ECLI:NL:GHAMS:2014:65

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
23 januari 2014
Zaaknummer
200.126.400-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor brandschade door kortsluiting in vrachtauto

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid voor brandschade die is ontstaan door een brand in een bedrijfsverzamelgebouw op 15 mei 2011. De brand is vermoedelijk ontstaan in de unit van [X] Logistics, waar een vrachtauto met een defect hydraulisch systeem was gestald. De appellanten, [X] Transport B.V. en [X] Logistics B.V., zijn in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin zij hoofdelijk aansprakelijk zijn gesteld voor de schade die de vennootschappen Planet c.s. hebben geleden door de brand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brand is ontstaan door kortsluiting in de accubekabeling van de vrachtauto, die niet was gezekerd. De appellanten betwisten de vaststelling van de brandoorzaak en de plaats van ontstaan van de brand. Het hof overweegt dat de brand in de vrachtauto is ontstaan, maar dat niet met absolute zekerheid kan worden vastgesteld dat de brand niet in een andere unit is ontstaan en vervolgens naar de unit van [X] is overgeslagen. Het hof laat de appellanten toe tot bewijslevering over de brandoorzaak en de plaats van ontstaan van de brand. De aansprakelijkheid van [X] Logistics wordt ook besproken, waarbij het hof oordeelt dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen door [X] Logistics, aangezien de chef van de werkplaats geen gebreken aan de vrachtauto heeft geconstateerd tijdens een inspectie. De beslissing over de aansprakelijkheid wordt aangehouden totdat het bewijs is geleverd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.126.400/01
zaaknummers rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem: C/15/188795/HAZA 12-38 en C/15/190449/HAZA 12-137
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 januari 2014
inzake

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[X] TRANSPORT B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] LOGISTICS B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. A. van Hees te Amsterdam,
tegen:

1.de vennootschap onder firma PLANET LITTLE KIDS FURNITURE V.O.F.,

gevestigd te Overveen, gemeente Bloemendaal,
2.
[GEÏNTIMEERDE SUB 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
de vennootschap onder firma KATALYST IXTLAN,
gevestigd te Heemskerk,
geïntimeerden,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna [appellanten] en ieder voor zich [X] Transport respectievelijk [X] Logistics genoemd. Geïntimeerden worden hierna Planet c.s., en ieder voor zich Planet, [geïntimeerde sub 2] en Katalyst genoemd.
[appellanten] zijn bij dagvaarding van 23 april 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 13 februari 2013, gewezen tussen [appellanten] als gedaagden en Planet c.s. als eisers. De dagvaarding bevat de grieven.
Planet c.s. hebben daarna een memorie van antwoord, met twee producties, ingediend.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover het is gewezen tussen [appellanten] en Planet c.s., en de vorderingen van Planet c.s. alsnog zal afwijzen, Planet c.s. hoofdelijk zal veroordelen tot terugbetaling van € 338.977,29, met rente, met beslissing over de proceskosten, met nakosten.
Planet c.s. hebben geconcludeerd tot bekrachtiging, met beslissing over de proceskosten, met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.8) de feiten beschreven die tussen partijen vaststaan. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en binden dus ook het hof. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
( i) Op de hoek van de [adres 1] en de [adres 2] en van de [adres 2] en de [adres 3] te [plaats] heeft een gebouw gestaan. Een gedeelte van dat gebouw (het gedeelte gelegen op de hoek van de [adres 2] en de [adres 3] ) werd gebruikt door [Y] , die van dat gedeelte ook de eigenaar was. Het andere gedeelte (gelegen op de hoek [adres 1] / [adres 2] ) was eigendom van de heer en mevrouw [Y] , en werd door hen als bedrijfsverzamelgebouw geëxploiteerd en in afzonderlijke units verhuurd aan verschillende bedrijven, waaronder Planet, [geïntimeerde sub 2] , Katalyst en [X] Logistics.
( ii) Aan de kop van het gebouw (gelegen aan de [adres 1] ) bevonden zich drie kleinere units, met toegangsdeuren/rolpoorten uitkomend op de [adres 1] . Unit [adres 1] [nummer A] hadden de heer en mevrouw [Y] verhuurd aan Planet (voor de opslag en handel in kindermeubilair), een gedeelte van unit [adres 1] [nummer B] hadden zij verhuurd aan [geïntimeerde sub 2] (voor de opslag, reparatie en handel in gebruikte kopieerapparaten) en een ander gedeelte aan Katalyst (voor de opslag en handel in kleding). In het dak van deze units bevonden zich twee afzonderlijke lichtkoepels. Achter de drie units aan de [adres 1] bevond zich de unit verhuurd aan [X] Logistics, met een toegangsdeur/rolpoort uitkomend op de [adres 2] , nummer [nummer C] . In het dak van deze unit bevindt zich een lichtstraat. Tussen het dak van de bedrijfsloods en de bovenzijde van de wanden tussen de bedrijfsunits die waren gehuurd door [X] Logistics en Planet c.s. zaten meerdere openingen (ventilatiegaten of sleuven).
( iii) De unit die was verhuurd aan [X] Logistics, werd gebruikt door verschillende vennootschappen van de [X] -groep, vooral door [X] Transport. De unit werd gebruikt als constructiewerkplaats voor (onderhouds- en herstel)werkzaamheden aan vrachtwagens, opleggers en aanhangers, bij welke werkzaamheden ook lasapparatuur en slijptollen werden gebruikt.
( iv) Op zondagmorgen 15 mei 2011 is brand uitgebroken in het gebouw. In de unit van Katalyst was die ochtend de heer [P] aanwezig. Om circa 10:11 uur is een melding van de brand geregistreerd in de meldkamer van de brandweer. Om circa 10:17 uur is een ladderwagen van het brandweerkorps Velsen ter plaatse gekomen. Om circa 10:51 uur is een tweede ladderwagen ter plaatse gekomen. Ten gevolge van de brand zijn de door Planet c.s. gehuurde units met alles wat zich daarin bevond, volledig verloren gegaan. De unit van [X] Logistics heeft zware brandschade opgelopen.
( v) Op het moment van het uitbreken van de brand stond in de door [X] Logistics gehuurde unit, nabij de scheidingswand met de units van Planet c.s., een vrachtwagen, merk Terberg, met kenteken [kenteken] , ten name van [X] Transport. De vrachtauto was acht jaar oud (bouwjaar 2003) en had (naar schatting) 351.000 km gelopen. De vrachtwagen was op zaterdagmiddag 14 mei 2011 in de unit gestald in verband met een storing in het container-afzetsysteem. De vrachtwagen had een volle dieseltank (inhoud ca. 300 liter), het hydraulische systeem bevatte hydraulische olie en op het primaire elektrische systeem waren twee (met een doorluskabel) in serie geschakelde accu’s (24 V, 2 x 180 Ah) aangesloten.
( vi) Op 1 juni 2011 en 2 juli 2011 heeft de regiopolitie Kennemerland, district IJmond, getuigenverklaringen opgenomen van de brandweerlieden die bij de brand in het pand aanwezig waren.
[Z], ploegchef en officier van dienst bij de brandweer Velsen, heeft op 1 juni 2011 verklaard – zakelijk:
- dat op zondag 15 mei 2011 te 10.11 uur de brandmelding is gedaan;
- dat is uitgerukt met twee autospuitwagens, één ladderwagen en een OVD voertuig en dat dit later werd dit opgeschaald;
- dat hij te 10.17 uur ter plaatse was en toen een uitslaande brand zag bij [X] Transport;
- dat hij in die loods een vrachtauto in brand zag staan, achterin die loods;
- dat in de unit van [X] de brand door het dak ging;
- dat hij duidelijk heeft kunnen waarnemen dat de brand bij [X] is ontstaan;
- dat het in de buurt van de vrachtauto die in dat pand stond, het meest brandde.
[A], werkzaam bij de brandweer Velsen, heeft op 2 juli 2011 verklaard – zakelijk:
- dat hij die dag de bevelvoerder was van de eerste spuitwagen;
- dat hij ter plaatse gekomen rook zag op het dak van het pand;
- dat hij twee van zijn manschappen het pand heeft ingestuurd, in een ruimte waar nog geen brand was;
- dat zij een tussendeur hebben opengeslepen die toegang gaf tot het pand van [X] ;
- dat op dat moment in het pand van [X] een ontploffing plaatsvond;
- dat hij vervolgens zag dat de vlammen door het dak van het pand van [X] kwamen en oversloegen op de aangrenzende panden;
- dat voor hem 100 procent zeker is dat de brand bij [X] is begonnen.
[B] , werkzaam bij de brandweer Velsen, heeft op 2 juli 2011 verklaard – zakelijk:
- dat hij die dag bevelvoerder van de eerste ladderwagen die ter plaatse kwam;
- dat hij werd opgevangen door een Engelstalige man die liet zien dat er in zijn pand geen brand was;
- dat hij daar ook geen rook of andere brandverschijnselen zag;
- dat hij ter plaatse zag dat er rook uit het dak van een loods kwam;
- dat hij toen het dak is opgegaan en naar het daklicht van die loods is gelopen waar de rook uitkwam;
- dat vervolgens de vlammen uit dat daklicht, dat geheel was doorgesmolten, kwamen;
- dat vervolgens het tweede daklicht van diezelfde unit smolt en dat daar ook vlammen doorheen kwamen;
- dat hij heeft besloten van het dak af te gaan en dat hij vanuit de bak van de ladderwagen verder is gaan blussen;
- dat voor hem volstrekt duidelijk is dat de brand begonnen is in de unit waar die vrachtauto stond;
- dat daar de brand door het dak naar buiten kwam en is overgeslagen naar die andere units;
- dat hij vermoedt dat de brand is ontstaan bij die vrachtauto, omdat deze onder het dakraam stond.
[C]en
[D], beiden werkzaam bij de brandweer Velsen, hebben op 2 juli 2011 verklaard – kort gezegd:
- dat het voor hen duidelijk is dat de brand is begonnen in de bedrijfsruimte van [X] Logistics en vervolgens is overgeslagen naar de andere units.
( vii) De advocaat van Planet c.s. heeft aan
Brand Technisch Bureau Nederland B.V.(hierna: BTB) opdracht gegeven tot onderzoek naar het ontstaan van het verloop van de brand in het gebouw. Het onderzoek is op en na 20 juni 2011 verricht door [E] , deskundige A brandonderzoeken/technisch en tactisch onderzoeker, en [F] , technisch en tactisch onderzoeker/ branddeskundige. Deze rapporteurs hebben op
1 november 2011onder projectnummer [projectnummer] een rapport uitgebracht, dat voor zover hier van belang het volgende inhoudt:

