3.2.Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.[naam] en [naam] (hierna gezamenlijk te noemen: de grootouders en ieder afzonderlijk respectievelijk de grootmoeder en de grootvader) zijn de ouders van[naam] (hierna: zoon I) en klager sub 3. Klagers sub 1 en 2 zijn de kinderen van klager sub 3.
3.2.2.De grootouders hebben bij gelijkluidende testamenten van 29 januari 2003 klager sub 3 uitgesloten van erfopvolging, waarbij is bepaald dat zijn afstammelingen krachtens plaatsvervulling als erfgenamen bij versterf zouden worden opgeroepen.
3.2.3.Medio november 2003 zijn de grootouders opgenomen in een verzorgingstehuis op [eiland].
3.2.4.Bij notariële akten van 22 december 2004 hebben de grootouders zoon I een algehele notariële volmacht verleend.
3.2.5.Bij gelijkluidende aanvullende testamenten van 19 januari 2005 hebben de grootouders zoon I benoemd tot executeur.
3.2.6.Bij door de notaris verleden notariële akte van 16 maart 2006 (hierna: de leveringsakte) hebben de grootouders de onverdeelde helft van hun woning te [plaats] (hierna: de woning) geleverd aan zoon I. Hierbij is gebruik gemaakt van bovenvermelde volmacht aan zoon I. In de leveringsakte is opgenomen dat de koopsom ad € 97.500,- door de koper is voldaan.
3.2.7.Op 9 april 2006 is, buiten de aanwezigheid van de notaris, een onderhandse schenkingsakte (hierna: de onderhandse schenkingsakte) getekend. Deze onderhandse schenkingsakte is door de notaris geconcipieerd op aktepapier van de notaris. Hierin staat onder meer het volgende:
“(…) door schenker(hof: de grootouders)
is aan begiftigde op zestien maart tweeduizend zes geschonken een bedrag groot zeven en negentig duizend vijf honderd euro (€ 97.500,00),
zulks middels directe kwijtschelding van de tegenprestatie welke de begiftigde(hof: zoon I)
verschuldigd is voor het op zestien maart tweeduizend zes aan hem geleverde onverdeelde helft in het perceel (…) [eiland] (…).”
3.2.8.Op 24 december 2007 is de grootmoeder overleden.
3.2.9.Bij brief van 4 december 2008 heeft kandidaat-notaris mr. [naam] (hierna: de kandidaat-notaris), werkzaam op het kantoor van de notaris, klagers medegedeeld dat zoon I, zijnde de executeur en erfgenaam, de notaris had benaderd om hem te begeleiden in de verdere afwikkeling van de nalatenschap van de grootmoeder. Bij die brief is onder andere bijgevoegd een overzicht van de nalatenschap, waarin tevens de berekening van de legitieme portie van klager sub 3 is meegenomen. Als bijlage bij dit overzicht is voorts een schenkingsoverzicht gevoegd.
3.2.10.De grootvader is op 4 juli 2009 overleden.
3.2.11.Op 30 november 2009 heeft klager sub 3 ten kantore van de notaris inzage gehad in de bankafschriften van de grootouders.
3.2.12.Bij e-mailbericht van 14 april 2011 heeft klager sub 3 aan de kandidaat-notaris verzocht duidelijkheid te geven over hoe de koopsom van de onverdeelde helft van de woning te [plaats] door zoon I in 2006 is voldaan, aangezien dit bedrag niet was terug te vinden op de bankafschriften van de grootouders.
3.2.13.Bij e-mailbericht van 20 april 2011 heeft de kandidaat-notaris aan klager sub 3 het volgende laten weten:
“(…) De koopsom van € 97.500,00 is voldaan door verrekening tussen partijen middels schenking door uw ouders aan uw broer. Derhalve vindt u de koopsom niet in de bankafschriften terug. Deze schenking is ook opgenomen in het reeds eerder door u ontvangen schenkingsoverzicht.”
3.2.14.Klagers sub 1 en 2 hebben vervolgens een tuchtprocedure tegen de notaris gevoerd. De klacht had betrekking op de leveringsakte. De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Groningen heeft bij beslissing van 29 november 2011 de klacht gegrond verklaard en aan de notaris de tuchtmaatregel van een berisping opgelegd. Tegen die beslissing is geen hoger beroep ingesteld.
3.2.15.Bij vonnis van 26 juni 2013 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, beslist dat de verkoop en de levering van de onverdeelde helft van de woning op 16 maart 2006 door zoon I als gevolmachtigde van de grootouders aan zichzelf (wegens verboden ‘Selbsteintritt’) nietig is. De vordering om de schenking van de koopsom van de onverdeelde helft van de woning door de grootouders aan zoon I nietig te verklaren, althans te vernietigen, is in dat vonnis als onvoldoende gemotiveerd afgewezen. Tegen het vonnis is geen hoger beroep ingesteld.