ECLI:NL:GHAMS:2014:967

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
1 april 2014
Zaaknummer
23-004619-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dreiging met geweld en noodweer in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1954, was aangeklaagd voor bedreiging met geweld en vernieling. De tenlastelegging betrof twee incidenten op 17 maart 2008 te Amsterdam, waarbij de verdachte de aangever met een stalen pijp zou hebben bedreigd en een auto zou hebben beschadigd. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 februari 2014 heeft de advocaat-generaal een voorwaardelijke geldboete van €150 geëist, subsidiair 3 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaar.

Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen in overweging genomen. De verdachte stelde dat hij zich verdedigde tegen de aangever, die hem en zijn zoon bedreigde met een ijzeren pijp, en dat hij zich in een noodsituatie bevond. Het hof oordeelde dat de bedreiging met geweld niet in redelijke verhouding stond tot het dreigende gevaar dat de verdachte en zijn zoon ondervonden. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tweede tenlastelegging, omdat niet bewezen kon worden dat hij de auto had beschadigd. Het hof heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte de eerste tenlastelegging had begaan, maar heeft geoordeeld dat dit niet strafbaar was, en heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.

De uitspraak van het hof vernietigt het eerdere vonnis en doet opnieuw recht, waarbij de verdachte van alle rechtsvervolging wordt ontslagen. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 5 maart 2014.

Uitspraak

parketnummer: 23-004619-13
datum uitspraak: 5 maart 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 oktober 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-460770-08 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 februari 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van €150 subsidiair 3 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaar.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1:
hij op of omstreeks 17 maart 2008 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer] met een stalen pijp, althans een hard en/of zwaar voorwerp (van korte afstand) voorgehouden.
2:
hij op of omstreeks 17 maart 2008 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk (een spiegel van) een auto , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door eenmaal of meermalen met een (ijzeren) pijp, althans een hard en/of zwaar voorwerp op/tegen die auto heeft geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe dat de aangever verklaart dat de buitenspiegel reeds voor het treffen van de verdachte en de aangever was vernield of beschadigd zodat de aangever de buitenspiegel van de auto niet kan hebben vernield of beschadigd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 maart 2008 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer] een hard en/of zwaar voorwerp voorgehouden.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht althans.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert geen strafbaar feit op. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt hiertoe het volgende. Het hof heeft de door de verdachte op zitting gegeven verklaring opgevat als een beroep op noodweer ter zake van het onder 1 ten laste gelegd. Verdachte verwijst op de terechtzitting naar zijn eerdere verklaring zoals vervat in het, in wettelijke vorm opgemaakte, proces-verbaal van verhoor van 17 maart 2008 (proces-verbaal nummer: 2008076411-4). Hierin heeft verdachte, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij zichzelf heeft willen verdedigen, omdat de aangever een agressieve en bedreigende houding tegenover verdachte en zijn zoon had aangenomen en omdat de aangever van een drietal andere personen met een ijzeren pijp in de handen vergezeld was. Ter terechtzitting voegt verdachte daaraan toe dat hij zich aangevallen voelde.
In het kader van het beroep op noodweer zijn de volgende verklaringen van belang:
de verklaring van getuige [getuige], d.d. 18 maart 2008, zoals opgenomen in het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van 18 maart 2008, opgemaakt door [verbalisant] (hoofdagent politie), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
“Ik zag mijn schoonvader naar buiten lopen. Ik hoorde dat hij tegen die man zei: “Wat zit je tegen mijn zoon te roepen. Mijn zoon is de loods niet uit geweest”. Ik hoorde dat die man zei: “Kijk maar mijn spiegel, die is kapot”. Ik zag dat mijn schoonvader naar die man toe liep. Ik zag dat hij steeds half in die auto zat. Tevens zag ik dat die mannen die naast de vrachtauto stonden, ijzeren pijpen in hun handen hadden.Ik hoorde dat die man die in het vrachtautootje zat, riep: “Kom dan maar uit. Kom maar bij”.”
de verklaring van verdachte d.d. 17 maart 2008, zoals opgenomen in het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 maart 2008, opgemaakt door [verbalisant] (hoofdagent politie), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
“Toen ik buiten was zag ik dat die man tegen mijn zoon aan het schreeuwen was. Ik hoorde dat hij tegen mijn zoon zei: “Jij hebt mijn spiegel kapot gemaakt.” Hij bedreigde mijn zoon. Ik weet niet meer met welke woorden. Ik zei tegen die man: “Waar is die beschadiging?” Ik hoor dat hij zei: “Kijk naar die spiegel.” Ik zag niets. Ik keek over de laadbak van-de auto van die man heen en zag dat daar drie mannen stonden. Ik dacht toen ik wordt uitgelokt. Toen ik dat zag, pakte ik een stukje ijzer en wilde hiermee mij verdedigen. Ik zag namelijk dat die andere personen ook een stukje ijzeren pijp in hun handen hadden. Ik heb een verwerende houding aangenomen. Ik heb vervolgens een klap gegeven op de spiegel van die vrachtauto van die man. Ik wilde die personen hiermee intimideren.”
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, alsmede hetgeen verdachte op zitting heeft verklaard, is het naar het oordeel van het hof aannemelijk dat de verdachte hoorde dat de aangever en personen die bij aangever hoorden, hem en zijn zoon verbaal bedreigden terwijl zij openlijk ijzeren pijpen droegen. Van dit alles ging een zodanig onmiddellijk dreigend gevaar voor een wederrechtelijke aanranding van de lichamelijke integriteit van verdachte en diens zoon uit, dat voor verdachte de noodzaak bestond om zich hiertegen te verdedigen. Onder deze omstandigheden oordeelt het hof dat het enkele dreigen met geweld door de verdachte niet in onredelijke verhouding staat tot het onmiddellijk dreigend gevaar.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. N.F. van Manen en mr. C. Waling, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Meyer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 maart 2014.
Mr. C. Waling en mr. N.F. van Manen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]
.