2.TECHNISCH ONDERZOEK

2.2.
Brandbeeld; interpretatie en aanwijzing locatie primaire brandhaard
Op grond van de eerste waarnemingen van de kant van getuige [P] , politie én brandweer alsmede aan de hand van het verkregen beeldmateriaal, kan worden vastgesteld dat de brand is ontstaan in de werkplaats van [X] en derhalve is deze ruimte relevant voor het aanwijzen van de brandoorzaak (…).
(…)
Links en rechts, tegen de lange zijden en de achterwand van de werkplaats, zijn allerlei (brandbare) materialen opgeslagen zoals autobanden, houten platen en kratten. Aan de rechterzijde bevinden zich meerdere (elektrisch aangedreven) gereedschappen en verspreid in de ruimte zes (reserve) gas- en zuurstofflessen bestemd voor (autogeen)las- en snijbrandwerkzaamheden, waarvan twee verrijdbare (autogeen)lasapparaten en een snijbranderset (foto’s 1 t/m 4).
In de werkplaats is een duidelijk herkenbaar brandbeeld ontstaan waarbinnen de brandschade zich concentreert in en rondom de vrachtwagen zie foto 1 t/m 4.
(…)
Voorts kan aan de hand van het brandbeeld, de brandverloopindicatoren en de ontstane temperatuur met zekerheid worden gesteld dat de primaire brandhaard was gesitueerd in of in de directe omgeving van de accuruimte van de vrachtwagen welke de brandweermensen in brand zagen staan toen de loopdeur van de werkplaats van [X] ter blussing werd geopend.
Ten slotte blijkt uit de verkregen informatie van de brandweer dat al in een vroeg stadium van de blussing, verscheidene ontploffingen van autobanden werden waargenomen (…).
2.3
Onderzoek primaire brandhaard
Aan de linkerzijde van de vrachtwagen, de zijde gekeerd naar de bedrijfsunits aan de [adres 1] , is omvangrijke brandschade ontstaan. In het ontstane brandbeeld is een V-vormig patroon van brandschade herkenbaar waarvan de punt van de V min of meer wijst naar de accuruimte van de vrachtwagen en zich uitbreidt naar het direct boven de accuruimte gesitueerde hydraulisch systeem met onder meer een voorraadvat met hydraulische olie.
Vanaf de accuruimte neemt de vuurschade zichtbaar af: de banden van de wielen links en rechts van de accuruimte zijn volledig verbrand terwijl de banden van de achterwielen vrijwel intact zijn gebleven (foto 6).
Onderzoek aan de accuruimte leert dat de deksel van de accuruimte is gedemonteerd. In deze accuruimte, zijn op de (aansluitende) accubekabeling smeltparels ontstaan en een deel van de getwiste koperen kernen is samengesmolten hetgeen betekent dat deze bekabeling ten tijde van het ontstaan van de brand op de accupolen was aangesloten en daarmee stroomvoerend is geweest (foto 7).
Kortsluiting ontstaat wanneer stroomvoerende en massageleiders onderling in contact komen of wanneer een stroomvoerende leiding contact maakt met het chassis (massa) op plekken waar de isolatie van die leidingen is beschadigd. Omdat de accubekabeling rechtstreeks naar de zekeringkast was gevoerd en daar pas werd gezekerd, maakte de accubekabeling onderdeel uit van een ongezekerd circuit waardoor kortsluiting kan blijven voortduren zolang dit circuit in stand blijft en de accu’s elektrisch vermogen leveren.
Kortsluiting gaat gepaard met hoge stroomsterkten en dus met zeer hoge temperaturen waarbij koperen kernen kunnen samensmelten en/of smeltparels worden gevormd. Ook kunnen op het kortsluitpunt zogenaamde vlambogen ontstaan. De smelttemperatuur van koper bedraagt 1083° C en uit de vakliteratuur blijkt dat een elektrische vlamboog een temperatuur van 4000° C bereikt. Dergelijke hoge temperaturen zijn in staat binnen zeer korte tijd brandbare materialen tot ontsteking te brengen en in de praktijk leidt een dergelijke calamiteit vaak tot een zich zelf onderhoudende, vlammende brand, zeker daar waar het gaat om motorvoertuigen waar onder meer (zeer)brandbare (brand)stoffen aanwezig zijn.
In het onderhavige geval bevindt zich recht boven de accuruimte, op 20 – 30 cm afstand, een samenstel van (stalen) drukleidingen van het hydraulisch systeem (foto 8). Inspectie leert dat hierin één kort deel ontbreekt. Op de koppelingen waarmee dit deel was aangesloten en op het chassis daar recht onder, liggen gesmolten resten lichtmetaal (aluminium legering) zodat het zeer waarschijnlijk is dat in het druksysteem een lichtmetalen leiding gemonteerd is geweest die gedurende de brand is gesmolten (foto’s 9 en 10).
Lichtmetalen smelten bij temperaturen van 500 - 650° C en met zekerheid kan worden gesteld dat deze temperaturen ter plaatse van het hydraulische systeem ten minste werden bereikt.
Gezien het brandbeeld en het ontbreken van een andere potentiële brandoorzaak, kan het smelten van de lichtmetalen leiding slechts het gevolg zijn van een brand welke is ontstaan in de accuruimte en welke heeft geleid tot het vrijkomen van een zekere hoeveelheid zeer brandbare hydraulische olie recht boven deze accuruimte.
Gezien de brandbare eigenschappen moet deze hydraulische olie vrijwel direct in brand zijn geraakt en heeft zeker ook geleid tot het verbranden van een rubber slang welke aan de onderzijde van het voorraadvat was gemonteerd (foto 11). Dit moet hebben geleid tot het vrijkomen van de gehele inhoud van het voorraadvat hydraulische olie hetgeen heeft bijgedragen aan het brandverloop nader omschreven in 2.5 van dit rapport.
2.4
Brandoorzaak
Op basis van het brandbeeld was de primaire brandhaard gesitueerd in de accuruimte. Behoudens de stroomvoerende elektrische bekabeling in deze ruimte, waren daar geen andere potentiële ontstekingsbronnen voor het ontstaan van de brand aanwezig zodat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat de brand is ontstaan door kortsluiting in de accubekabeling waarbij de volgende feiten door ons werden geconstateerd:
kortsluitsporen zijn aangetroffen op accubekabeling; deze sporen bewijzen dat ten tijde van het ontstaan van de brand deze accubekabeling op de accupolen was aangesloten en derhalve dit circuit stroomvoerend was;
de bewuste accubekabeling werd op geen enkele wijze door een zekering beveiligd; hierdoor heeft het proces van kortsluiting zich gedurende een langere tijd kunnen voortzetten, althans voor zover het accuvermogen dat heeft toegelaten;
kenmerken voor kortsluiting zijn het ontstaan van smeltparels en vaak het samensmelten van getwiste koperen aders als gevolg van de hoge temperaturen waarmee een dergelijk proces gepaard gaat: dergelijke sporen werden aangetroffen op de accubekabeling hetgeen bewijst dat lokaal in deze bekabeling ten minste de smelttemperatuur van koper (1083° C) werd bereikt terwijl gedurende het kortsluitproces ook vlambogen ontstaan waarbij lokaal nog hogere temperaturen kunnen worden bereikt (4000° C);
de door de kortsluiting bereikte temperatuur is ruim voldoende om brandbare materialen binnen zeer korte tijd tot ontsteking te brengen met een vlammend beeld tot gevolg: een dergelijke brand is tot ontwikkeling gekomen op slechts korte afstand (20 – 30 cm) van het hydraulisch systeem waarvan vaststaat dat een lichtmetalen leiding daarvan is gesmolten en dat ter plaatse van de drukleidingen ten minste de smelttemperatuur van lichtmetaal werd bereikt (500 - 650° C);
voor hydraulische olie geldt geen vast / exact vlampunt, voor de verschillende kwaliteiten hydraulische olie worden vlampunten opgegeven variërend van 100 - 200° C of hoger. De ontstekingstemperatuur ligt over het algemeen circa 40° C boven het vlampunt. Gezien het voorgaande is de ontstekingstemperatuur ter plaatse van het hydraulisch systeem zeker behaald, en is daarmee de olie tot ontbranding gekomen.
De door ons geconstateerde feiten en omstandigheden leiden tot de conclusie dat de brand met zekerheid in de accuruimte is ontstaan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid als gevolg van een kortsluiting in de stroomvoerende accubekabeling. Deze kortsluiting kan enerzijds zijn ontstaan door bijvoorbeeld een isolatiegebrek of anderzijds door lekkage van hydraulische olie, welke door vervuiling geleidende eigenschappen heeft verkregen. Echter, de vernietiging waarmee de brand gepaard is gegaan, laat niet meer toe te achterhalen welke van de genoemde ontstekingsscenario’s de brand daadwerkelijk heeft ingeleid.
Hierbij moet bedacht worden dat andere potentiele brandoorzaken door ons niet werden aangetroffen.
2.5
Brandverloop werkplaats [X] / secundaire brandhaard
Ongeveer halverwege is de vrachtwagen aan weerszijden voorzien van een dieselbrandstoftank (foto 12). Onderling zijn deze tanks aan de onderzijde met een flexibele slang verbonden welke volledig is verbrand.
(…)
De dieselbrandstoftanks en de voorraadtank voor de hydraulische olie, zijn volledig leeg gelopen waarmee het zeker is dat de zeer brandbare inhoud zich heeft verspreid over de werkvloer en door het afschot van de vloer zich rechts van de vrachtwagen tot onder de trailer heeft verzameld (foto 13).
Vaststaat dat dit mengel gedurende de brand (of al tijdens het weglekken) werd ontstoken en zo heeft geleid tot een secundaire brandhaard waardoor de banden van de vrachtwagen eerst zijn geëxplodeerd en vervolgens het rubber volledig is verbrand, zie foto 13. Daarnaast is aan de onderzijde van de trailer brandschade ontstaan waarbij de isolatie van de elektrische bekabeling vrijwel volledig is verbrand en de houten laadvloer vanaf de werkvloer fors is verkoold (foto’s 14 en 15).
2.5.1
Flash-over/ back-draft
(…)
De hoge brandontwikkeling in de bedrijfsunit van [geïntimeerde sub 2][hof lees: [geïntimeerde sub 2] ] zichtbaar op foto 16,
wijst naar ons oordeel op een flash-over of back-draft hetgeen impliceert dat brandbare rookgassen al in een vroeg stadium van de brand, nog voordat de lichtstraten van de werkplaats het hadden begeven, konden doordringen in de unit van [geïntimeerde sub 2] en K-I[hof lees: Katalyst] (…)
.
2.6
Tijdpad van het brandverloop
(…)
Uit het tijdpad kan worden opgemaakt dat de brandweer al bij het ter plaatse komen heeft vastgesteld dat in de werkplaats van [X] een vrachtwagen in brand stond. Dit bevestigt onze conclusie dat de brand in deze vrachtwagen is ontstaan.
(…)

