Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de vrouwis het volgende gebleken.
de manis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te krijgen voor verhuizing met haar minderjarige kind naar Engeland, alsook om haar alleen met het gezag over het kind te belasten. De vrouw is op 17 december 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin haar verzoeken werden afgewezen. De vrouw en de man zijn de ouders van [kind], die bij de vrouw verblijft. De rechtbank had eerder de hoofdverblijfplaats van [kind] bij de vrouw vastgesteld, maar de beslissing over het gezag en de zorgregeling was aangehouden. De vrouw heeft in hoger beroep aangevoerd dat de communicatie met de man over belangrijke beslissingen met betrekking tot [kind] problematisch is en dat zij alleen met het gezag belast moet worden. De man heeft zich verzet tegen dit verzoek en stelt dat er geen reden is om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en de Raad voor de Kinderbescherming om advies gevraagd. Het hof oordeelt dat de vrouw niet voldoende heeft aangetoond dat er een onaanvaardbaar risico is voor [kind] en dat het gezamenlijk gezag in stand moet blijven. Ook het verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing wordt afgewezen, omdat de vrouw niet voldoende heeft onderbouwd dat de verhuizing noodzakelijk is en dat de belangen van [kind] niet in het geding komen. Het hof heeft de vrouw in de gelegenheid gesteld om nadere stukken over te leggen ter onderbouwing van haar verzoeken, waarna een nieuwe mondelinge behandeling zal plaatsvinden.