ECLI:NL:GHAMS:2014:755

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
200.127.235-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over rechtsgevolg van ontbinding kamer van toezicht notarissen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Maastricht. De zaak betreft een oud-kandidaat-notaris die in eerste aanleg op 23 april 2013 de maatregel van ontzetting uit het ambt opgelegd kreeg. Het hof heeft vastgesteld dat de beslissing van de kamer van toezicht, die na de ontbinding van de kamer is genomen, ieder rechtsgevolg ontbeert. Dit is het gevolg van de ontbinding van de kamer per 1 april 2013, waardoor de bevoegdheid om lopende zaken af te doen is komen te vervallen. Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de kamer voor het notariaat in het ressort 's-Hertogenbosch, in de stand waarin deze zich op 1 april 2013 bevond, voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt de gevolgen van de wetgeving omtrent de herziening van de gerechtelijke kaart en de wijziging van de Wet op het notarisambt, die van invloed zijn op de bevoegdheden van de kamers van toezicht. De beslissing is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

beslissing
____________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.127.235/01 NOT
zaaknummer eerste aanleg : N12/009
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 18 maart 2014
inzake
[oud-kandidaat-notaris],
oud-kandidaat-notaris,
APPELLANT,
gemachtigde: mr. T.P. Hoekstra te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Van de zijde van appellant, verder de oud-kandidaat-notaris, is bij een op 22 mei 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Maastricht, verder de kamer, van 23 april 2013 onder nummer N12/009, waarbij aan de oud-kandidaat-notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt is opgelegd.

2.De procedure in eerste aanleg

2.1.
In de procedure in eerste aanleg is bij tussenbeslissing van de kamer van 22 oktober 2012, de verdere behandeling van de zaak N12/009 aangehouden teneinde de voorzitter van de kamer in de gelegen te stellen nader onderzoek te (laten) doen naar de gerezen vragen zoals weergegeven in rechtsoverweging 3.6 van die tussenbeslissing.
2.2.
De voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 23 oktober 2012 nader onderzoek opgedragen aan het Bureau Financieel Toezicht te Utrecht, verder het BFT.
2.3.
Per brief van 19 maart 2013 heeft de voorzitter het naar aanleiding van voormelde onderzoeksopdracht door het BFT gereedgemaakte rapport van 5 maart 2013 aan de fungerend voorzitter van de kamer doen toekomen.
2.4.
Op 25 maart 2013 is de mondeling behandeling van de zaak door de kamer voortgezet, waarna de kamer op 23 april 2013 haar (eind-)beslissing heeft gewezen.

3.Ambtshalve beoordeling

3.1.
Nu het hof – gelet op het hierna overwogene – aan een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep niet kan toekomen, heeft het hof afgezien van een mondelinge behandeling.
3.2.
Ingevolge het besluit van 12 juli 2012, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet herziening gerechtelijke kaart en van artikelen, of onderdelen daarvan, van de wet van 29 september 2011 tot wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister en van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Stb. 2012, 314) is met ingang van 1 januari 2013 – onder meer – in werking getreden artikel VII van de Wet van 29 september 2011 tot wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister en van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Stb. 2011, 470), welk artikel voor zover te dezen van belang als volgt luidt:
“ARTIKEL VII
1. Vanaf de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel PP, blijven de kamers van toezicht, als bedoeld in artikel 93 van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel OO, voor een periode van drie maanden bevoegd om de dan nog aanhangige zaken af te doen. Bij afloop van deze termijn worden de kamers van toezicht ontbonden en zijn de voorzitters, plaatsvervangend voorzitters, leden en plaatsvervangend leden van rechtswege ontslagen. De zaken die bij afloop van de termijn nog aanhangig zijn, worden voor verdere behandeling overgedragen aan de kamer voor het notariaat als bedoeld in artikel 94, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel PP, gevestigd in het desbetreffende ressort.”
Mitsdien had de kamer tot 1 april 2013 de bevoegdheid de bij haar op 1 januari 2013 aanhangige zaken – waaronder deze zaak – af te doen. Per 1 april 2013 is de kamer ontbonden en zijn haar voorzitter en (plaatsvervangende) leden van rechtswege ontslagen. De zaken die bij afloop van de termijn nog aanhangig waren, dienden voor verdere behandeling te worden overgedragen aan de kamer voor het notariaat in het ressort ‘s-Hertogenbosch.
3.3.
Nu de beslissing waarvan beroep op 23 april 2013, derhalve na de ontbinding van de kamer en het van rechtswege ontslag van haar voorzitter en haar (plaatsvervangende) leden is gewezen, zal het hof verstaan dat die bestreden beslissing ieder rechtsgevolg ontbeert.
3.4.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, dient de zaak (onder analoge toepassing van artikel VII lid 1, derde zin, zoals in rechtsoverweging 3.2. geciteerd) te worden verwezen, in de stand waarin deze zich op 1 april 2013 bevond, naar de kamer voor het notariaat in het ressort ‘s-Hertogenbosch ter verdere behandeling.
3.5.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
- verstaat dat de beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen te Maastricht van 23 april 2013 ieder rechtsgevolg ontbeert;
- verwijst de zaak in de stand waarin deze zich op 1 april 2013 bevond naar de kamer voor het notariaat te ’s-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang en J. Blokland en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 18 maart 2014 door de rolraadsheer.