ECLI:NL:GHAMS:2015:1247

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2015
Publicatiedatum
7 april 2015
Zaaknummer
23-002784-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medepleging poging woninginbraak met inwisselbare rollen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van medepleging van een poging tot woninginbraak op 13 april 2012 te Den Ilp. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 11 maart 2015 gehouden en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman. De tenlastelegging omvatte het gezamenlijk met anderen pogen in te breken in een woning, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten zich toegang tot de woning probeerden te verschaffen door middel van braak.

De raadsman heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de verklaring van een getuige onvoldoende bewijs biedt voor een veroordeling. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten op de dag van de poging tot inbraak in een witte auto naar de woning zijn gereden, waar zij zich verdacht hebben gedragen. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten de achtertuin van de woning betreden en geprobeerd de achterdeur te forceren. De politie heeft hen op heterdaad aangehouden, waarbij in de auto breekijzers zijn aangetroffen.

Het hof oordeelt dat er voldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot inbraak, waarbij de rollen van de medeverdachten onderling inwisselbaar waren. De verdachte is schuldig bevonden aan de poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 93 dagen voorwaardelijk. Het hof heeft deze straf bevestigd, met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002784-12
Datum uitspraak: 25 maart 2015
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 22 juni 2012 in de strafzaak onder parketnummer 15‑700239-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 maart 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 april 2012 te Den Ilp, gemeente Landsmeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2]) en in gebruik bij [slachtoffer] weg te nemen geld en/of een of meer goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of die/dat goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
  • naar die woning is/zijn gereden en/of gegaan en/of
  • bij voornoemde woning heeft/hebben aangebeld en/of door de ruiten heeft/hebben gekeken en/of (vervolgens)
  • (wederom) richting die woning is/zijn gelopen en/of
  • over de poort bij de achtertuin van voornoemde woning is/zijn geklommen en/of
  • met een breekijzer, althans een daarop gelijkend voorwerp een (achter)deur van eerder genoemde woning heeft/hebben geforceerd en/of opengebroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
De verklaring van getuige [getuige] (hierna: [getuige]) is voor een bewezenverklaring onvoldoende, nu zij niet heeft gezien wat er precies in de tuin is gebeurd. Niet is komen vast te staan wanneer de schade is veroorzaakt. Daarnaast is niet komen vast te staan waarmee de schade is veroorzaakt, althans niet is gebleken dat de aangetroffen breekijzers zijn gebruikt bij het beschadigen van de deur. Op de foto’s die zich in het dossier bevinden, is bovendien te zien dat in de tuin van de desbetreffende woning ander gereedschap lag, waarmee de schade aangebracht zou kunnen zijn.
Voorts ontbreekt bewijs voor het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en is er geen sprake geweest van medeplegen. Niet kan worden bewezen dat er voldoende nauw en bewust is samengewerkt tussen de verdachte en zijn medeverdachten.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, stelt het hof het volgende vast.
Op 13 april 2012 omstreeks 14.00 uur rijdt een witte auto, voorzien van kenteken [kenteken] en toebehorende aan en bestuurd door medeverdachte [medeverdachte 1], [adres 2] te Den Ilp in. Deze auto wordt geparkeerd voor het perceel op nummer [adres 2]. In deze auto bevindt zich de verdachte met zijn drie medeverdachten. [medeverdachte 2] stapt uit de auto en belt aan bij perceel [adres 2] nummer [adres 2]. Hij kijkt daarna door de ruiten naar binnen. Nadat er niemand open doet, stapt hij weer in de witte auto. De witte auto rijdt vervolgens [adres 2] uit. Na ongeveer 15 minuten komt dezelfde witte auto weer terug en wordt geparkeerd op het [adres 3] te Den Ilp. [medeverdachte 2] en [verdachte] stappen uit de auto en lopen naar het oprijpad van [adres 2]. Na een minuut lopen zij terug naar de auto, waaruit inmiddels ook [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zijn gestapt. [medeverdachte 3] houdt een blauwe tas vast. De vier personen lopen in de richting van perceel [adres 2]. [medeverdachte 1] gaat bij de betonnen afvalbak staan en kijkt druk om zich heen. De drie anderen lopen naar de poort van de achtertuin van dit perceel en klimmen over deze poort. [medeverdachte 3] draagt op dat moment nog steeds de blauwe tas bij zich. Na ongeveer 2 minuten komen [medeverdachte 2] en [verdachte] terug over de schutting. [medeverdachte 3] loopt door de bosschages terug (zie: doorgenummerde p. 28-29 ([getuige]), doorgenummerde p. 23-24 (aangehouden verdachten), doorgenummerde p. 39-44 ([medeverdachte 1]), doorgenummerde p. 96 (pv bevindingen), doorgenummerde p. 75 (pv aanhouding)). Gevieren stappen de verdachten vervolgens in de witte auto. Op het moment dat ze weg willen rijden, komen er opvallende dienstauto’s van de politie aanrijden en worden ze aangehouden.
