ECLI:NL:GHAMS:2015:1830

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
19 mei 2015
Zaaknummer
200.103.738-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij het aangaan van een overeenkomst door een vennoot van een commanditaire vennootschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een appellant en de besloten vennootschap Proximedia Nederland B.V., die tevens onder de naam BeUp handelt. De appellant, die zich als eigenaar van een eenmanszaak had gepresenteerd, bleek in werkelijkheid vennoot van een commanditaire vennootschap (CV) te zijn. De kwestie ontstond nadat Proximedia een overeenkomst had gesloten met de appellant voor de verhuur van diverse zaken, waarbij de appellant een aantal facturen onbetaald had gelaten. Proximedia ontbond de overeenkomst en vorderde een verbrekingsvergoeding van € 3.751,80, naast de onbetaalde facturen, wat resulteerde in een totale vordering van € 6.151,32.

De kantonrechter had de vordering van Proximedia grotendeels toegewezen, wat de appellant in hoger beroep aanvecht. De appellant betwistte dat hij zich als eigenaar van een eenmanszaak had gepresenteerd en stelde dat Proximedia zelf bij het handelsregister had kunnen verifiëren dat de onderneming OASE, waarvoor de overeenkomst was gesloten, geen eenmanszaak maar een commanditaire vennootschap was. Het hof oordeelde echter dat Proximedia er op basis van de overeenkomst en de verklaringen van de appellant op mocht vertrouwen dat deze de overeenkomst als eigenaar van de eenmanszaak had gesloten.

Het hof concludeerde dat de appellant onvoldoende had onderbouwd dat hij niet als eigenaar had gehandeld en dat Proximedia niet verplicht was om de juistheid van de gegevens bij het handelsregister te controleren. De vordering van Proximedia werd daarom terecht toegewezen en het hoger beroep van de appellant werd afgewezen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de appellant in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.103.738/01
zaak-/rolnummer rechtbank: 369008 CV EXPL 11-2213 (Alkmaar)
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 mei 2015
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. J.C.C.M. Brand te Westervoort,
tegen:
de besloten vennootschapPROXIMEDIA NEDERLAND B.V.,
tevens handelende onder de naam BeUp,
gevestigd te De Meern, gemeente Utrecht,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.P. van der Vliet te Baarn.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Proximedia genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 6 januari 2012, hersteld bij exploot van 2 maart 2012, in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Alkmaar, sector kanton, locatie Hoorn (hierna: de kantonrechter), van 10 oktober 2011, gewezen tussen Proximedia als eiseres en [appellant] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van Proximedia zal afwijzen, met veroordeling van Proximedia in de proceskosten.
Proximedia heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten, met rente en uitvoerbaar bij voorraad.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Beoordeling

2.1.
Proximedia stelt in deze procedure dat zij met [appellant] een overeenkomst is aangegaan waarbij aan [appellant] diverse zaken zijn verhuurd. [appellant] heeft een aantal facturen onbetaald gelaten. Vervolgens heeft Proximedia de overeenkomst ontbonden en op grond van artikel 7.1 van de overeenkomst aanspraak gemaakt op betaling van een verbrekingsvergoeding van € 3.751,80. Ter zake van de verbrekingsvergoeding en de niet betaalde facturen vordert Proximedia in hoofdsom in totaal een bedrag van € 6.151,32, te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke incassokosten.
2.2.
De kantonrechter heeft de vordering van Proximedia, behoudens een deel van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, toegewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] in hoger beroep met een grief op.
2.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de overeenkomst met Proximedia is aangegaan ten behoeve van een onderneming genaamd OASE. [appellant] heeft deze naam en het nummer waaronder OASE in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) is ingeschreven opgegeven aan een vertegenwoordiger van Proximedia en deze gegevens zijn vervolgens opgenomen in de overeenkomst. Onbestreden is dat op het voorblad van de overeenkomst is vermeld dat de contractpartij van Proximedia een eenmanszaak is (“juridische vorm: EZ”), dat [appellant] de overeenkomst op 18 september 2007 heeft ondertekend en dat bij zijn naam de functie “eigenaar” is vermeld.
2.4.
OASE is geen eenmanszaak, maar een commanditaire vennootschap (CV). Met zijn grief komt [appellant] op tegen de overweging van de kantonrechter dat [appellant] bij de totstandkoming van de overeenkomst zich heeft uitgegeven als (mede)eigenaar van OASE, zodat Proximedia er redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat dit juist was en dat [appellant], zo OASE geen eenmanszaak was, als beherend vennoot van OASE in ieder geval hoofdelijk aansprakelijk is voor de verbintenissen uit hoofde van de overeenkomst.
2.5.
Ter onderbouwing van zijn grief betwist [appellant] dat hij tegen de vertegenwoordiger van Proximedia heeft gezegd dat het om een eenmanszaak ging. Hij heeft zich ook niet voorgedaan als de ‘eigenaar’ van de ‘firma’ OASE. Hij heeft de naam en het KvK-nummer van de ‘firma’ genoemd. Proximedia had zelf bij de KvK zich kunnen vergewissen van de juiste gegevens van haar contractpartij. Proximedia heeft op 13 augustus 2009 een sommatie-exploot uitgebracht aan OASE CV. Op grond daarvan meent [appellant] te kunnen concluderen dat Proximedia in ieder geval op 13 augustus 2009 ermee bekend was, dan wel bekend kon zijn, dat OASE geen eenmanszaak was, maar een CV, en dat [appellant] daarvan geen eigenaar was, doch slechts werknemer.
2.6
Aan hetgeen Proximedia op 13 augustus 2009 wist of behoorde te weten, kan naar het oordeel van het hof worden voorbijgegaan. Beslissend is hetgeen de betrokkenen bij het aangaan van de overeenkomst jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en redelijkerwijs mochten afleiden. Gelet op de omstandigheden dat in de overeenkomst staat vermeld dat OASE de contractpartij van Proximedia is, deze als een eenmanszaak is aangeduid en [appellant] de overeenkomst heeft ondertekend in zijn hoedanigheid van “eigenaar”, moet worden aangenomen dat Proximedia met [appellant] een overeenkomst heeft gesloten, handelende onder de naam OASE. Dat Proximedia de juistheid van gegevens bij de KvK had kunnen controleren, brengt nog niet mee dat zij daartoe jegens [appellant] was gehouden en bij het aangaan van de overeenkomst niet op de juistheid van de gegevens zoals die in de overeenkomst zijn opgetekend mocht afgaan, zonder eerst het handelsregister van de KvK te raadplegen. [appellant] betwist weliswaar dat hij heeft gezegd dat het om een eenmanszaak ging en stelt dat hij zich ook niet heeft voorgedaan als ‘eigenaar’, maar hij legt niet uit hoe het kan dat die gegevens wel in de overeenkomst staan vermeld en waarom hij de overeenkomst met deze inhoud heeft ondertekend. [appellant] heeft daarmee zijn betwisting van zowel de tekst van de overeenkomst, als het bij het aangaan van de overeenkomst ontbreken van een met zijn verklaring overeenstemmende wil, onvoldoende onderbouwd en toegelicht. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat Proximedia in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs ervan mocht uitgaan dat de gegevens in de overeenkomst juist waren, namelijk dat [appellant] de overeenkomst sloot voor zichzelf onder de (handels)naam OASE. De vordering van Proximedia is daarmee reeds terecht toegewezen. Het hoger beroep heeft geen succes.
2.7
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd en [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Proximedia begroot op € 666,00 aan verschotten en € 632,00 voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. Oranje, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en J.W. Hoekzema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2015.