ECLI:NL:GHAMS:2015:152

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
23-001575-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep na ernstige fouten in telefoontaps

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte, omdat er ernstige fouten waren gemaakt bij de uitwerking van telefoontaps. Het hof heeft echter vastgesteld dat, hoewel de gang van zaken rondom de telefoontaps veel te wensen overliet, de fouten niet zo ernstig waren dat de verdachte geen eerlijk proces meer kon krijgen. Het hof verklaarde het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging en wees de zaak terug naar de rechtbank.

De zaak betreft een verdachte die in de periode van 1 september 2011 tot en met 13 september 2012 in Purmerend opzettelijk heroïne, cocaïne en XTC/MDMA heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt of vervoerd. De verdediging voerde aan dat de verzuimen in het proces onherstelbaar waren en dat de verdachte hierdoor in zijn belangen was geschaad. Het hof oordeelde echter dat het Openbaar Ministerie de gelegenheid had om de geconstateerde verzuimen te herstellen en dat de verdachte voldoende mogelijkheden had om zich te verdedigen.

Het hof benadrukte dat de beginselen van een behoorlijke procesorde vereisen dat telefoontaps adequaat en waarheidsgetrouw worden weergegeven in processen-verbaal. Ondanks de onjuiste weergave van enkele tapgesprekken, concludeerde het hof dat er geen sprake was van onherstelbare vormverzuimen die de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in gevaar zouden brengen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging, waarna de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar.

