Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[GEÏNTIMEERDE SUB 1],
[GEÏNTIMEERDE SUB 2],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een verzoek tot verlenging van de termijn voor het stellen van een bankgarantie door de appellante, Brookline Enterprises Inc., een rechtspersoon gevestigd op de Britse Maagden Eilanden. Het hof had eerder in een tussenarrest bepaald dat Brookline uiterlijk op 14 januari 2014 een bankgarantie moest stellen ter hoogte van € 27.480 voor de proceskosten van de geïntimeerden. Brookline verzocht op 13 januari 2014 om een verlenging van deze termijn met twee weken, omdat zij geen beschikking had over een Nederlandse bankrekening en meer tijd nodig had om de bankgarantie te verkrijgen. De geïntimeerden maakten bezwaar tegen dit verzoek, maar Brookline stelde op 15 januari 2014 alsnog een bankgarantie ten gunste van de geïntimeerden. Het hof oordeelde dat Brookline tijdig om verlenging had verzocht en dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de buitenlandse vestiging van Brookline, niet onredelijk waren voor het verlenen van de verlenging. Het hof concludeerde dat de belangen van de geïntimeerden niet onredelijk geschaad zouden worden door de toewijzing van het verzoek tot verlenging. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol van 29 april 2014 voor het indienen van de memorie van antwoord door de geïntimeerden.