3.BEANTWOORDING VAN DE VRAGEN

(…)
[hof: ad 1]
Op basis van het door ons uitgevoerde onderzoek kan met zekerheid worden geconcludeerd dat de brand is ontstaan in een vrachtwagen die in de werkplaats van [X] Groep voor reparatie aan het hydraulisch systeem stond gestald. Ook de eerste waarnemingen van de brandweer spreken van een in brand staande vrachtwagen in de werkplaats van [X] (…).
[hof: ad 2]
De brand (primaire brandhaard) is met zekerheid ontstaan in de accuruimte van de onder vraag 1 genoemde vrachtwagen.
(…)
[hof: ad 3]
Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is de brand ontstaan in het stroomvoerende en ongezekerde circuit van de accubekabeling in de accuruimte van de vrachtwagen welke ter reparatie stond gestald in de werkplaats van [X] . Door weglekkende hydraulische olie en dieselbrandstof is een secundaire brandhaard ontstaan.
Door ons werden in de werkplaats van [X] geen alternatieve brandoorzaken aangetroffen.
(…)
(viii) In opdracht van de opstalverzekeraar van het bedrijfsverzamelgebouw heeft
[G] Expertise B.V.te [plaats] op
19 juli 2011een rapport (kenmerk [kenmerk] ) uitgebracht van de door [G] op 17 mei 2011 gehouden expertise, met voor zover hier van belang de volgende inhoud:

3.Technische expertise

(…)

3.3.
Nader onderzoek ontstaansgebied brand
In de drie kleine units [hof: de units in gebruik bij Planet c.s.
] noch in de unit in gebruik bij [X] werd een ontstaansgebied of plaats van oorsprong van deze brand aangetroffen. De drie kleine units waren (…) evenals de inhoud vrij egaal door de brand/hitte aangetast. Een plaats van oorsprong van de brand werd (…) niet aangetroffen.
(…)
Voorts is in deze als laatste genoemde ruimte gezocht naar een plaats van oorsprong van deze brand. Daartoe is een onderzoek ingesteld aan de aangetroffen vrachtwagen (bestemd voor het vervoer van containers). Deze was ook vrijwel geheel door het vuur aangetast (…). Bij dit onderzoek is met name aandacht besteed aan de elektrische installatie en dan in het bijzonder het niet afgezekerde deel (primaire circuit). De aansluitingen van deze bekabeling (primaire circuit) op de accu’s (24 Volt) vertoonden geen bijzonderheden (…).
Op het gedeelte van de kabel tussen de plus-pool op de accu en het relais op de startmotor in de motorruimte zijn sporen van een elektrische sluiting aangetroffen. Deze kabel is tijdens dit onderzoek uit de motorruimte verwijderd en naast het voertuig gelegd (…). De sporen van sluiting waren aanzienlijk te noemen (…), de kabel was geheel doorgesmolten of doorgebrand. Dergelijke sluitingen in het circuit kunnen echter ook tijdens de brand ontstaan en zijn niet altijd een verwijzing naar de oorzaak. Bij het verder onderzoek aan dit voertuig zijn geen feiten of omstandigheden aangetroffen die wijzen op een bepaalde brandoorzaak.
(…)
7. Discussie
Tijdens het technisch onderzoek ter plaatse is niet vastgesteld kunnen worden in welke unit deze brand in aanvang heeft gewoed. Het meer uitgebrand zijn van de drie kleine units afgezet tegen de brandschade in de grote unit, zegt meer over de verhouding volume van de unit en de vuurbelasting (hoeveelheid brandbaar materiaal) dan over de plaats waar deze brand is ontstaan.
(…)
Van het uitvoeren van werkzaamheden in een van de units met het mogelijk ontstaan van brand tot gevolg is tijdens het onderzoek niet gebleken.

8.Samenvatting en conclusie

Gezien het voorgaande kan als resultaat van de ingestelde technische expertise en daarbij gelet op gedane mededelingen, worden gesteld dat:

  • het ontstaansgebied van deze brand niet is vastgesteld en de brandoorzaak evenmin;
  • deze brand in principe kan zijn ontstaan in de unit in gebruik bij [geïntimeerde sub 2] , de unit in gebruik bij Planet of de grote unit in gebruik bij [X] (…);
  • op de tijdens de blussing gemaakte foto’s en films geen nadere plaatsbepaling van het ontstaan van deze brand traceerbaar is.

Resumerend wordt dan ook gesteld, dat de oorzaak van het ontstaan van deze brand niet bekend is geworden.

