Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Nadere beoordeling van het hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep met betrekking tot partneralimentatie en de verdeling van de levensloopregeling na de ontbinding van een huwelijksgoederengemeenschap. De vrouw, appellante, en de man, geïntimeerde, waren in een juridische strijd verwikkeld over de financiële gevolgen van hun scheiding. De man had de levensloopregeling contant gemaakt, wat leidde tot onenigheid over de fiscale gevolgen en de verdeling van het saldo. Het hof oordeelde dat de man opzettelijk informatie had verzwegen over het fiscale voordeel van de levensloopregeling, wat hem in deze zaak niet ten goede kwam. Het hof stelde vast dat de man zijn mededelingsplicht had verzaakt en dat de vrouw recht had op het fiscale voordeel van de levensloopregeling. Daarnaast werd de partneralimentatie opnieuw beoordeeld, waarbij het hof rekening hield met de gewijzigde omstandigheden van de man, die door ziekte zijn inkomen had zien dalen. Het hof bepaalde dat de man met ingang van 1 juli 2014 een lagere alimentatie moest betalen, maar dat de alimentatie voor de periode daarvoor op een hoger bedrag bleef staan. De uiteindelijke beslissing van het hof was dat de man de vrouw een bedrag van € 9.530,- moest betalen en dat de alimentatie voor de vrouw werd vastgesteld op € 1.960,- per maand tot 1 juli 2014 en € 795,- per maand vanaf die datum.