ECLI:NL:GHAMS:2015:1232

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2015
Publicatiedatum
7 april 2015
Zaaknummer
23-005594-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping en valsheid in geschrift door gedeputeerde provincie Noord-Holland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een gedeputeerde van de provincie Noord-Holland, werd beschuldigd van omkoping, valsheid in geschrift en witwassen. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de verdachte en medeverdachten die betrokken waren bij het valselijk opmaken van facturen en het witwassen van geldbedragen die afkomstig waren uit omkoping. De rechtbank had eerder de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof oordeelde dat de verdachte feitelijk leiding had gegeven aan de valsheid in geschrift en het voorhanden hebben van valse facturen. Het hof oordeelde dat de vervolging van de verdachte niet in strijd was met de beginselen van een behoorlijke procesorde, ondanks de argumenten van de verdediging dat andere medeverdachten niet waren vervolgd. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 240 uur, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een zwaardere straf op dan de rechtbank had gedaan, omdat de verdachte had bijgedragen aan de mogelijkheid voor de medeverdachte om jarenlang de herkomst van de geldbedragen te verbergen. De uitspraak benadrukt de ernst van omkoping van een politiek bestuurder en de gevolgen van valsheid in geschrift en witwassen.

Uitspraak

parketnummer: 23-005594-13
datum uitspraak: 7 april 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 december 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-971005-12 tegen
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 juli 2014, 12, 13, 18 en 19 februari 2015, 3, 4, 9, 11, 18 en 25 maart 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

De – in eerste aanleiding gewijzigde – tenlastelegging is bijgevoegd bij dit arrest. Kort samengevat is aan de verdachte tenlastegelegd dat de verdachte, al dan niet als feitelijk leidinggever of opdrachtgever, betrokken is geweest bij het valselijk opmaken van facturen, voorhanden hebben van valse facturen en gebruik maken van valse facturen (feit 1 en 2) en dat de verdachte geldbedragen heeft witgewassen (feit 3).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De raadsman heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte op de grond dat de vervolging van de verdachte in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur, omdat aan de verdachte - anders dan aan medeverdachten die worden verdacht van actieve omkoping van [medeverdachte] - niet eerst een transactieaanbod is gedaan en omdat de verdachte onevenredig is getroffen als gevolg van zijn vervolging.
Het hof overweegt als volgt.
De beslissing tot vervolging over te gaan, leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Voor wat betreft het verbod van willekeur - dat in strafrechtspraak in dit verband ook wel wordt omschreven als het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging - geldt daarbij als criterium dat geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. De verdachte wordt verdacht van het in een periode van langere duur meermalen plegen van valsheid in geschrift en witwassen in verband met geldbedragen die als gevolg van de aan medeverdachte [medeverdachte] tenlastegelegde omkoping en valsheid in geschrift zijn verkregen, voor zover die via de vennootschap van de verdachte bij [medeverdachte] terecht zijn gekomen. Andere medeverdachten – de ‘actieve’ omkopers op wie de raadsman het oog heeft – worden (of werden) verdacht van het één of enkele malen omkopen van [medeverdachte]. Bij die stand van zaken kan naar het oordeel van het hof niet gesproken worden van zodanig gelijke gevallen dat sprake is van een schending van het gelijkheidsbeginsel doordat de verdachte is vervolgd en bedoelde medeverdachten, de actieve omkopers, niet. Voor wat betreft het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging geldt dat de door de raadsman aangevoerde omstandigheden niet leiden tot het oordeel dat geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. De omstandigheid dat de meeste medeverdachten - de ‘actieve’ omkopers - inmiddels het hun gedane transactieaanbod hebben aanvaard en hun zaken daarmee zijn afgewikkeld met een relatief geringe boete en/of een werkstraf van relatief geringe duur, kan aan voormeld oordeel van het hof niet afdoen. Hetzelfde heeft te gelden voor de door de raadsman aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het voorgaande brengt met zich dat niet gesproken kan worden van het instellen of voortzetten van een vervolging die onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Ook anderszins kan niet worden gezegd dat, zoals de raadsman kennelijk bedoeld heeft te betogen, het Openbaar Ministerie, door de verdachte te vervolgen, tekort heeft gedaan aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.

Overwegingen

Feit 1: facturen van [rechtspersoon G]
De standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging.
