Uitspraak
mr. I.M.C.A Reinders Folmerte Amsterdam,
mr. B.J. van den Bergte Zwolle.
2.Feiten
3.Beoordeling
[adres]te
[plaats](…)”
Aanleiding /vraagstelling:
grief 1aanvoert, de betekenis die partijen onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de inhoud van de huurovereenkomst mochten toekennen en wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
bedrijfsruimteter beschikking te stellen. Dat het gehuurde niet (zonder meer) als supermarkt kan worden geëxploiteerd levert geen tekortkoming van [geïntimeerde] op, nu [geïntimeerde] zich niet heeft verbonden om niet slechts bedrijfsruimte, maar in het bijzonder een supermarkt ter beschikking te stellen. Dat in artikel 1.3 van de huurovereenkomst is bepaald dat de huurder het gehuurde als
supermarktzal gebruiken, leidt niet tot een andere conclusie, omdat dit voorschrift zich richt tot de huurder en niet tot de verhuurder. Ook overigens is niet gebleken dat [geïntimeerde] zich heeft verbonden een supermarkt ter beschikking te stellen.
supermarkt.