ECLI:NL:GHAMS:2015:1638

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 april 2015
Publicatiedatum
30 april 2015
Zaaknummer
200.125.228-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewijslevering en prijsafspraak voor schilderwerkzaamheden

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 1 april 2014, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. F.P.H. Hamming, heeft geprobeerd tegenbewijs te leveren tegen de stelling van de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. H.G. Tienstra, dat er een prijsafspraak was gemaakt voor schilderwerkzaamheden. De appellant heeft één getuige, [Y], doen horen en een offerte van [Z] & Zn. B.V. overgelegd. Het hof oordeelt dat de getuigenverklaring van [Y] en de overgelegde offerte niet voldoende zijn om het bewijs van de prijsafspraak te ontzenuwen. De getuige had geen directe kennis van de afspraken tussen de partijen en de offerte had geen betrekking op de gemaakte prijsafspraak. Het hof concludeert dat de appellant niet in het tegenbewijs is geslaagd en bekrachtigt het eerdere vonnis. De kosten van de procedure in hoger beroep worden aan de appellant opgelegd, inclusief een veroordeling tot betaling van advocaatkosten en wettelijke rente.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.125.228/01
zaaknummer rechtbank (Noord-Holland) : 564871 CV EXPL 12-8901
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 april 2015
inzake
[APPELLANT],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. F.P.H. Hamming te Amsterdam,
tegen
[GEÏNTIMEERDE]handelend onder de naam
[X],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. H.G. Tienstra te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
In deze zaak is een tussenarrest uitgesproken op 1 april 2014, hierna ‘het tussenarrest’. Voor het verloop van de procedure in hoger beroep tot die datum wordt verwezen naar het tussenarrest.
Daarna heeft [appellant] op de voet van een bij het tussenarrest aan hem gegeven (tegen)bewijsopdracht één getuige doen horen. Van het verhoor is een proces-verbaal opgemaakt, dat tot de gedingstukken behoort. [geïntimeerde] heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid getuigen in tegenverhoor te doen horen.
[appellant] heeft een akte na getuigenverhoor ingediend. Daarbij heeft hij één productie overgelegd. [geïntimeerde] heeft vervolgens een antwoordakte na getuigenverhoor ingediend.
Ten slotte is opnieuw arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1.
Het hof blijft bij en bouwt hierna voort op hetgeen in het tussenarrest is overwogen en beslist.
2.2.
Bij het tussenarrest is [appellant] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs van de
– voorshands als bewezen aangenomen – stelling van [geïntimeerde] dat partijen een prijsafspraak hebben gemaakt die inhoudt dat [geïntimeerde] de overeengekomen binnenschilderwerkzaamheden op regiebasis zou verrichten tegen een uurloon van € 42,- exclusief btw, waarbij op de gewerkte uren en het gebruikte materiaal een korting van 10% zou worden toegepast. Teneinde het tegenbewijs te leveren heeft [appellant] (i) [Y] als getuige doen horen en (ii) bij akte na getuigenverhoor een offerte gedateerd 29 april 2011 van [Z] & Zn. B.V., een aannemingsbedrijf, in het geding gebracht.
2.3.
De getuigenverklaring van [Y] en de genoemde offerte wettigen noch afzonderlijk, noch in onderlinge samenhang, de gevolgtrekking dat het bewijs van de hierboven weergegeven stelling erdoor wordt ontzenuwd. [appellant] is dus niet in het tegenbewijs geslaagd.
2.4.
Met betrekking tot de verklaring van [Y] staat voorop dat deze niet uit eigen waarneming heeft verklaard over hetgeen partijen hebben afgesproken ter zake van de prijs voor de overeengekomen schilderwerkzaamheden. Integendeel, tijdens zijn verhoor heeft [Y] juist verklaard dat hij daarmee niet bekend was: ‘Ik weet niet veel van de afspraken die zijn gemaakt tussen meneer [appellant] en meneer [geïntimeerde] omtrent de schilderwerkzaamheden. Ik ben daar niet bij betrokken geweest. Ik heb daar ook niet over gehoord. Ik ben betrokken geweest bij de verbouwingen.’ Hetgeen [Y] vervolgens heeft verklaard over de verbouwingswerkzaamheden aan de woning van [appellant], heeft geen betrekking op hetgeen partijen hebben afgesproken over de prijs voor het schilderwerk en laat [Y]’ gebrek aan wetenschap daarvan onverlet. Dit laatste geldt ook voor zijn uitlating: ‘[O]ver de afspraken tussen [appellant] en [geïntimeerde] weet ik van [appellant] dat daarover afspraken zijn gemaakt en dat er later urengeld is gerekend.’ Deze uitlating weerspiegelt uitsluitend hetgeen [Y] van [appellant] heeft vernomen, nog daargelaten dat daaruit niets blijkt over de inhoud van de gemaakte prijsafspraak.