( ix) Bij brief van 25 juni 2012 heeft
[G]het rapport van 19 juli 2011 op verzoek van de advocaat van Planet c.s. naar aanleiding van de door de brandweerlieden afgelegde getuigenverklaringen als volgt aangevuld:
Op basis van de door hen gedane waarnemingen zijn deze vijf brandweerlieden unaniem van mening dat deze brand in aanvang heeft gewoed in het gedeelte van het pand in gebruik bij de firma [X] . Meer in het bijzonder wordt gesproken over een brand in of bij de in deze ruimte staande vrachtauto. Nu deze locatie in de verklaringen, welke zijn opgenomen door de politie, onderbouwd is weergegeven (gerelateerd aan eigen waarnemingen) kan daar niet, hoewel dit niet was vast te stellen bij het onderzoek ter plaatse, aan voorbij worden gegaan. In het bijzonder wordt door mij gehecht aan het feit dat deze constateringen zijn gedaan van meerdere zijden van het pand, namelijk vanaf de voorzijde, via de geopende tussendeur en vanaf het dak. Uit de waarnemingen van deze brandweermensen mag tevens met enige waarschijnlijkheid worden afgeleid, dat deze brand in aanvang heeft gewoed in of in de nabijheid van de omschreven vrachtauto. Zo de waargenomen explosies/knallen een gevolg zijn van het exploderen van de banden van deze vrachtauto, moet dit voertuig al in een beginstadium min of meer volledig in brand hebben gestaan. Een kanttekening wordt slechts geplaatst bij het feit dat in aanvang de ruimte in gebruik bij [geïntimeerde sub 2] niet is betreden.
De kans wordt echter niet groot geacht, gelet op de gedane waarnemingen, dat de brand in deze ruimte in aanvang heeft gewoed en, kortgezegd, is overgeslagen naar de ruimte met daarin de vrachtauto. Op basis van het voorliggende materiaal kan dit echter niet geheel worden uitgesloten.
( x) In opdracht van [geïntimeerde sub 2] heeft
Efectis Nederland B.V.(hierna: Efectis) de brandoorzaak onderzocht. Het onderzoek is verricht door Ing. [H] en Ing. [I] . Het door Efectis op
10 juni 2011uitgebrachte rapport houdt voor zover hier van belang het volgende in:
Plaats van ontstaan van de brand
(…)
Op basis van het schadebeeld kan vastgesteld worden dat de brand op één van de volgende plaatsen ontstaan kan zijn:
  • In de vrachtauto
  • Direct naast de vrachtauto
  • In het gebied langs de rechterwand
  • Direct onder het dak
Oorzaak van de brand
(…)
Technische oorzaken
In en rond de vrachtauto is gezocht naar sporen van een technische oorzaak van de brand. Rechts naast de vrachtauto werden twee kabels aangetroffen die beiden smeltparels tonen. Door [G] Expertise BV werd aangegeven dat een kabel met een smeltparel uit de vrachtauto verwijderd was. Deze kabel liep vanaf de accu naar de voorzijde van het voertuig. De smeltparel bevond zich aan de voorzijde van het voertuig. Het is niet duidelijk geworden of ook de tweede kabel door [G] uit vrachtauto gehaald is. Deze kabel werd onder een laag brandresten aangetroffen en lijkt dan ook voor de brand al op de grond te hebben gelegen. (…) Beide kabels hebben dezelfde samenstelling. Het lijkt dan ook aannemelijk dat ook de tweede kabel onderdeel heeft uitgemaakt van de elektrische installatie van de vrachtauto en tijdens bluswerkzaamheden of op een ander moment tussen de andere brandresten op de grond terecht is gekomen.
Bij het onderzoek zijn ter hoogte van het portier van de vrachtauto, direct op de betonvloer, onder de brandresten stukken veiligheidsglas aangetroffen. Dit duidt er op dat de ramen van de vrachtauto gesprongen zijn voordat er delen van het dak door de brand naar beneden gekomen zijn. Het lijkt dan ook aannemelijk dat de brand niet in de elektrische installatie aan het dak ontstaan is. Ook de ventilator aan het dak kan als brandoorzaak uitgesloten worden. Deze lag ongeveer 1m voorde kunststof gril van de vrachtauto waarvan delen nog niet door de brand aangetast waren.
(…).
Door Efectis is geen uitgebreid onderzoek uitgevoerd naar een mogelijke oorzaak van de brand in de elektrische installatie of in de aanwezige machines langs de rechter wand. Het is dan ook niet volledig uit te sluiten dat de brand op die plaats is ontstaan.
Bij het onderzoek aan de vrachtauto vielen een aantal zaken op.
  • Direct boven de accubak bevond zich de bediening voor de hydraulische installatie. De installatie was volledig uitgevoerd in stalen buizen of in gewapende slangen. Op één plaats was echter een buis of slang tussen twee koppelingen volledig weg (figuur 12). Op deze plaats lijkt gebruik gemaakt te zijn van een kunststof slang. Het is niet bekend of de leiding al voor de brand weg was, of door de brand is aangetast. Ook is niet duidelijk of er mogelijk werkzaamheden aan dit onderdeel van de vrachtauto uitgevoerd werden.
  • De hydraulische installatie stond niet in de “ruststand”. Het is niet bekend of dit voor de brand al zo was of dat het door de brand veroorzaakt is.
  • (…)
De tank met hydraulische olie en de bediening van het hydraulisch systeem bevinden zich direct boven de accubak. Wanneer er lekkage optreedt in het hydraulisch systeem kunnen de elektriciteitskabels aangetast word[en],waarna een elektrische sluiting op kan treden. De plaats waar de mogelijke sporen van een elektrische sluiting zijn aangetroffen komen echter niet overeen met de plaats van de hydraulische installatie. Het lijkt dan ook niet waarschijnlijk dat een lekkage de aanleiding is geweest voor het ontstaan van de brand.
Andere oorzaken
Er zijn bij het onderzoek geen aanwijzingen gevonden voor een andere oorzaak van de brand.
Conclusie
De brand in het pand (…) is met een hoge mate van zekerheid ontstaan in de door [X] gehuurde unit. De brand is vermoedelijk ontstaan in of aan de vrachtauto of aan de rechterzijde van de unit in de omgeving van de vrachtauto.
De oorzaak van de brand kan niet met absolute zekerheid vastgesteld worden. Een elektrotechnische oorzaak lijkt het meest waarschijnlijk, waarbij de aangetroffen koperversmelting aan een kabel in de vrachtauto een rol gespeeld kan hebben bij het ontstaan van de brand.
( xi) In opdracht van de aansprakelijkheidsverzekeraar van [appellanten] (Nationale-Nederlanden) heeft [O] van
CED Forensic B.V.(hierna: CED) een toedrachtonderzoek verricht. Van dit onderzoek is op
30 januari 2012een rapport, met nummer [rapportnummer A] , uitgebracht. Dit rapport houdt voor zover hier van belang het volgende in:
Verklaring [J] (pag. 2-5):
(…)
In de door ons[hof: [appellanten] ]
gehuurde unit (…) bevond zich aan de voorzijde een kleine kantoorruimte op de begane grond die in gebruik was als kantine. De ruimte daarboven en daarachter was bij een ander bedrijf in gebruik. Tevens bevond zich daar een constructiewerkplaats. (…) Voorafgaand aan de brand (…) is er voor het laatst op vrijdag 13 mei 2011 in deze constructiewerkplaats gewerkt. Na het werk wordt de apparatuur uitgezet en de gas en zuurstoffles worden dichtgedraaid, maar de apparatuur blijft wel aangesloten op het elektriciteitsnetwerk. (…)