Het Openbaar Ministerie heeft betoogd dat dit feit kan worden bewezenverklaard en heeft daartoe aangevoerd dat [rechtspersoon G] niet de op de facturen vermelde werkzaamheden voor [rechtspersoon E] BV (hierna: [rechtspersoon E]), [rechtspersoon H] BV (hierna: [rechtspersoon H]), [rechtspersoon I] BV (hierna: [rechtspersoon I]), [rechtspersoon L] BV (hierna: [rechtspersoon L]) en [rechtspersoon M] BV (hierna: [rechtspersoon M]) heeft verricht.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de tenlastegelegde facturen van [rechtspersoon G] zijn verstuurd in het kader van de reeds langer bestaande samenwerking van de verdachte met medeverdachte [medeverdachte] en [rechtspersoon A] BV (hierna: [rechtspersoon A]) en dat de verdachte niet wist dat de facturen vals waren.
Het hof stelt het volgende vast.
In de administratie van [rechtspersoon E] is de volgende factuur aangetroffen:
- een factuur van [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon E] van 12 september 2007 voor een bedrag van € 59.500 met als omschrijving ‘provisie inzake Jaagweg 1 gem. Koggenland’.
In de administratie van [rechtspersoon G] zijn de volgende facturen aangetroffen:
  • een factuur van [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon H] van 5 maart 2007 voor een bedrag van € 24.395 met als omschrijving ‘advieskosten inzake ontwikkeling Veenendaal’,
  • een factuur van [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon I] van 27 februari 2007 voor een bedrag van € 4.165 met als omschrijving ‘advisering marktontwikkelingen NH’,
  • een factuur van [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon L] van 5 maart 2007 voor een bedrag van € 4.165 met als omschrijving ‘adviezen inzake projectontwikkeling’, en
  • een factuur van [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon M] van 5 maart 2007 voor een bedrag van € 9.520 met als omschrijving ‘taxatiewerkzaamheden inzake diverse gebouwen o.g. portefeuille’.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat kan worden bewezenverklaard dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het door [rechtspersoon G], tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte], valselijk opmaken van facturen en voorhanden hebben van een aantal van die valse facturen. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Wat er ook zij van de eventuele samenwerking tussen [rechtspersoon G] en [rechtspersoon A] ten aanzien van bepaalde projecten, geen van de genoemde vijf facturen houdt verband met activiteiten die hun oorsprong vinden in die samenwerking. [Rechtspersoon G] verrichtte niet de op de facturen vermelde activiteiten en de opbrengsten van de vijf facturen kwamen ook niet in het gezamenlijke ‘potje’ met revenuen uit de samenwerking in [rechtspersoon G] terecht, maar kwamen louter ten goede aan [medeverdachte], zo blijkt uit de door de verdachte opgestelde afrekeningen van 10 december 2009 en 24 februari 2010, waarin de volledige opbrengst van de betaalde facturen van [rechtspersoon E] (€ 50.000), [rechtspersoon H] (€ 20.500), [rechtspersoon I] (€ 3.500), [rechtspersoon L] (€ 3.500) en [rechtspersoon M] (€ 8.000), zijnde in het totaal € 85.500 exclusief BTW, is vermeld onder ‘Ton opgenomen:’.
Met de rechtbank is het hof voorts van oordeel dat de facturen valselijk zijn opgemaakt, nu ten aanzien van geen van deze facturen geldt dat de werkzaamheden die in rekening zijn gebracht en staan vermeld op de facturen ook daadwerkelijk door [rechtspersoon G] zijn verricht.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte niet wist dat het ging om valse facturen omdat [medeverdachte] over de facturen slechts contact had met respectievelijk [betrokkene 5], [betrokkene 6], [betrokkene 7], [betrokkene 4] en [betrokkene 3], [medeverdachte] de verdachte niet informeerde over de werkelijke reden voor het laten versturen van de facturen en de verdachte niet wist dat het ging om het innen van gelden voor een verkiezingscampagne.
Het hof verwerpt dit verweer reeds omdat de verdachte, zonder dat hij daartoe verplicht was, zijn vennootschap facturen heeft laten opmaken waardoor de suggestie is gewekt dat [rechtspersoon G] werkzaamheden had verricht, terwijl dit, naar hij wist, in werkelijkheid niet het geval was. De omstandigheid dat de verdachte niet over de werkelijke reden voor het verzenden van de facturen zou zijn geïnformeerd, doet hier niet aan af.
Het tenlastegelegde voorhanden hebben van de bedoelde facturen in de bedrijfsadministratie van [rechtspersoon G] acht het hof wettig en overtuigend bewezen, voor zover die facturen in die administratie zijn aangetroffen.
Het hoger beroep van de verdachte en van het Openbaar Ministerie is niet gericht tegen de beslissing van de rechtbank tot ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van het tenlastegelegde gebruik maken van de facturen. Het hof ziet evenwel aanleiding geen toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 416 lid 2 onderscheidenlijk lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), nu het van oordeel is, dat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat, nu de facturen zijn verzonden aan [rechtspersoon E], [rechtspersoon H], [rechtspersoon I], [rechtspersoon L] en [rechtspersoon M] die bekend waren met het feit dat de facturen valselijk waren opgemaakt, niet kan worden geoordeeld dat de facturen zijn gebruikt ter misleiding van deze vennootschappen, waardoor geen sprake is van gebruik maken als bedoeld in artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht (Sr), in welke betekenis deze woorden ook in de tenlastelegging moeten worden geacht te zijn gebezigd, hetgeen leidt tot vrijspraak.