2.5.
Met betrekking tot de overgelegde offerte van [Z] & Zn. B.V. staat voorop dat deze geen betrekking heeft op hetgeen partijen ter zake van het schilderwerk zijn overeengekomen. Dat die offerte een prijsopgave van € 12.446,82 exclusief btw voor schilderwerk bevat en dat dit bedrag volgens [appellant] vergelijkbaar is met de op 30 april 2011 door [geïntimeerde] geoffreerde richtprijs van € 11.713,- inclusief btw, zegt niets over hetgeen partijen hebben afgesproken omtrent de prijs voor het door [geïntimeerde] te verrichten schilderwerk. Uit niets blijkt namelijk dat de offerte van [Z] & Zn. B.V. uitgangspunt is geweest voor de prijsafspraak die partijen hebben gemaakt of dat zij daarbij een rol heeft gespeeld. Enig (tegen)bewijs voor die afspraak kan daaraan derhalve niet worden ontleend. Hetzelfde geldt voor zover de offerte is overgelegd met het doel nader inzicht te verschaffen in de aard en de omvang van de verbouwingswerkzaamheden aan de woning van [appellant]. Ook als deze van invloed zijn geweest op het door [geïntimeerde] feitelijk verrichte schilderwerk, zeggen zij niets over de inhoud van de daarover tussen [appellant] en [geïntimeerde] gemaakte prijsafspraak.
2.6.
In zijn akte na getuigenverhoor is [appellant] nog ingegaan op de feiten aan de hand waarvan het hof in het tussenarrest heeft beslist dat [geïntimeerde] de onder 2.2 genoemde stelling voorshands, behoudens tegenbewijs, afdoende heeft bewezen. In het oordeel van het hof in het tussenarrest dat de door [geïntimeerde] gestelde prijsafspraak voorshands bewezen is en de overwegingen waarop dat oordeel stoelt, ligt besloten dat de feiten waarop [appellant] zich beroept, respectievelijk waarover hij in zijn akte heeft uitgeweid, het bewijs van die afspraak niet ontzenuwen en dus geen tegenbewijs daarvan opleveren. Voor zover [appellant] het ertoe wil leiden dat het hof terugkomt van zijn beslissing in het tussenarrest waarbij de door [geïntimeerde] gestelde prijsafspraak voorshands bewezen is geoordeeld, miskent hij dat noch zijn herhalingen van of verwijzingen naar eerder door hem gestelde feiten, noch de getuigenverklaring van [Y] en de offerte van [Z] & Zn. B.V. gelet op hetgeen daarover hierboven is overwogen, een terugkomen van die beslissing rechtvaardigen. Ook in zoverre wordt [appellant] dus niet gevolgd.
2.7.
In zijn antwoordakte na getuigenverhoor heeft [geïntimeerde] verzocht aan de offerte van [Z] & Zn. B.V. geen betekenis toe te kennen op de grond dat het overleggen daarvan in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De overgelegde offerte is evenwel een middel dat strekt tot tegenbewijs en als zodanig is zij toelaatbaar en komt haar betekenis toe. Zoals onder 2.5 overwogen levert zij het gevraagde tegenbewijs echter niet op, ook niet indien gelezen in samenhang met de opmerkingen van [appellant] erover in zijn begeleidende akte.
2.8.
De slotsom uit het bovenstaande en uit hetgeen in het tussenarrest is overwogen en beslist, is dat de grieven alle tevergeefs zijn voorgesteld en dat de vermeerderde eis van [appellant] ongegrond is. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd, zowel in conventie als in reconventie, en de vermeerderde eis zal worden afgewezen. [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
wijst af de eis van [appellant] zoals in hoger beroep vermeerderd;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 299,- aan verschotten en € 4.632,- voor salaris advocaat en op € 131,- voor nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de zojuist genoemde kostenveroordeling en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden alsmede, als betaling binnen veertien dagen uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het verstrijken van de genoemde termijn tot aan de dag van voldoening;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.A.J. Dun, W.H.F.M. Cortenraad en J.E. Molenaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 april 2015.