de achterliggende stukken. Daarbij gaat het vooral om de vraag of er onttrekkingen zijn geweest die ten onrechte als onttrekking van de man (in plaats van een gezamenlijke onttrekking) zijn geboekt, en aan de vraag of er onttrekkingen zijn geweest die ten onrechte als gezamenlijke onttrekking (in plaats van een onttrekking van de vrouw) zijn geboekt. De deskundige zal in het bijzonder aandacht moeten besteden aan de stellingen van de man omtrent de lijfrenteverzekering van de vrouw (
- De vraag of de kapitaalsaldi op de slotbalans juist zijn.
- De vraag of het overzicht van de vrouw over de door ieder van partijen betaalde kosten van de huishouding juist is.
- primair te bepalen dat de levensverzekering bij Allianz Future (ten name van de man en de vrouw) zonder nadere verrekening met de man aan de vrouw wordt toebedeeld;
- subsidiair te bepalen dat de levensverzekering bij Allianz Future (ten name van de man en de vrouw) zal worden gesplitst onder de voorwaarde dat de man aan de vrouw zal voldoen het bedrag van € 8.160,- aan premies.
- De polis, die een looptijd heeft van 5 juli 1996 tot 5 juli 2026 vermeldt de man en de vrouw als verzekeringsnemers. Als eerste begunstigden van de verzekeringsuitkering worden genoemd: de man en de vrouw ieder voor een gelijk deel.
- De overeenkomst is een beleggingsverzekering, waarvoor maandelijks premies zijn verschuldigd, welke premies (na aftrek van diverse kosten) participaties in het Allianz Holland Selectie Fonds worden aangekocht. Overeengekomen is dat de vrouw de premies voldoet.
- Aan het eind van de looptijd zal de waarde van de “toegewezen participaties” worden uitgekeerd aan beide verzekeringnemers, mits zij op dat moment beiden nog in leven zijn. Bij overlijden van een van beide verzekeringnemers tijdens de looptijd van de verzekering, wordt de verzekering beëindigd en wordt aan de langstlevende verzekeringnemer een bedrag van € 110.972,- uitgekeerd.
grief 3 van de manwordt onder meer erover geklaagd dat de man de contact-grill / tosti-ijzer niet van de vrouw heeft gekregen. Nu de vrouw zegt dat de grill niet meer aanwezig is, dient zij de schade te vergoeden, aldus de man. Deze grief faalt. De man heeft onvoldoende toegelicht waarom hij de vrouw aansprakelijk zou kunnen houden voor de “verdwijning” van de grill en welke schade hij dientengevolge heeft geleden. Dit had, gelet op de aard van de vordering en de stand van het geding, wel op zijn weggelegen.
grief 7 stelt de mandat hij jegens de vrouw aanspraak kan maken op een bedrag van € 39.241,-. De man voert aan dat hij in 2009 uit privé-middelen investeringen heeft gedaan in gemeenschappelijk bezit, te weten enkele percelen weiland en de aanleg van beschoeiing. De man stelt dat hij te dier zake een vergoedingsrecht heeft. Hij heeft stukken overgelegd die zijn vordering nader onderbouwen (productie 21).
zesde grief, waarin hij erover klaagt dat de rechtbank heeft nagelaten een deskundige te benoemen. Nog daargelaten dat het aan het beleid van de rechter is overgelaten of hij al dan niet over gaat tot benoeming van een deskundige.