Feit 2: facturen van [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G]
De standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging.
Het Openbaar Ministerie heeft betoogd dat kan worden bewezenverklaard dat de verdachte tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] en/of één of meer anderen de tenlastegelegde facturen valselijk heeft opgemaakt, van die facturen gebruik heeft gemaakt en die facturen voorhanden heeft gehad. Daartoe heeft het Openbaar Ministerie aangevoerd dat [rechtspersoon A] niet de op de facturen vermelde werkzaamheden voor [rechtspersoon G] heeft verricht.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de tenlastegelegde facturen van [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] zijn verstuurd in het kader van de reeds langer bestaande samenwerking van de verdachte met [medeverdachte] en [rechtspersoon A] en dat de verdachte niet wist dat [medeverdachte] de facturen had verstuurd teneinde voor de (verkiezingscampagne van de) verdachte bestemde geldbedragen via [rechtspersoon G] naar [rechtspersoon A] te doen overmaken.
Het hof stelt het volgende vast.
In de administratie van [rechtspersoon G] zijn de volgende facturen aangetroffen:
  • een factuur van [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] van 12 januari 2007 voor een bedrag van € 24.395 met als omschrijving ‘wegens verstrekte adviezen investeringsprojecten te Duitsland in 2006 conform afspraak’,
  • een factuur van [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] van 17 januari 2007 voor een bedrag van € 8.330 met als omschrijving ‘wegens verstrekte adviezen investeringsprojecten te Kalingrad in 2006 conform afspraak’,
  • een factuur van [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] van 1 maart 2007 voor een bedrag van € 9.520 met als omschrijving ‘wegens verstrekte adviezen investeringsprojecten te Kalingrad 2 in 2006 conform afspraak’,
  • een factuur van [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] van 15 september 2007 voor een bedrag van € 5.950 met als omschrijving ‘wegens verstrekte adviezen investeringsprojecten te Kalingrad in 2007 conform afspraak’, en
  • een factuur van [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] van 12 januari 2008 voor een bedrag van € 119.000 met als omschrijving ‘wegens verstrekte adviezen investeringsprojecten te Roemenië in 2007 conform afspraak’.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat kan worden bewezenverklaard dat de verdachte valse facturen voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze facturen bestemd waren te gebruiken als waren zij echt en onvervalst. Daartoe overweegt het hof als volgt.
De aan [rechtspersoon G] gezonden facturen hadden volgens de verdachte en [medeverdachte] als doel geld dat in een ‘potje’ in [rechtspersoon G] aanwezig was en waar [medeverdachte] uit hoofde van een samenwerkingsovereenkomst recht op had, aan [rechtspersoon A] over te maken. Anders dan de omschrijvingen op de facturen suggereren, werden met de facturen geen adviezen in rekening gebracht door [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G]. De facturen waren immers bedoeld [rechtspersoon G] een titel te verstrekken op basis waarvan de betalingen aan [rechtspersoon A] konden plaatsvinden. Hieruit volgt dat de verdachte wist dat de facturen vals waren en dat deze bestemd waren voor gebruik daarvan als echt en onvervalst. De verdachte heeft de facturen opgenomen in de administratie van [rechtspersoon G]. Daarmee heeft hij de facturen voorhanden gehad.
Anders dan het Openbaar Ministerie is hof van oordeel dat niet kan worden bewezenverklaard dat de verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] en/of één of meer anderen, de tenlastegelegde facturen valselijk heeft opgemaakt of van die facturen gebruik heeft gemaakt.
Ten aanzien van het valselijk opmaken van de facturen overweegt het hof als volgt. De facturen zijn opgemaakt door [medeverdachte]. Weliswaar zal de werkwijze van de verdachte en [medeverdachte] omtrent het gebruik van het gezamenlijke ‘potje’ in [rechtspersoon G] met zich hebben gebracht dat het opzet van de verdachte in zijn algemeenheid was gericht op het uiteindelijk overbrengen van de gelden naar [rechtspersoon A]/ [medeverdachte], maar daarmee is onvoldoende gebleken dat het opzet van de verdachte (ook) was gericht op het valselijk opmaken van de tenlastegelegde facturen. Nu ook overigens onvoldoende is gebleken dat de verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met [medeverdachte] en/of één of meer anderen, de tenlastegelegde facturen valselijk heeft opgemaakt, zal het hof de verdachte ook in zoverre van het onder 2 tenlastegelegde vrijspreken.