In de witte auto wordt een blauwe tas aangetroffen, met daarin twee koevoeten en een schroevendraaier.
In de houten achterdeur en ter hoogte van het houten deurkozijn van de woning aan de [adres 2] te Den Ilp is kort daarna verse braakschade aangetroffen (doorgenummerde p. 15). Het proces-verbaal dat omtrent het sporenonderzoek is opgemaakt spreekt van ‘sporen van de klauwzijde van een breekijzer’ (doorgenummerde p. 100-101). Over de reden voor hun aanwezigheid ter plaatse hebben de verdachten geen eenduidige verklaringen afgelegd. De verklaringen van de vier verdachten verschillen op belangrijke punten van elkaar en wijken alle af van hetgeen de getuige [getuige] verklaart te hebben gezien.
De hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden hebben de uiterlijke verschijningsvorm van een – op grond van een plan dat alle deelnemers vooraf duidelijk was – in bewuste en nauwe samenwerking uitgevoerde poging tot inbraak, waarbij elk van de deelnemers een, wat betreft het gewicht van zijn bijdrage aan dat misdrijf, vergelijkbare en in die zin onderling inwisselbare rol heeft vervuld. Mede in aanmerking genomen dat de door de verdachte en zijn mededaders afgelegde verklaringen geenszins aanleiding geven iets anders te veronderstellen, stelt het hof vast dat de uiterlijke verschijningsvorm hier niet bedriegt, en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot inbraak, zoals hiervoor bedoeld. Bij zijn oordeel dat sprake is geweest van vergelijkbare, inwisselbare rollen van de vier verdachten heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte [medeverdachte 1] niet alleen op de uitkijk heeft gestaan, maar ook in zijn auto zijn medeverdachten en zichzelf heeft vervoerd naar en van de plaats van het misdrijf, zowel bij het zogenaamde ‘afleggen’ van de woning als ten tijde van de daarop gevolgde daadwerkelijke uitvoering van de poging tot inbraak. Dat niet onomstotelijk is komen vast te staan met exact welk stuk gereedschap de schade aan de woning is veroorzaakt, doet aan het vorenstaande niet af. Het hof verwerpt derhalve de gevoerde verweren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 april 2012 te Den Ilp, gemeente Landsmeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer], weg te nemen geld of een of meer goederen van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en dat weg te nemen geld of die goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn mededaders
  • naar die woning is gereden en
  • bij voornoemde woning heeft aangebeld en door de ruiten heeft gekeken en vervolgens
  • wederom richting die woning is gelopen en
  • over de poort bij de achtertuin van voornoemde woning is geklommen en
  • met een breekijzer, althans een daarop gelijkend voorwerp, een achterdeur van eerder genoemde woning heeft geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 93 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht om een straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, samen met zijn medeverdachten, schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak. De verdachte heeft aldus inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer en op zijn privacy. Het gaat hier om een feit dat schade en hinder heeft meegebracht voor het slachtoffer. Daarbij komt dat woninginbraken in het algemeen niet alleen onrust en overlast veroorzaken voor de slachtoffers ervan, maar ook bijdragen aan gevoelens van onveiligheid van buurtbewoners.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 23 februari 2015 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van diefstal door middel van braak, hetgeen in zijn nadeel wordt gewogen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Daarbij strekt het aanmerkelijke voorwaardelijke strafdeel ertoe de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan enig strafbaar feit schuldig te maken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
93 (drieënnegentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.J.I. de Jong en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 maart 2015. Mr. D.G. Oomkes is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[.......]
.