Uitspraak

parketnummer: 23-001575-13
datum uitspraak: 27 januari 2015
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 maart 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-740827-12 tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats]op [geboortedatum] 1966,
adres:[adres] Purmerend.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 januari 2015, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 september 2011 tot en met 13 september 2012 te Purmerend, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid XTC/MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of drie, althans een hoeveelheid tablet(ten) XTC/MDMA, zijnde die heroïne en/of cocaïne en/of XTC/MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een ander oordeel komt ten aanzien van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en de zaak daarom zal terugwijzen naar de rechtbank.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De rechtbank Noord-Holland heeft bij vonnis van 20 maart 2013 het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, omdat naar het oordeel van de rechtbank in het voorbereidend onderzoek de beginselen van behoorlijke procesorde doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte ernstig en onherstelbaar zijn geschonden. Hierdoor is aan het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn strafzaak in hoge mate tekort gedaan.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gerekwireerd dat het hof het Openbaar Ministerie ontvankelijk zal verklaren en de zaak terugwijst naar de rechtbank Noord-Holland.
De raadsman van de verdachte heeft primair het hof verzocht het vonnis van de rechtbank te bevestigen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verzuimen klaarblijkelijk opzettelijk, dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte door de opsporingsambtenaren zijn begaan, gelet op de aard van de verzuimen. De verdachte is hierdoor in zijn belangen geschaad, hetgeen onherstelbaar is.
De onjuist geverbaliseerde tapverslagen vormden de grondslag voor een doorzoeking van de woning en de voorlopige hechtenis van de verdachte. Daarnaast is door het verzuim het vertrouwen in de overige processen-verbaal onherstelbaar geschaad. De juiste inhoud van de tapgesprekken is veel te laat in het dossier gevoegd, hetgeen in strijd is met de behoorlijke procesorde. Tot slot heeft de raadsman, onder verwijzing naar het Karman-arrest van de Hoge Raad, betoogd dat het Openbaar Ministerie een fundamentele inbreuk heeft gemaakt op het strafproces en het wettelijke systeem in de kern is geraakt.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht, indien het hof van oordeel is dat het Openbaar Ministerie wel ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte, de zaak terug te wijzen naar de rechtbank Noord-Holland.
Oordeel van het hof
Voor niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op grond van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, is alleen plaats indien het vormverzuim daarin bestaat dat de desbetreffende opsporingsambtenaren door hun handelen een ernstige inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan.
Zoals de advocaat-generaal terecht heeft betoogd, dienen allereerst de vragen te worden beantwoord of er sprake is van een of meer vormverzuimen zoals hiervoor bedoeld en zo ja, of dit onherstelbare vormverzuimen betreft.
Beginselen van een behoorlijke procesorde brengen mede dat de door politieambtenaren uitgeluisterde telefoontaps adequaat en waarheidsgetrouw in de processen-verbaal worden weergegeven. In het strafproces moet er, vanwege de bewijswaarde ervan, immers op vertrouwd kunnen worden dat ambtsedige processen-verbaal van opsporingsambtenaren een juiste weergave bevatten van de daarin gerelateerde opsporingshandelingen.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat in het voorbereidend onderzoek een aantal tapgesprekken onjuist, dan wel onvolledig is weergegeven in de processen-verbaal.
Daarbij was sprake van:
  • Verkeerde nummering van tapgesprekken;
  • Rolverwisselingen tussen beller en gebelde;
  • Telefoontaps die zonder gebruik van bijzondere technieken niet te beluisteren zijn, terwijl in de uitwerking het gebruik van die technieken niet is vermeld;
  • Uitwerkingen waarin het vermelde gespreksonderwerp niet overeenstemde met de daadwerkelijke inhoud van het gesprek.
Het hof merkt deze onjuiste of onvolledige wijze van verbaliseren aan als een vormverzuim, begaan bij het voorbereidend onderzoek in de onderhavige strafzaak.
Vervolgens dient te worden nagegaan of het vormverzuim onherstelbaar is of dat mogelijkheden voor controle en herstel achteraf aanwezig zijn, waardoor aan het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak niet tekort wordt gedaan.
In het voorbereidend onderzoek is het primair de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie om er op toe te zien dat bevindingen tijdens het opsporingsonderzoek juist en volledig worden geverbaliseerd. De officier van justitie en andere opsporingsambtenaren dienen eigener beweging het verrichte onderzoek te controleren op onjuistheden en onvolkomenheden en deze in voorkomende gevallen te herstellen. Wanneer een dergelijk verzuim eerst ter gelegenheid van de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting geconstateerd wordt, ligt het op de weg van de rechter om het Openbaar Ministerie de gelegenheid te geven het geconstateerde verzuim te herstellen.
De raadsman van de verdachte heeft na het beluisteren van de tapgesprekken, voorafgaand aan de terechtzitting in eerste aanleg, onjuistheden geconstateerd. Hierop heeft de officier van justitie het dossier aangevuld met verschillende herstel processen-verbaal. De gewraakte tapgesprekken zijn ter terechtzitting van 6 maart 2013 beluisterd. Daarbij heeft de rechtbank geconstateerd dat van de achttien tapgesprekken de uitwerking van vier gesprekken niet overeenkomstig de werkelijke inhoud was, één tapgesprek was onvolledig en één gesprek was oncontroleerbaar. Daarnaast zou sprake zijn van het denatureren van in elk geval drie tapgesprekken. De officier van justitie heeft de rechtbank te kennen gegeven dat, indien zij wenste te weten wat de oorzaken waren van deze onjuistheden, de betrokken verbalisanten als getuigen gehoord konden worden. Op dit aanbod is de rechtbank niet ingegaan, maar heeft vonnis gewezen.
Tegen dit vonnis heeft het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld. Ter gelegenheid hiervan heeft het Openbaar Ministerie de Afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten van de politie Noord-Holland (hierna: Afdeling VIK) verzocht nader onderzoek te doen naar het proces rond de registratie van de telefoontaps in deze strafzaak (het rapport van de Afdeling VIK zal hierna worden aangeduid als het VIK-rapport).
Geen rechtsregel verzet zich tegen aanvulling van het dossier in hoger beroep. Het hof heeft kennisgenomen van het VIK-rapport. In het onderzoek van de Afdeling VIK zijn, onder meer, alle opgenomen telefoongesprekken opnieuw door twee rechercheurs, die niet eerder betrokken waren bij het voorbereidend onderzoek, afzonderlijk van elkaar beluisterd en uitgewerkt. De resultaten van dit onderzoek zijn door het Openbaar Ministerie ter beschikking gesteld aan het hof en de raadsman van de verdachte.
Het hof stelt vast dat de opnamen van de tapgesprekken zich in het dossier bevinden, waardoor de rechter in de gelegenheid is deze te onderzoeken en zich een oordeel te vormen over de bewijswaarde ervan, mede gelet op de hernieuwde uitwerking van de tapgesprekken in het VIK-rapport. Bij een voortgezette behandeling van de zaak heeft de verdachte, dankzij de beschikbaarheid van die opnamen, de mogelijkheid zich daarover uit te laten ter voorkoming van het maken van inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn strafzaak.
Nu het geconstateerde vormverzuim (in elk geval voor een gedeelte) is hersteld, dan wel de mogelijkheid tot herstel alsnog bestaat, is het hof van oordeel dat reeds hierom geen grond aanwezig is het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging.
Ten overvloede merkt het hof nog het volgende op. Ter gelegenheid van het hoger beroep zijn bij de rechter-commissaris de verbalisanten gehoord die bij het uitwerken van de taps in het voorbereidend onderzoek betrokken waren. Blijkens deze verhoren, alsmede het VIK-rapport en het proces-verbaal van bevindingen van 25 augustus 2014, is een gedeelte van de geconstateerde tekortkomingen bij de uitwerking van de taps ontstaan tijdens het importeren van de opgenomen gesprekken uit het interceptiesysteem in het verwerkingssysteem. De uitwerking van de tapgesprekken was slordig en onzorgvuldig, maar niet is gebleken dat de tapverslagen berusten op een doelbewust onjuiste uitwerking.
Daarnaast is van belang dat de werkwijze die in het onderhavige onderzoek werd gevolgd, is aangepast met de invoering van een vernieuwd verwerkingssysteem. Van een structureel karakter van het verzuim, zoals door de verdediging opgeworpen, is derhalve geen sprake.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, is evenmin sprake van een situatie waarin is voldaan aan het Karman-criterium, als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 1 juni 1999 (ECLI:NL:HR:1999:ZD1143).
Ook overigens is niet gebleken van onherstelbare vormverzuimen die gevolgen hebben voor de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Dit leidt tot de slotsom dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte in de onderhavige strafzaak. Nu de rechtbank de zaak niet inhoudelijk heeft behandeld, zal het hof
– desverzocht door het Openbaar Ministerie en de verdediging – de zaak terugwijzen naar de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging van de verdachte te dezen;
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. W.M.C. Tilleman en mr. R.A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Meyer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 januari 2015.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
[/]
.
[/]
,
[/]
:
[/].
[/]
.