Het hoger beroep van de verdachte en van het Openbaar Ministerie is niet gericht tegen de beslissing van de rechtbank tot ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van het tenlastegelegde gebruik maken van de facturen. Het hof ziet evenwel aanleiding geen toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 416 lid 2 onderscheidenlijk lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), nu het van oordeel is, dat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
[Rechtspersoon G] heeft de facturen ontvangen, terwijl deze bekend was met de valsheid daarvan. Daarmee zijn de facturen niet gebruikt als middel ter misleiding van [rechtspersoon G]. Nu ook overigens niet is gebleken dat de verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met [medeverdachte] en/of één of meer anderen, de facturen als middel ter misleiding tegenover derden heeft gebruikt, kan niet worden gesproken van gebruik maken als bedoeld in artikel 225, tweede lid, Sr, in welke betekenis deze woorden ook in de tenlastelegging moeten worden geacht te zijn gebezigd. Daarom zal het hof de verdachte in zoverre van het onder 2 tenlastegelegde vrijspreken.
Feit 3: witwassen
De standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging.
Het Openbaar Ministerie heeft betoogd dat kan worden bewezenverklaard dat de verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met één of meer anderen, de tenlastegelegde geldbedragen heeft witgewassen. Daartoe heeft het Openbaar Ministerie aangevoerd dat de verdachte de herkomst van uit valsheid in geschrift afkomstig geldbedragen heeft verhuld door middel van valse facturen en/of door de geldbedragen te doen overmaken naar [rechtspersoon G]. Ten aanzien van de tenlastegelegde geldbedragen van € 5.950 en € 119.000 heeft het Openbaar Ministerie aangevoerd dat het niet anders kan zijn dan dat deze geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn, omdat, zo begrijp het hof, deze geldbedragen uit omkoping afkomstig zijn en/of zijn vermengd met geldbedragen die uit omkoping en/of valsheid in geschrift afkomstig zijn en de geldbedragen aan de hand van valse facturen zijn overgemaakt van de rekening van [rechtspersoon G] naar de rekening van [rechtspersoon A]
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezenverklaard dat de tenlastegelegde geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn dan wel dat de verdachte dat wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Het hof overweegt als volgt.
Ten aanzien van de tenlastegelegde geldbedragen van € 59.500,00 (zaaksdossier [rechtspersoon E]) overweegt het hof dat de verdachte dit geldbedrag tezamen en in vereniging met [medeverdachte] in [rechtspersoon G] heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl de verdachte wist dat het geldbedrag afkomstig was uit valsheid in geschrift en [medeverdachte] wist dat het geldbedrag afkomstig was uit omkoping en valsheid in geschrift. De verdachte en [medeverdachte] hebben de herkomst van het geldbedrag verhuld door aan de betaling van het geldbedrag een factuur ten grondslag te leggen die suggereerde dat het geldbedrag een legale herkomst had. Die factuur houdt namelijk in dat [rechtspersoon G] werkzaamheden heeft verricht voor [rechtspersoon E], terwijl daarvan in werkelijkheid geen sprake was. De verdachte en [medeverdachte] hebben de herkomst van het geldbedrag ook verhuld door dit te laten overmaken naar de rekening van [rechtspersoon G], terwijl het geldbedrag bestemd was voor [medeverdachte].
Ten aanzien van de tenlastegelegde geldbedragen € 24.395,00, tweemaal € 4.165,00, € 9.520,00 (zaaksdossier [rechtspersoon G]) overweegt het hof dat de verdachte deze geldbedragen tezamen en in vereniging met [medeverdachte] in respectievelijk vanuit [rechtspersoon G] heeft verworven, voorhanden gehad en overgedragen, terwijl de verdachte wist dat de geldbedragen afkomstig waren uit valsheid in geschrift en [medeverdachte] wist dat de geldbedragen afkomstig waren uit omkoping en valsheid in geschrift. De verdachte en [medeverdachte] hebben de herkomst van de geldbedragen verhuld door aan de betalingen van die geldbedragen facturen ten grondslag te leggen die suggereerden dat de geldbedragen een legale herkomst hadden. Die facturen houden namelijk in dat [rechtspersoon G] werkzaamheden heeft verricht voor [rechtspersoon H], [rechtspersoon I], [rechtspersoon L] en [rechtspersoon M], terwijl daarvan in werkelijkheid geen sprake was. De verdachte en [medeverdachte] hebben de herkomst van de geldbedragen ook verhuld door deze te laten overmaken naar de rekening van [rechtspersoon G], terwijl deze geldbedragen bestemd waren voor [medeverdachte]. Vervolgens hebben de verdachte en [medeverdachte] de herkomst van de geldbedragen opnieuw verhuld door de geldbedragen over te maken van de rekening van [rechtspersoon G] naar de rekening van [rechtspersoon A] en aan die betalingen facturen ten grondslag te leggen die wederom suggereerden dat de geldbedragen een legale herkomst hadden.