Op zaterdag 14 mei 2011 is er een vrachtauto (…) in onze bedrijfsunit van het bedrijfsverzamelgebouw geplaatst. (…) Het hydraulische systeem van deze auto was defect. De kiepbare containerinstallatie van die auto wilde niet naar beneden. De voorzijde, daar waar de hefcilinder zit, die bleef ongeveer één meter omhoog staan en daarom was die truck binnen gezet.
Aan die truck is niet gewerkt op die zaterdag en zeker ook niet in de unit van het bedrijfsverzamelgebouw waar hij is neergezet (…). Ten tijde van de brand bevond er zich dus zo’n 300 liter dieselolie in de tanks van deze truck.
(…)
Ik kan u verklaren dat er inderdaad hydraulische vloeistof in het hydraulische systeem van deze truck aanwezig was.
(…)
Ik heb u al verklaard dat ik ben gebeld op zondag 15 mei 2011 omstreeks 10.00 uur. Het exacte tijdstip weet ik niet meer. (…) Toen ik ter plaatse kwam, toen zag ik rook en later vuur uit het dak komen van het bedrijfsverzamelgebouw. Staande voor het pand en later vanuit de kantoorruimte (…) tegenover het bedrijfsverzamelgebouw, kreeg ik de indruk dat de brand op dat moment woedde in de middelste van de drie units waarvan de ingang zich aan de [adres 1] (…) bevindt.
Volgens mij brandde het toen bij de eerste lichtstraat, gezien vanaf de [adres 1] .
Verklaring van [K] (pag. 5-6):
Ik ben als chauffeur in vaste loondienst bij [X] (…). Ik ben op vrijdag 13 mei 2011 06.00 uur aangevangen met mijn werkzaamheden op de truck met het kenteken [kenteken] . Deze truck is voorzien van container-afzetinstallatie. (…) De gehele dag heeft die truck normaal gefunctioneerd, dus zonder problemen. In de loop van die middag wilde plotseling de hefboom van de container-afzetinstallatie niet meer geheel zakken. Ik heb dit ter plaatse gemeld aan de werkplaatschef, en deze gaf mij de opdracht om met de truck naar de werkplaats in [plaats] te gaan. Hetgeen ik ook deed.
Na onderzoek van de werkplaatschef werd het euvel nog niet gevonden, eerst moest die truck uitwendig gereinigd worden. Hierna heb ik de truck geparkeerd en afgesloten en ben naar huis gegaan.
Op zaterdag 14 mei 2001 omstreeks 12.00 uur was ik ook op ons bedrijf aanwezig, en ik zag dat de truck (…) naar binnen gereden werd, in onze constructiewerkplaats, tegenover de werkplaats aan de [adres 2] . Ik vroeg aan de bestuurder - monteur, waarom dat was. Hij antwoordde dat er in de truckwerkplaats nog geen ruimte was en dat er toch pas de volgende maandag aan de reparatie zou worden begonnen (…).
( xii) CED heeft voorts een technisch onderzoek naar de brand verricht. Het door [L] RE samengestelde rapport, met nummer [rapportnummer B] , is op
23 juni 2011uitgebracht en bevat de volgende conclusie:
Door de grote destructie heb ik binnen de grote plaats van het ontstaan van de brand geen brandoorzaak meer kunnen vaststellen.
Aan de hand van tijdens de bluswerkzaamhedengemaakte foto’s heb ik nog wel kunnen vaststellen, dat de brand niet in de door verzekerde gehuurde ruimte is ontstaan.
( xiii) CED heeft daarnaast in een afzonderlijk (niet ondertekend) stuk het commentaar van onderzoeker [L] RE op het expertise-rapport van BTB gegeven. In dit stuk staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Ad. 1
Het technisch onderzoek is beperkt gebleven tot de werkplaats van [X] (…), terwijl de vraagstelling van de opdrachtgever was onderzoek te doen naar het ontstaan van de brand in het bedrijfsverzamelgebouw (…).Er is geen technisch onderzoek in hetgehelebedrijfsverzamelgebouw is ingesteld. Deze werkwijze beperkt de kwaliteit van een betrouwbaar brandonderzoek c.q. van de waarheidsvinding.
(…)
Naar het oordeel van de onderzoekers konden de brandbare rookgassen van de flashover of backdraft al in een vroeg stadium van de brand, nog voordat de lichtstraten van de werkplaats het hadden begeven, doordringen in de unit van [geïntimeerde sub 2] en K-I, zoals volgens de onderzoeker blijkt uit de verklaring van getuige [P] .Dat betekent, dat de waarnemingen van de officier van dienst van de brandweer Velsen en één van de bevelvoe[r]ders (10.17 uur) pasnade flashover zijn gedaan(beiden zouden hebben gezien, dat in de werkplaats van [X] een vrachtwagen in brand stond en dat de brand langs de lichtstraten van de werkplaats uitslaand werd).
De onderzoekers laten onvermeld, dat door een flashover het brandbeeld in de betreffende ruimte veranderingen heeft ondergaan en dat door die flashover de vrachtauto in brand kan zijn geraakt.In dat geval is de brand aan de vrachtauto dus gevolg, en geen brandoorzaak.
Ad. 2
Aan de hand van de analyse van verklaringen hebben de onderzoekers een tijdlijn opgesteld. Ik kwam in de rapportage op pagina 4 de volgende tijdstippen tegen:
  • 10.00 uur: Getuige [P] (K-I) hoort een explosie in aangrenzende werkplaats van [X] groep. Hij ziet rook langs de bovenzijde van de scheidingswand tussen bedrijfsunit en de werkplaats van [X] (verzekerde);
  • 10.11 uur: Brandmelding (…)
  • 10.16 uur: Politie ter plaatse;
  • 10.17 uur: Officier van dienst (…) en één van de bevelvoe[r]ders stellen vast dat in de werkplaats van [X] een vrachtwagen in brand staat en dat de brand langs de lichtstraten van de werkplaats uitslaand wordt. Ook doen zich dan al verscheidene explosies voor veroorzaakt door exploderende autobanden.
(…)
Vorenstaande geeft aan, dat de brand, die om circa 10.00 uur volgens de onderzoekers in flashover of backdraft fase was, zich nog 17 minuten verder heeft kunnen ontwikkelen c.q. opbouwen, alvorens werd vastgesteld, dat de vrachtauto in brand staat.
(…)
Resumé
(…)
  • Naar het oordeel van de onderzoeker konden de brandbare rookgassen van de flashover of backdraft al in een vroeg stadium van de brand (10.00 uur), nog voordat de lichtstraten van de werkplaats het hadden begeven, doordringen in de unit van [geïntimeerde sub 2] en K-I. Dat betekent, dat de waarnemingen van de officier van dienst van de brandweer Velsen en één van de bevelvoe[r]ders (10.17 uur) pasnade flashover zijn gedaan.
  • De onderzoeker heeft er geen rekening mee gehouden, dat door een flashover het brandbeeld in de werkplaats veranderingen heeft ondergaan. Door een flashover kan de vrachtauto bijvoorbeeld secundair in brand zijn geraakt.
  • Door lekkende brandende materialen bijvoorbeeld van de lichtstraat kan de vrachtauto eveneens secundair in brand zijn geraakt;
  • Door vallende brandende materialen zijn in de ruimte meerdere V-vormige verbrandingen ontstaan;
  • [G] en Efectis zijn evenmin tot een oorzaak van de brand gekomen.
( xiv) BTB heeft op
17 februari 2012een nader rapport uitgebracht waarin zij reageert op de rapporten van CED en van [G] .
( xv) In opdracht van Nationale-Nederlanden heeft [M] , h.o.d.n.
Brand Expertise(hierna: [M] ) een ‘brand technische review’ verricht van de hiervoor onder 2(vii) en 2(xiv) genoemde rapporten van BTB en van de onder 2(xi), 2(xii) en 2(xiii) genoemde rapporten van CED, ter beantwoording van de vragen: (1) wat is de ruimte van ontstaan van de brand?, en (2) wat is de oorzaak voor het ontstaan van de brand? Het door [M] op
12 november 2012uitgebrachte rapport beantwoordt die vragen als volgt:

