ECLI:NL:GHAMS:2014:805

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2014
Publicatiedatum
20 maart 2014
Zaaknummer
200.069.007-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst en de vernietiging van een leaseovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep waarin de appellante, [appellante], zich beroept op de vernietiging van een leaseovereenkomst die haar man, [X], heeft afgesloten met Dexia Nederland B.V. De kern van het geschil betreft de vraag of [appellante] en/of [X] zich hebben onttrokken aan de verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 7:908 lid 2 BW. Het hof stelt vast dat [appellante] de overeenkomst Dexia Aanbod niet heeft aanvaard, wat betekent dat zij in beginsel bevoegd is om de leaseovereenkomst door een buitengerechtelijke verklaring te vernietigen. Dexia betwist echter deze bevoegdheid, wat leidt tot onzekerheid tussen partijen in de zin van artikel 7:900 lid 1 BW. Het hof overweegt dat indien er geen tijdige en rechtsgeldige opt-outverklaring is ingediend, [appellante] gebonden is aan de WCAM/Duisenbergregeling en haar vorderingen moeten worden afgewezen. Indien echter blijkt dat er wel een tijdige opt-outverklaring is ingediend, zal het hof moeten onderzoeken of de leaseovereenkomst door [appellante] rechtsgeldig is vernietigd. De zaak is verwezen naar de rol van 15 april 2014 voor akte aan de zijde van [appellante], waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.069.007/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : 1028779 / DX EXPL 09-89
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 maart 2014
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en Dexia genoemd.
[appellante] is bij dagvaarding van 9 juni 2010 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam, Sector Kanton, Locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 10 maart 2010, gewezen onder bovenvermeld zaak- en rolnummer tussen [appellante] als eiseres en Dexia als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 18 december 2013 doen bepleiten, [appellante]
door mr. Maliepaard voornoemd en Dexia door mr. J.M.K.P. Cornegoor,
[appellante] aan de hand van een pleitnotitie die is overgelegd. [appellante]
heeft tevens een akte houdende een productie genomen.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad,
- te verstaan dat de akte uitlating na tussenvonnis en akte rectificatie d.d. 12 oktober 2009 behoren tot de gedingstukken;
- alsnog toe te wijzen de in eerste aanleg door haar ingestelde vorderingen zoals deze bij akte van 12 oktober 2009 zijn gerectificeerd;
- Dexia te veroordelen in de kosten in eerste aanleg, waaronder die in het incident en in hoger beroep.
Dexia heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met beslissing - uitvoerbaar bij voorraad - over de proceskosten.
Partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2. (2.1 t/m 2.9) de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze vaststelling is niet bestreden, zodat deze ook het hof tot uitgangspunt zal dienen.

3.Beoordeling

3.1.
Tussen partijen staat het volgende vast.
3.1.1.
[X] (hierna: [X]) is op 21 februari 2001 een leaseovereenkomst met de naam “Winstverdriedubbelaar” aangegaan met een rechtsvoorgangster van Dexia (hierna ook: Dexia). Deze overeenkomst vermeldt als contractnummer 29492486, als looptijd 36 maanden en als maandtermijn € 114,04.
3.1.2.
Ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomst was [X] gehuwd met [appellante]. [appellante] heeft geen toestemming verleend voor het aangaan van de leaseovereenkomst.
3.1.3.
In totaal heeft [X] op grond van de leaseovereenkomst € 3.991,40 aan termijnbetalingen aan Dexia verricht en heeft Dexia € 4,14 aan [X] uitgekeerd.
3.1.4.
Dexia heeft per 19 februari 2004 een eindafrekening met betrekking tot de leaseovereenkomst opgesteld volgens welke [X] nog € 11.368,74 aan Dexia was verschuldigd. [X] heeft dat bedrag niet betaald.
3.1.5.
[X] heeft op 14 maart 2003 het “Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod” ondertekend. Door die ondertekening is [X] de “Overeenkomst Dexia Aanbod” aangegaan. [appellante] heeft het aanmeldingsformulier niet mede-ondertekend.
3.1.6.
Bij brief van 17 mei 2006 heeft [appellante] aan Dexia bericht de leaseovereenkomst tussen [X] en Dexia met een beroep op artikel 1:89 BW te vernietigen.
3.1.7.
Bij beschikking van 25 januari 2007 (LJN AZ7033) heeft dit hof op de voet van artikel 7:907, eerste lid, BW een overeenkomst tussen Dexia en anderen verbindend verklaard (hierna: de WCAM-overeenkomst) voor de kring van gerechtigden als bedoeld in artikel 2 van de WCAM-overeenkomst. De WCAM-overeenkomst bevat een regeling voor de afwikkeling van schade ontstaan uit effectenleaseovereenkomsten. Artikel 7:908, tweede lid, BW voorziet in de mogelijkheid dat gerechtigden zich aan de binding van een WCAM-overeenkomst onttrekken door een zogenaamde opt-outverklaring uit te brengen.
3.2.
In het geding in eerste aanleg heeft [appellante] gevorderd dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de leaseovereenkomst door de vernietigingsbrief van 17 mei 2006 buitengerechtelijk is vernietigd, althans deze te vernietigen en Dexia te veroordelen tot betaling van al hetgeen in het kader van de leaseovereenkomst is betaald, vermeerderd met rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele terugbetaling. Voorts heeft zij gevorderd Dexia op straffe van een dwangsom te gelasten te bewerkstelligen dat de registratie van [X] bij het Bureau Kredietregistratie in Tiel ongedaan wordt gemaakt. Voorts heeft [appellante] de veroordeling van Dexia in de (werkelijke) proceskosten gevorderd.
3.3.
In hoger beroep is niet duidelijk of [X] en/of [appellante] zich op de voet van artikel 7:908 lid 2 BW aan de verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst hebben onttrokken. Het hof zal [appellante] in de gelegenheid stellen zich daarover bij akte alsnog uit te laten. Dexia zal daarop bij akte mogen reageren. Wat betreft de betekenis van een opt-outverklaring overweegt het hof als volgt.
3.4.
Doordat [appellante] de overeenkomst Dexia Aanbod niet heeft aanvaard, moet worden aangenomen dat zij in beginsel bevoegd is gebleven de leaseovereenkomst door een buitengerechtelijke verklaring te vernietigen. Omdat Dexia die bevoegdheid ten tijde van het uitbrengen van de vernietigingsverklaring betwistte bestond tussen partijen onzekerheid in de zin van artikel 7:900 lid 1 BW die vatbaar was voor beëindiging door de WCAM-overeenkomst. Ingeval niet blijkt dat tijdig een rechtsgeldige opt-outverklaring is ingediend, is [appellante] gebonden aan de WCAM/Duisenbergregeling en moeten de vorderingen worden afgewezen. Ingeval komt vast te staan dat tijdig een rechtsgeldige opt-outverklaring is ingediend, zal het hof hebben te onderzoeken of de leaseovereenkomst door [appellante] rechtsgeldig is vernietigd.
3.5.
In dit stadium zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

4.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 15 april 2014 voor akte aan de zijde van [appellante];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P. van Achterberg, J.W.M. Tromp en P.W.A. van Geloven en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2014.