Ten aanzien van de tenlastegelegde geldbedragen van € 5.950,00 en € 119.000,00 (zaaksdossier [rechtspersoon G]) overweegt het hof als volgt.
Anders dan het Openbaar Ministerie is het hof van oordeel dat niet kan worden bewezenverklaard dat de verdachte deze geldbedragen heeft witgewassen. Onvoldoende is gebleken dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf dat is gepleegd voorafgaand aan het door [rechtspersoon G] verwerven, voorhanden hebben en overdragen van die geldbedragen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
[rechtspersoon G] BV in de periode 15 januari 2005 tot en met 6 juli 2009 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, facturen - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben [rechtspersoon G] BV en zijn medeverdachte valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid –
(zaaksdossier 4)
a.) in een factuur d.d. 12 september 2007 van [rechtspersoon G] BV aan [rechtspersoon E] BV opgenomen dat [rechtspersoon G] BV voor een bedrag van € 59.500 provisie ontvangt voor 'het regelen van de financiering van de gronden Jaagweg 1 gem. Koggenland',
(zaaksdossier 8)
a. a) in een factuur d.d. 5 maart 2007 van [rechtspersoon G] BV aan [rechtspersoon H] BV opgenomen dat [rechtspersoon G] BV aan [rechtspersoon H] BV voor een bedrag van € 24.395 adviezen inzake ontwikkeling Veenendaal had verstrekt,
b) in een factuur d.d. 27 februari 2007 van [rechtspersoon G] BV aan [rechtspersoon I] BV opgenomen dat [rechtspersoon G] BV aan [rechtspersoon I] BV voor een bedrag van € 4.165 adviezen inzake marktontwikkelingen NH had verstrekt,
c) in een factuur d.d. 5 maart 2007 van [rechtspersoon G] BV aan [rechtspersoon L] BV opgenomen dat [rechtspersoon G] BV aan [rechtspersoon L] BV voor een bedrag van € 4.165 adviezen inzake projectontwikkeling had verstrekt, en
d) in een factuur d.d. 5 maart 2007 van [rechtspersoon G] BV aan [rechtspersoon M] BV opgenomen dat [rechtspersoon G] BV aan [rechtspersoon M] BV voor een bedrag van € 9.520 ‘taxatiewerkzaamheden inzake diverse gebouwen o.g. portefeuille zoals met dhr. [betrokkene 7] besproken’ had verstrekt,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken,
aan welke feiten verdachte feitelijk leiding heeft gegeven
en
[rechtspersoon G] BV in de periode 15 januari 2005 tot en met 6 juli 2009 te Amsterdam opzettelijk voorhanden heeft gehad valse facturen - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat voorhanden hebben hierin dat die geschriften door [rechtspersoon G] B.V. zijn opgenomen in de bedrijfsadministratie,
en bestaande die valsheid hierin dat,
a. a) in een factuur d.d. 5 maart 2007 van [rechtspersoon G] BV aan [rechtspersoon H] BV opgenomen dat [rechtspersoon G] BV aan [rechtspersoon H] BV voor een bedrag van € 24.395 adviezen inzake ontwikkeling Veenendaal had verstrekt,
b) in een factuur d.d. 27 februari 2007 van [rechtspersoon G] BV aan [rechtspersoon I] BV opgenomen dat [rechtspersoon G] BV aan [rechtspersoon I] BV voor een bedrag van € 4.165 adviezen inzake marktontwikkelingen NH had verstrekt,
c) in een factuur d.d. 5 maart 2007 van [rechtspersoon G] BV aan [rechtspersoon L] BV opgenomen dat [rechtspersoon G] BV aan [rechtspersoon L] BV voor een bedrag van € 4.165 adviezen inzake projectontwikkeling had verstrekt, en
d) in een factuur d.d. 5 maart 2007 van [rechtspersoon G] BV aan [rechtspersoon M] BV opgenomen dat [rechtspersoon G] BV aan [rechtspersoon M] BV voor een bedrag van € 9.520 ‘taxatiewerkzaamheden inzake diverse gebouwen o.g. portefeuille zoals met dhr. [betrokkene 7] besproken’ had verstrekt,
aan welke feiten verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 2
hij in de periode van 15 januari 2005 tot en met 6 juli 2009 te Amsterdam, opzettelijk voorhanden heeft gehad valse facturen - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst,
bestaande dat voorhanden hebben hierin dat die geschriften door verdachte is opgenomen in de bedrijfsadministratie,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat,
a. a) in een factuur d.d. 12 januari 2007 van [rechtspersoon A] BV aan [rechtspersoon G] BV is opgenomen dat [rechtspersoon A] BV aan [rechtspersoon G] BV in 2006 voor een bedrag van € 24.395 adviezen over investeringsprojecten te Duitsland had verstrekt,
b) in een factuur d.d. 17 januari 2007 van [rechtspersoon A] BV aan [rechtspersoon G] BV is opgenomen dat [rechtspersoon A] BV aan [rechtspersoon G] BV in 2006 voor een bedrag van € 8.330 adviezen over investeringsprojecten te Kalingrad had verstrekt,
c) in een factuur d.d. 1 maart 2007 van [rechtspersoon A] BV aan [rechtspersoon G] BV is opgenomen dat [rechtspersoon A] BV aan [rechtspersoon G] BV in 2006 voor € 9.520 adviezen over investeringsprojecten te Kalingrad 2 had verstrekt,