6.Conclusie

[M] Brand Expertise heeft kennis genomen van de ter beschikking gestelde stukken. Daar waar door overige brandonderzoekers niet meer met een aanvaardbare zekerheid een plaats van het ontstaan van de brand kon worden herleid, welk oordeel wij onderschrijven, wordt door BTB een exacte plaats van het ontstaan van de brand aangewezen. De door BTB gevolgde onderzoeksmethodiek sluit echter niet aan bij hetgeen op dat punt gebruikelijk is en de getrokken conclusie ten aanzien van de vrachtauto als ontstaanplaats van de brand wordt naar onze mening niet gedragen door de onderzoeksresultaten.
Op basis van de analyse van gegevens kan niet met een aanvaardbare zekerheid worden uitgesloten dat de brandschade aan de vrachtauto het gevolg is van een brand die elders in het bedrijfsverzamelgebouw is ontstaan.
De aangetroffen elektrische kortsluitingssporen kunnen derhalve het gevolg zijn van een brand die elders is ontstaan.
( xvi) BTB heeft bij brief van
21 november 2012gereageerd op het rapport van [M] en heeft op
14 juni 2013een aanvullend rapport uitgebracht, waarin zij reageert op de memorie van grieven van [appellanten]
( xvii) CED heeft op
13 november 2012een technisch rapport over de vrachtauto uitgebracht, met nummer [rapportnummer C] , dat voor zover hier van belang, het volgende inhoudt:
Beschrijving onderhoud
(…)
Storing hydraulisch systeem
Van de verzekerde en de chauffeur hebben wij vernomen dat de storing in de PTO[hof: Power Take Off, krachtafnemer t.b.v. de hydraulische pomp]
slechts bestond uit een probleem bij de automatische afslag.
(…)
Het betrof dan ook een afstelling van het systeem en geen reparatie van leidingen of hydraulische slangen. Waar de onderzoeker [van] BTB zijn stelling op baseert dat er werkzaamheden zijn uitgevoerd of moesten worden uitgevoerd aan het hydraulische systeem en dan ook nog boven de accuruimte, is ons niet duidelijk geworden.
(…)
De werkzaamheden die na het weekend moesten worden uitgevoerd waren afstel werkzaamheden bij de benaderingschakelaar boven op het containersysteem en niet in of in de buurt van de accuruimte.
De onderhoudshistorie en de storing in de automatische afslag tonen ons inziens geen feiten en of omstandigheden die de brand kunnen verklaren.
Beschouwing rapport Brand Technisch Bureau Nederland B.V.
(…)
Op pag. 8 lazen wij in de eerste alinea dat de vuurschade vanaf de accuruimte richting de achterzijde zichtbaar was afgenomen. Dit gebaseerd op het feit dat de banden links en rechts van de accuruimte volledig waren verbrand terwijl de achterbanden vrijwel in tact waren gebleven.
In de rapportage lezen wij echter niets terug over het feit dat de banden op de vierde as en op de vijfde as van vol rubber zijn vervaardigd in plaats van lucht gevulde banden op de as één, twee en drie. Dat verklaart dan tevens het feit dat de achterste banden niet geheel zijn verbrand maar slechts zijn aangebrand.
Daarmee klopt dus de lezing van het brandbeeld door BTB niet.
Op pagina 8 alinea 2 lazen wij dat er sporen van kortsluiting zijn waargenomen bij de accubekabeling en dat deze bekabeling onderdeel uitmaakte van een ongezekerd circuit.
Dat deze bedrading niet gezekerd is, is een gebruikelijke uitvoering bij motorvoertuigen.
(…)
Wij konden in het rapport van BTB c.q. de bij het BTB rapport behorende foto’s, niet teruglezen of terugvinden welke bedrading nu precies de sporen van kortsluiting vertoonde dus kunnen wij daar ook geen reactie op geven.
Op pagina 9 en wel bij 2.4 lezen wij dat de brand met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is ontstaan door kortsluiting in de accubekabeling. (…)
Wij menen dat het niet waarschijnlijk is dat de brand is ontstaan direct bij de accu’s zelf. De foto’s zoals gemaakt en of bijgesloten in het rapport van BTB, geven ons daarvoor ook geen aanwijzing.
Kortsluiting en of onvolledige sluiting kunnen voorkomen in elk elektrisch systeem.
(…)
Welke bedrading precies als oorzaak wordt bedoeld geeft BTB niet aan. Er wordt slechts gesproken over accubekabeling. Was het de hoofd pluskabel naar de startmotor, de doorluskabel (…), de massakabel of een andere kabel?
(…)
Indien er daadwerkelijk kortsluiting was ontstaan bij de accu’s zou dat ons inziens een kortsluiting moeten zijn geweest tussen de accubekabeling en het stalen frame dat immers aan de massa is verbonden of het chassis zelf. Er zouden dan ons inziens duidelijke sporen zichtbaar moeten zijn op dit stalen frame of op de chassisbalk.
In de rapportage van BTB lezen wij niets over dit frame en of aangetroffen sporen van kortsluiting. Er wordt slechts gesproken over parelvorming op de bedrading. Waar deze bedrading dan in aanraking zou zijn geweest met massa, wat immers noodzakelijk is voor kortsluiting, staat niet vast en wordt ook niet beschreven.
(…)
Tenslotte is ons nergens uit gebleken dat er werkzaamheden zijn uitgevoerd aan het hydraulische systeem boven de accuruimte. Waar BTB dit dan ook op baseert, blijkt niet uit het rapport.
( xviii) [N] , chef van de werkplaats van [X] , heeft in een schriftelijke verklaring van 17 april 2013 voor zover hier van belang als volgt verklaard:
In de namiddag van vrijdag 13 mei 2011 werd ik op de hoogte gesteld van een storing aan de containerafzetinstallatie van de Terberg met het kenteken [kenteken] . De installatie wilde niet meer geheel naar beneden zakken.
Toen dit voertuig in de werkplaats arriveerde heb ik een onderzoek ingesteld naar de mogelijke oorzaak van deze storing.
De primaire mogelijke oorzaken, zoals: te kort aan (hydraulische) olie en/of lekkage hiervan, of het elektrische circuit, of de pneumatisch bediende ventielen, zijn direct gecontroleerd en toonden geen gebreken.
( xix) De materiële schade van Planet c.s. als gevolg van de brand beloopt € 313.500. Planet c.s. hebben bij brief van 18 november 2011 [X] Transport aansprakelijk gesteld voor alle door hen ten gevolge van de brand geleden schade, waaronder deze materiële schade. De betrokken aansprakelijkheidsverzekeraar (Nationale Nederlanden) heeft geen aansprakelijkheid erkend.
( xx) Ter voldoening aan het eindvonnis van de rechtbank heeft Nationale Nederlanden op 21 februari 2013 een bedrag van € 338.977,29 aan Planet c.s. betaald.

