Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1]
[appellant sub 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
ING Bank N.V.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, hebben appellanten, [appellant sub 1] en [appellant sub 2], hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had hen in een eerdere procedure veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 15.600,- aan de geïntimeerde, [geïntimeerde], met een contractuele rente van 4% per jaar. De appellanten vorderden in hoger beroep een bedrag van € 30.000,-, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, alsmede een aanpassing van de rente over een eerder geleend bedrag van € 15.000,-. De zaak draait om de vraag of de appellanten als hoofdelijk medeschuldenaren of als borg hebben gefunctioneerd in de hypothecaire lening die door de ING Bank N.V. was verstrekt.
De feiten zijn als volgt: de broer van [appellant sub 1] had een relatie met [geïntimeerde] en samen hebben zij een hypothecaire lening afgesloten voor een woning. De appellanten hebben een bedrag van € 30.000,- op de hypotheekrekening gestort, maar hebben geen profijt gehad van de lening of de woning. Het hof oordeelt dat de appellanten niet als borg, maar als hoofdelijk medeschuldenaren moeten worden aangemerkt, en dat zij recht hebben op de gevorderde bedragen. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank, behalve voor het deel dat de geldlening betreft, en wijst de vorderingen van de appellanten toe.
De beslissing van het hof houdt in dat [geïntimeerde] aan de appellanten moet betalen: € 30.000,- met wettelijke rente vanaf 2 november 2010, en contractuele rente van 4% over € 15.000,- met ingang van 16 oktober 2009. Tevens wordt [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. Het arrest is uitgesproken op 21 januari 2014.