d) in een factuur d.d. 15 september 2007 van [rechtspersoon A] BV aan [rechtspersoon G] BV is opgenomen dat [rechtspersoon A] B.V aan [rechtspersoon G] BV in 2007 voor een bedrag van € 5.950 adviezen over investeringsprojecten te Kalingrad had verstrekt, en
e) in een factuur d.d. 12 januari 2008 van [rechtspersoon A] BV aan [rechtspersoon G] BV is opgenomen dat [rechtspersoon A] BV aan [rechtspersoon G] BV in 2007 voor een bedrag van € 119.000 adviezen over investeringsprojecten te Roemenië had verstrekt.
Feit 3
hij in de periode 15 januari 2005 tot en met 6 juli 2009 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, voorwerpen, te weten geldbedragen van € 59.500, € 24.395, tweemaal € 4.165 en € 9.520,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en die ander wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
voortgezette handeling van
feitelijk leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,
en
feitelijk leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor (gedeelten van) het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie en de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het openbaar ministerie heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft geldbedragen die afkomstig zijn van omkoping en valsheid in geschrift, en die voor medeverdachte [medeverdachte] bestemd waren, via zijn vennootschap aan [medeverdachte] doen toekomen. Niet is gebleken dat de verdachte wist dat [medeverdachte] zich schuldig maakte aan omkoping, maar wel dat de verdachte door zijn vennootschap ten behoeve van [medeverdachte] valse facturen liet verzenden aan, en betalingen daarvan liet ontvangen van, bedrijven in de vastgoedsector, terwijl de verdachte wist dat [medeverdachte] gedeputeerde van de provincie Noord-Holland was en in die functie onder meer verantwoordelijk was voor ruimtelijke ordening. Daarmee heeft de verdachte zich niet alleen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift en witwassen, maar ook mede mogelijk gemaakt dat [medeverdachte] jarenlang de werkelijke herkomst van voor hem bestemde geldbedragen kon verbergen. Het hof is van een oordeel dat een dergelijke handelwijze in beginsel noopt tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij heeft het hof acht geslagen op de door de LOVS opgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting in fraudezaken.
In dit geval ziet het hof evenwel aanleiding een andere straf op te leggen. Die aanleiding ziet het hof in de omstandigheid dat de handelwijze van de verdachte er ogenschijnlijk niet toe heeft geleid dat hij er (financieel) op vooruit is gegaan. De strafvervolging van de verdachte, tegelijk met die van [medeverdachte] als voormalig gedeputeerde van de provincie Noord-Holland, heeft ook een bijzondere weerslag op de gezondheid en de financiën van de verdachte gehad. Aanleiding voor het niet opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ziet het hof voorts in de omstandigheid dat medeverdachten in het onderzoek Oranje, die werden verdacht van actieve omkoping van [medeverdachte], voor een relatief geringe geldboete of taakstraf strafvervolging hebben kunnen voorkomen. Weliswaar verschillen de zaken van verdachte ten opzichte van die van de actieve omkopers zodanig van de zaak tegen de verdachte dat niet van gelijke gevallen kan worden gesproken, maar dat neemt niet weg dat bij het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte, de verschillen tussen de wijzen van afdoening van de zaken - tegen de vermeende actieve omkopers enerzijds en de verdachte anderzijds - in een te scheve verhouding komen te staan. Het hof betrekt daarbij dat naar het oordeel van het hof omkoping van een politiek bestuurder in beginsel met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur dient te worden bestraft. Het hof is van oordeel dat bovengenoemde omstandigheden moeten leiden tot het opleggen van andere straffen dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende acht het hof, overeenkomstig de eis van het openbaar ministerie, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, passend en geboden. Dat is een hogere straf dan de rechtbank heeft opgelegd, omdat het hof van oordeel is dat de ernst van de feiten noopt tot oplegging van een taakstraf van de maximale duur.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 56, 57, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. A.M. van Woensel en mr. A.P.M. van Rijn, in tegenwoordigheid van mr. C. Beuze, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 april 2015.