3.Beoordeling van het hoger beroep

3.1.
Planet c.s. hebben bij exploot van 9 januari 2012 voor zover thans nog van belang appellante onder 1 ( [X] Transport) gedagvaard voor de rechtbank en (in de zaak met nummer 188795/HA ZA 12-38) gevorderd (1) dat voor recht wordt verklaard dat [X] Transport aansprakelijk is voor alle door Planet c.s. als gevolg van de brand van 15 mei 2011 geleden schade en (2) dat [X] Transport wordt veroordeeld tot schadevergoeding aan Planet c.s., nader op te maken bij staat.
Planet c.s. hebben bij exploot van 28 februari 2012 voor zover thans nog van belang appellante onder 2 ( [X] Logistics) gedagvaard voor de rechtbank en (in de zaak met nummer 190449/HA ZA 12-137) gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat [X] Logistics hoofdelijk aansprakelijk is (met [X] Transport) voor alle door Planet c.s. ten gevolge van de brand van 15 mei 2011 geleden schade en (2) dat [X] Logistics wordt veroordeeld tot betaling aan Planet c.s. van schadevergoeding, nader op te maken bij staat.
De rechtbank heeft beide zaken bij tussenvonnis van 9 mei 2012 gevoegd. Planet c.s. hebben de in de zaak met nummer 188795/HA ZA 12-38 tot het vonnis van 9 mei 2012 gewisselde processtukken overgelegd in de zaak met nummer 190449/HA ZA 12-137.
Op 29 november 2012 is een comparitie van partijen gehouden. Op pagina 2 van het daarvan opgemaakte proces-verbaal somt de comparitierechter een aantal voorafgaande aan de comparitie overgelegde stukken op. Het door mr. R.A.M. Schram toegezonden (nadere) rapport van CED ontbreekt in het procesdossier dat aan het hof is gefourneerd.
Bij eindvonnis van 13 februari 2013 heeft de rechtbank – voor zover in hoger beroep nog van belang – voor recht verklaard dat [appellanten] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schade die Planet c.s. hebben geleden ten gevolge van de brand van 15 mei 2011 in de bedrijfsloods, [appellanten] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 313.500,- voor de door Planet c.s. geleden materiële schade en [appellanten] veroordeeld tot vergoeding van de verdere schade van Planet c.s., nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2011, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] met hun grieven op.
3.2.
In hoger beroep zijn de volgende geschilpunten aan de orde:
- de vaststelling van de brandoorzaak en de plaats van ontstaan van de brand, bewijslevering en bewijswaardering (grieven 1, 2 (gedeeltelijk), 6 en 7);
- de kwalificatie van de vrachtauto als een gebrekkige zaak en aansprakelijkheid van [X] Transport op grond van artikel 6:173 BW (grieven 2 (gedeeltelijk) en 3);
- de aansprakelijkheid van [X] Logistics op grond van artikel 6:162 BW (grief 4 en 5) dan wel van artikel 6:174 BW in verband met artikel 6:181 BW.
Grief 8 mist zelfstandige betekenis.
Plaats van ontstaan van de brand
3.3.
De rechtbank heeft op grond van het voorhanden bewijs overwogen dat de brand is ontstaan in de door [X] Logistics gehuurde en mede door [X] Transport gebruikte unit (rechtsoverweging 4.5). [appellanten] voeren daartegen aan dat de plaats van ontstaan niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld, aangezien geen van de getuigen de brand heeft zien ontstaan en niet kan worden uitgesloten dat de brand in de unit van [geïntimeerde sub 2] (of die van Planet) is ontstaan en vandaaruit naar de unit van [X] is overgeslagen. Bovendien bestaan er volgens [appellanten] drie belangrijke aanwijzingen voor het ontstaan van de brand in de units van [geïntimeerde sub 2] of Planet:
a. de waarnemingen en foto’s van [J] (bedrijfsleider van [X] Transport) op de ochtend van de brand;
b. het ontbreken van rookgassen bij het openzagen van de roldeur van [X] ;
c. de grotere intensiteit van de brand in deze units.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
3.4.
De waarnemingen en foto’s van [J] (opgenomen als rubriek 4.4 in het hiervoor onder 2(xii) genoemde rapport van technisch onderzoek door CED) zijn op een later tijdstip gedaan dan uit de daarbij vermelde tijdstippen volgt. Op
foto 6wordt een uitslaande brand en bluswerkzaamheden met een ladderwagen getoond (met tijdstip 9:53 uur). Op
foto 8(met tijdstip 9:55 uur) zijn twee ladderwagens zichtbaar. Op grond van de in zoverre onvoldoende gemotiveerd betwiste verklaring van de officier van dienst [Z] van 1 juni 2011 (hiervoor onder 2(vi) staat echter vast dat de brandmelding te circa 10:11 uur is binnengekomen, dat de brandweer aanvankelijk met één ladderwagen en twee autospuitwagens is uitgerukt en te 10:17 uur ter plaatse was. Hiermee zijn de tijdaanduidingen bij de foto’s van [J] niet te rijmen. De foto’s geven kennelijk de situatie weer op latere tijdstippen dan daarbij vermeld. [J] verklaart (op pag’s 4 en 5 van het hiervoor onder 2(xi) genoemde CED rapport) dat hij vrijwel direct na de brandmelding ter plaatse was, dat hij (vanaf de eerste verdieping van de tegenover het gebouw gelegen kantoorruimte van [X] ) rook en later vuur zag komen uit het dak van het gebouw ter hoogte van de 1e lichtstraat (bij de [adres 1] ) en dat hij de indruk had dat de brand woedde in de middelste van de drie units langs de [adres 1] . Deze verklaring valt niet te rijmen met de verklaring van 2 juli 2011 van de bevelvoerder van de eerste ladderwagen [B] (hiervoor onder 2(vi) gedeeltelijk weergegeven) dat hij vanaf het dak heeft waargenomen dat de brand voor het eerst door het dak sloeg bij de lichtstraat boven de unit van [X] Logistics, waaronder de vrachtauto stond. Foto 9 uit het CED-rapport van technisch onderzoek (hiervoor onder 2(xii) genoemd) – waaruit volgens [X] zou blijken dat het vuur niet in haar unit is begonnen omdat geen rook of vuur bij opening in de rolpoort zichtbaar is – ontkracht de verklaringen van de brandweermannen evenmin. Ook voor deze foto geldt dat het daarbij vermelde tijdstip van 10:00 uur niet kan kloppen, gelet op hetgeen vaststaat over de chronologie van de brand. Evenmin maakt de foto duidelijk of het vuur op dat moment al door het dak van de loods was geslagen. Aan de omstandigheid dat de brandweermannen geen melding van deze actie maken in hun getuigenverklaringen komt dan ook geen betekenis toe: de verklaringen van de brandweermannen zijn afkomstig van de ploeg van de brandweer Velsen die als eerste aanwezig was (met de eerste ladderwagen en twee spuitwagens) en de verklaringen betreffen het beginstadium van de brand. Onduidelijk is op welk tijdstip de rolpoort van de unit van [X] is geopend en door welke ploeg brandweermannen dit is gebeurd.
3.5.
Aan de foto’s en schriftelijke verklaring van [J] kan onvoldoende bewijskracht worden toegekend om de verklaringen van de brandweermannen omtrent hun waarnemingen (zowel vanuit de unit van Katalyst als vanaf het dak) te ontkrachten. Het hof sluit zich aan bij de (hiervoor onder 2(ix) gedeeltelijk aangehaalde) brief van schade-expert [G] van 25 juni 2012, waar deze schrijft dat aan de locatieverklaringen van de brandweermannen niet voorbij kan worden gegaan bij het vaststellen van de plaats van ontstaan van de brand, nu deze verklaringen zijn onderbouwd met eigen waarnemingen van verschillende zijden van het pand. Ten slotte kan aan het verschil in brandintensiteit geen beslissend argument worden ontleend over de plaats van ontstaan van de brand. Deze verschillen kunnen immers ook worden veroorzaakt door verschillen in de omstandigheden in de verschillende units, zoals verschillen in hoeveelheid brandbaar materiaal, of door de effecten van “flashover” dan wel “backdraft”.
3.6.
Het hof acht voorshands bewezen dat de brand is ontstaan in de unit van [X] Logistics. Aangezien de brandweermannen in het beginstadium van de brand de units van [geïntimeerde sub 2] en Planet niet hebben betreden, kan echter niet geheel worden uitgesloten dat de brand in een van deze units is ontstaan en in een vroeg stadium is overgeslagen naar de unit van [X] Logistics. [appellanten] hebben zich in dit verband erop beroepen dat zich in de unit van [geïntimeerde sub 2] (op een verdieping) antieke auto’s, een gasgestookte luchtverhitter en een cv-ketel bevonden. Daarom zullen [appellanten] in de gelegenheid worden gesteld tot het leveren van tegenbewijs dat de brand niet is ontstaan in de unit van [X] Logistics. In het kader van deze bewijslevering kan (al dan niet in contra-enquête) tevens het aanvullende rapport van BTB van 14 juni 2013 (met als bijlage het uitrukrapport van de brandweer) aan de orde komen, aangezien [appellanten] nog niet op dit rapport hebben kunnen reageren.
Brandoorzaak
3.7.
De rechtbank heeft overwogen dat de brand is ontstaan als gevolg van kortsluiting in de (stroomvoerende en ongezekerde) accubekabeling in de accuruimte van de (hiervoor onder 2(v) bedoelde vrachtauto). Dit oordeel is hoofdzakelijk gebaseerd op het (hiervoor onder 2(vii) gedeeltelijk aangehaalde) expertiserapport van BTB. [appellanten] hebben dit expertiserapport betwist aan de hand van (de hiervoor onder 2(xi), 2(xii), 2(xiii) en 2(xvii) bedoelde) rapporten van CED en van het (hiervoor onder 2(xv) bedoelde) rapport van [M] . Deze betwisting houdt (in hoofdpunten, waarbij niet meer in gegaan wordt op de argumenten aangaande de plaats van ontstaan van de brand) het volgende in. De aanwijzingen voor kortsluiting (smeltparels aan een van de accukabels) zijn ná de brand aangetroffen en kunnen ook een gevolg zijn van de brand. Er zijn geen kortsluitsporen zichtbaar op de stalen accubak of op het chassis. Ook het brandbeeld ondersteunt de conclusie van BTB niet: de vrachtauto vertoont meer brandschade aan de rechterzijde dan aan de linkerzijde (waar zich de accuruimte bevindt). Dat de achterbanden niet zijn verbrand, kan worden verklaard doordat de banden op de 4e en 5e achteras in massief rubber waren uitgevoerd. Er zijn meer V-patronen aangetroffen in de unit van [X] dan het V-patroon bij de accuruimte dat is beschreven in het BTB-rapport. Er zijn geen aanwijzingen voor een lek in het hydraulisch systeem als oorzaak voor de kortsluiting. De chef van de werkplaats, [N] , heeft de vrachtauto op vrijdag 13 mei 2011 geïnspecteerd en heeft toen geen lekkage aan het hydraulische systeem geconstateerd (schriftelijke verklaring van 17 april 2013, hiervoor onder 2(xviii) gedeeltelijk aangehaald). Er waren nog geen reparaties aan de vrachtauto verricht.
BTB heeft hierop gereageerd met de aanvullende rapporten van 17 februari 2012 en van 14 juni 2013 alsmede de brief van 21 november 2012 (hiervoor onder 2(xiv) en 2(xvi) genoemd).
3.8.
Indien [appellanten] niet slagen in het hiervoor onder 3.6 bedoelde tegenbewijs, zal vooralsnog ervan worden uitgegaan dat de brand in de unit van [X] is ontstaan. In dat geval bieden de feiten – naar het voorlopig oordeel van het hof - voldoende steun voor het bewijsoordeel dat de brand is ontstaan in de vrachtauto. In zijn (hiervoor onder 2(ix) gedeeltelijk aangehaalde) brief van 25 juni 2010 concludeert [G] :
Uit de waarnemingen van deze brandweermensen mag tevens met enige waarschijnlijkheid worden afgeleid, dat deze brand in aanvang heeft gewoed in of in de nabijheid van de omschreven vrachtauto. Zo de waargenomen explosies/knallen een gevolg zijn van het exploderen van de banden van deze vrachtauto, moet dit voertuig al in een beginstadium min of meer volledig in brand hebben gestaan.
Het rapport van Efectis biedt eveneens steun voor deze conclusie:
De brand in het pand (…) is met hoge mate van zekerheid ontstaan in de door [X] gehuurde unit. De brand is vermoedelijk ontstaan in of aan de vrachtauto of aan de rechterzijde van de unit in de omgeving van de vrachtauto.
De oorzaak van de brand kan niet met absolute zekerheid vastgesteld worden. Een elektrotechnische oorzaak lijkt het meest waarschijnlijk, waarbij de aangetroffen koperversmelting aan een kabel in de vrachtauto een rol gespeeld kan hebben bij het ontstaan van de brand.
3.9.
Het hof acht – indien komt vast te staan dat de brand in de unit van [X] is ontstaan – voorlopig bewezen dat de brandoorzaak kortsluiting in het (primaire) elektrisch systeem van de vrachtauto is. De door [appellanten] aangevoerde omstandigheden dat geen sporen van kortsluiting zijn aangetroffen aan de (stalen) accubak dan wel aan chassisbalken en dat het brandbeeld aan de vrachtauto op een andere brandhaard kan wijzen, vormen (vooralsnog) een onvoldoende weerlegging van ’s hofs mede op de rapporten van technisch onderzoek aan de vrachtauto berustende bewijsoordeel. Ook in de BTB-rapportage wordt immers rekening gehouden met een secundaire brandhaard in de nabijheid van de vrachtauto als gevolg van weggelekte dieselbrandstof en hydraulische olie. [appellanten] zullen in de gelegenheid worden gesteld tot het leveren van het door hen aangeboden tegenbewijs dat – ervan uitgaande dat de brand is ontstaan in de unit van [X] – de brand niet is veroorzaakt door kortsluiting in die vrachtauto.
Gebrekkige zaak/tenzij-clausule
3.10.
Indien [appellanten] niet slagen in het hiervoor onder 3.6 en onder 3.9 bedoelde tegenbewijs, staat vast dat de brand is ontstaan als gevolg van (spontane) kortsluiting in de accubekabeling van de vrachtauto. In dat geval staat dan tevens vast dat de vrachtauto (naar objectieve maatstaven) niet de veiligheid bood die onder de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht en kan de vrachtauto als een gebrekkige zaak als bedoeld in art. 6:173 BW worden aangemerkt. In hoger beroep zijn [appellanten] niet opgekomen tegen het oordeel dat [X] Transport – de kentekenhouder – in dit geval als bezitter van de vrachtauto heeft te gelden en uit dien hoofde (in beginsel) ook aansprakelijk is voor de schade als gevolg van dit gebrek.
3.11.
[X] Transport beroept zich op de ‘tenzij-clausule’: ook als zij het gevaar van kortsluiting had gekend, had de mogelijkheid ontbroken (tijdig) maatregelen te nemen. Dit verweer faalt. Indien komt vast te staan dat de brand is ontstaan als gevolg van (spontane) kortsluiting in de accubekabeling van de vrachtauto, draagt [X] Transport daarvan het risico. Er doet zich dan niet de situatie voor dat [X] Transport ingeval zij op de hoogte was geweest van dit gevaar en dit gebrek, toch niet verwijtbaar onrechtmatig zou hebben gehandeld door de vrachtauto gedurende het weekeinde in de loods te stallen.
Aansprakelijkheid van [X] Logistics
3.12.
Planet c.s. hebben de aansprakelijkheid van [X] Logistics gebaseerd op artikel 6:181 BW: zij zou kwalitatief aansprakelijk zijn voor de schade die een gevolg is van de volgens Planet c.s. – wegens het ontbreken van voldoende brandwerende voorzieningen – gebrekkige unit. [appellanten] hebben daartegen onder meer aangevoerd dat de hoofdregel van art. 6:181 BW toepassing mist als de schade niet met de uitoefening van het bedrijf in verband staat, en dat die uitzondering in casu aan de orde is. Planet c.s. hebben in hun reactie op dit verweer niet (voldoende) gemotiveerd uiteengezet wat het verband is tussen het ontstaan van de brand (kortsluiting in de vrachtauto dan wel een andere, onbekend gebleven oorzaak) en de bedrijfsuitoefening (een transportonderneming). Ook het verband tussen het verdere brandverloop (met vermoedelijk een “flashover” of “backdraft” tussen de units via sleuven in de scheidingswanden) en de bedrijfsuitoefening van [X] Logistics ontbreekt. Artikel 6:181 BW kan dan ook niet leiden tot aansprakelijkheid van [X] Logistics.
3.13.
Planet c.s. hebben daarnaast gesteld dat [X] Logistics aansprakelijk is uit hoofde van een toerekenbare onrechtmatige daad: [X] Logistics heeft in strijd met de van haar in het maatschappelijk verkeer te vergen zorgvuldigheid gehandeld door toe te staan dat [X] Transport (gevaarzettende) reparatiewerkzaamheden in de unit uitvoerde terwijl deze loods niet was voorzien van voldoende brandwerende voorzieningen. Meer in het bijzonder heeft [X] Logistics de vereiste zorgvuldigheid niet in acht genomen door in het weekeinde van 14 en 15 mei 2011 een (gevaarzettende) vrachtauto in die unit te (laten) stallen, met een defect aan het hydraulisch systeem, gevuld met hydraulische olie, volgetankt met dieselolie, terwijl voorts de deksel van de accuruimte was gedemonteerd. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
3.14.
[appellanten] hebben gemotiveerd betwist dat sprake is geweest van (ondeugdelijk uitgevoerde) reparatiewerkzaamheden aan de vrachtauto en hebben dit onderbouwd met (hiervoor onder 2(xi) gedeeltelijk aangehaalde) schriftelijke verklaringen van [J] (bedrijfsleider) en [K] (chauffeur) alsmede de (hiervoor onder 2(xviii) gedeeltelijk aangehaalde) verklaring van [N] (chef van de werkplaats). Planet c.s. hebben geen nader bewijs aangeboden op dit punt. Het hof gaat ervan uit dat op zaterdag 14 mei en zondag 15 mei 2013 nog geen reparatiewerkzaamheden aan de vrachtauto waren verricht. De omstandigheid dat tijdens het door BTB op 20 juni 2011 gehouden technisch onderzoek is geconstateerd dat het deksel van de accuruimte was gedemonteerd, is niet met de verklaring van [N] in strijd. Hij verklaart immers dat hij op vrijdagmiddag 13 mei 2011 onder andere het elektrisch circuit en het hydraulisch systeem van de vrachtauto heeft gecontroleerd. [appellanten] noch Planet c.s. hebben op dit punt nader bewijs aangeboden. Het hof gaat ervan uit dat tijdens de op 13 mei 2011 uitgevoerde inspectie het deksel van de accuruimte is gedemonteerd, maar dat het elektrische circuit geen waarneembaar defect vertoonde en dat het hydraulisch systeem niet waarneembaar lekte.
3.15.
Naar het oordeel van het hof kan niet gezegd worden dat [X] Logistics op zaterdag 14 mei 2011 niet de van haar onder de omstandigheden van dit geval vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen toen zij toeliet dat de vrachtauto, waarvan het hydraulisch container-laadsysteem een defect vertoonde, in de unit werd gestald. De chef van de werkplaats had immers kort tevoren een inspectie verricht en geen gebreken aan het elektrische systeem geconstateerd en ook geen lekkage aan het hydraulische systeem. Niet valt in te zien waarom het gedemonteerd laten van het deksel van de accuruimte onder deze omstandigheden een (voorzienbare) gevaarlijke situatie in het leven zou hebben geroepen. Verdere veiligheidsmaatregelen behoefde [X] Logistics toen niet te treffen. Dit impliceert dat de aansprakelijkheid van [X] Logistics evenmin kan worden gebaseerd op art. 6:162 BW.
Slotsom
3.16.
[appellanten] zullen worden toegelaten tot de hiervoor onder 3.6 en 3.9 omschreven bewijslevering. Elke verdere beslissing wordt aangehouden.

4.Beslissing

Het hof:
laat [appellanten] toe tot het de hiervoor onder 3.6 en 3.9 omschreven bewijslevering;
beveelt dat, indien [appellanten] getuigen willen doen horen, een getuigenverhoor zal plaatshebben voor mr. W.J. van den Bergh, daartoe tot raadsheer‑commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam, op een nader te bepalen dag en uur;
bepaalt dat de advocaat van [appellanten] uiterlijk op 11 februari 2014 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen (partijen, hun advocaten en de voor te brengen getuigen) in de periode van
maart tot en met juni 2014aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een datum te bepalen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, W.J. van den Bergh en A.C. van Schaick, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2014.