Tenlastelegging

Feit 1
[Rechtspersoon G] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 15 januari 2005 tot en met 6 juli 2009 te Haarlem en/of Amsterdam en/of Hattem en/of Den Helder en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal (telkens):
een of meer facturen,
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of heeft laten opmaken en/of vervalsen,
immers heeft/hebben De [rechtspersoon G] en/of zijn medeverdachte(n) (telkens) valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid - inzake
ZD/04:
a.) in een factuur d.d. 12 september 2007 van [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon E] BV opgenomen en/of laten opnemen dat [rechtspersoon G] (voor een bedrag van EUR 59.500) provisie ontvangt voor 'het regelen van de financiering van de gronden Jaagweg 1 gem. Koggenland' [p. 40599] en/of
ZD/08:
a.) in een factuur d.d. 5 maart 2007 van [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon H] BV (althans [rechtspersoon H] BV) opgenomen en/of laten opnemen dat [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon H] BV (althans [rechtspersoon H] BV) (voor een bedrag van EUR 24.395) adviezen inzake ontwikkeling Veenendaal heeft verstrekt [p. 80262] en/of
b.)in een factuur d.d. 27 februari 2007 van [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon I] opgenomen en/of laten opnemen dat [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon I] (voor een bedrag van EUR 4.165) adviezen inzake marktontwikkelingen NH heeft verstrekt [p. 80288] en/of
c.) in een factuur d.d. 5 maart 2007 van [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon L] BV opgenomen en/of laten opnemen dat [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon L] BV (voor een bedrag van EUR 4.165) adviezen inzake projectontwikkeling heeft verstrekt [p. 80294] en/of
d.) in een factuur d.d. 5 maart 2007 van [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon M] opgenomen en/of laten opnemen dat [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon M] (voor een bedrag van EUR 9.520) taxatiewerkzaamheden inzake diverse gebouwen o.g. portefeuille zoals met dhr. [betrokkene 7] besproken heeft verstrekt [p. 80304] en/of
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken
aan welk(e) feit(en) verdachte en/of zijn medeverdachte(n) feitelijk leiding heeft/hebben gegeven en/of tot welk(e) feit(en) verdachte en/of zijn medeverdachte(n) opdracht heeft/hebben gegeven;
en/of
[Rechtspersoon G] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 15 januari 2005 tot en met 6 juli 2009 te Haarlem en/of Amsterdam en/of Hattem en/of Den Helder en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt (van) en/of voorhanden heeft gehad een of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) facturen, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat (een of meer van) die geschrift(en) door [rechtspersoon G] en/of zijn medeverdachte(n) is/zijn verzonden aan
- [ ZD-04] [rechtspersoon E] BV en/of
- [ ZD-08] [rechtspersoon H] BV (althans [rechtspersoon H] BV) en/of [rechtspersoon I] en/of [rechtspersoon L] BV en/of [rechtspersoon M]
en/of bestaande dat voorhanden hebben hierin dat (een of meer van) die geschrift(en) door [rechtspersoon G] en/of zijn medeverdachte(n) is/zijn opgenomen in de (bedrijfs)administratie,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat, inzake
ZD/04:
a.) in een factuur d.d. 12 september 2007 van [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon E] BV is opgenomen dat [rechtspersoon G] (voor een bedrag van EUR 59.500) provisie ontvangt voor 'het regelen van de financiering van de gronden Jaagweg 1 gem. Koggenland' [p. 40599] en/of
ZD/08:
a.) in een factuur d.d. 5 maart 2007 van [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon H] BV (althans [rechtspersoon H] BV) is opgenomen dat [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon H] BV (althans [rechtspersoon H] BV) (voor een bedrag van EUR 24.395) adviezen inzake ontwikkeling Veenendaal heeft verstrekt [p. 80262] en/of
b.) in een factuur d.d. 27 februari 2007 van [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon I] is opgenomen dat [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon I] (voor een bedrag van EUR 4.165) adviezen inzake marktontwikkelingen NH heeft verstrekt [p. 80288] en/of
c.) in een factuur d.d. 5 maart 2007 van [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon L] BV is opgenomen dat [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon L] BV (voor een bedrag van EUR 4.165) adviezen inzake projectontwikkeling heeft verstrekt [p. 80294] en/of
d.) in een factuur d.d. 5 maart 2007 van [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon M] is opgenomen dat [rechtspersoon G] aan [rechtspersoon M] (voor een bedrag van EUR 9.520) taxatiewerkzaamheden inzake diverse gebouwen o.g. portefeuille zoals met dhr. [betrokkene 7] besproken heeft verstrekt [p. 80304],
aan welk(e) feit(en) verdachte en/of zijn medeverdachte(n) feitelijk leiding heeft/hebben gegevenen/of tot welk(e) feit(en) verdachte en/of zijn medeverdachte(n) opdracht heeft/hebben gegeven;
Feit 2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 15 januari 2005 tot en met 6 juli 2009 te Haarlem en/of Amsterdam en/of Hattem en/of Den Helder en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens):
een of meer facturen,
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of heeft laten opmaken en/of vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (telkens) valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid - inzake
ZD/08:
a.) in een factuur d.d. 12 januari 2007 van [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] opgenomen en/of laten opnemen dat [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] in 2006 (voor een bedrag van EUR 24.395) adviezen over investeringsprojecten te Duitsland heeft verstrekt [p. 80149] en/of
b.) in een factuur d.d. 17 januari 2007 van [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] opgenomen en/of laten opnemen dat [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] in 2006 (voor een bedrag van EUR 8.330) adviezen over investeringsprojecten te Kalingrad heeft verstrekt [p. 80155] en/of
c.) in een factuur d.d. 1 maart 2007 van [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] opgenomen en/of laten opnemen dat [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] in 2006 (voor EUR 9.520) adviezen over investeringsprojecten te Kalingrad 2 heeft verstrekt [p. 80157] en/of
d.) in een factuur d.d. 15 september 2007 van [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] opgenomen en/of laten opnemen dat [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] in 2007 (voor een bedrag van EUR 5.950) adviezen over investeringsprojecten te Kalingrad heeft verstrekt [p. 80158], en/of
e.) in een factuur d.d. 12 januari 2008 (en/of 12 januari 2007) van [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] opgenomen en/of laten opnemen dat [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] in 2007 (en/of 2006) (voor een bedrag van EUR 119.000) adviezen over
investeringsprojecten te Roemenië heeft verstrekt [p. 80159 en/of 80161], en/of
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 15 januari 2005 tot en met 6 juli 2009 te Haarlem en/of Amsterdam en/of Hattem en/of Den Helder en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt (van) en/of voorhanden heeft gehad een of meerdere vals(e) en/of vervalst(e) facturen,
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat (een of meer van) die geschrift(en) door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) is/zijn verzonden aan
- [ ZD-08] [rechtspersoon G]
en/of bestaande dat voorhanden hebben hierin dat (een of meer van) die geschrift(en) door verdachte en/of zijn medeverdachte(n) is/zijn opgenomen in de (bedrijfs)administratie,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat, inzake
ZD/08:
a.) in een factuur d.d. 12 januari 2007 van [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] is opgenomen dat [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] in 2006 (voor een bedrag van EUR 24.395) adviezen over investeringsprojecten te Duitsland heeft verstrekt [p. 80149] en/of
b.) in een factuur d.d. 17 januari 2007 van [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] is opgenomen dat [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] in 2006 (voor een bedrag van EUR 8.330) adviezen over investeringsprojecten te Kalingrad heeft verstrekt [p. 80155] en/of
c.) in een factuur d.d. 1 maart 2007 van [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] is opgenomen dat [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] in 2006 (voor EUR 9.520) adviezen over investeringsprojecten te Kalingrad 2 heeft verstrekt [p. 80157] en/of
d.) in een factuur d.d. 15 september 2007 van [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] is opgenomen dat [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] in 2007 (voor een bedrag van EUR 5.950) adviezen over investeringsprojecten te Kalingrad heeft verstrekt [p. 80158], en/of
e.) in een factuur d.d. 12 januari 2008 (en/of 12 januari 2007) van [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] is opgenomen dat [rechtspersoon A] aan [rechtspersoon G] in 2007 (en/of 2006) (voor een bedrag van EUR 119.000) adviezen over investeringsprojecten te Roemenië heeft verstrekt [p. 80159 en/of 80161];
Feit 3
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 15 januari 2005 tot en met 6 juli 2009 te Haarlem en/of Amsterdam en/of Hattem en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)
een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) ter waarde van (in totaal) EUR 226.695, althans ter waarde van EUR 59.500 [ZD-04] en/of EUR 24.395 [ZD-08] en/of EUR 8.330 (althans tweemaal EUR 4.165) [ZD-08] en EUR 9.520 [ZD-08] en EUR 5.950 [ZD-08] en/of EUR 119.000 [ZD-08], althans enig geldbedrag,
heeft verworven en/of voorhanden heeft (gehad) en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van dat/die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of die ander(en) (telkens) wist(en), (althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden) dat dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;