Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[appellant 2],
VAN ORANJE AMSTERDAM B.V.(voorheen geheten
VAN ORANJE ZAANDAM B.V.),
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, gewezen op 20 juni 2014. De appellanten, [X] Beheer B.V. en de erven van [appellant 2], zijn in hoger beroep gekomen van een uitspraak waarin de voorzieningenrechter een vordering van de geïntimeerde, Van Oranje Amsterdam B.V., heeft toegewezen. De vordering betrof een betaling van € 90.000, waarbij de voorzieningenrechter uiteindelijk een bedrag van € 88.611 heeft toegewezen. De appellanten hebben in hun hoger beroep aangevoerd dat de vordering van de geïntimeerde inmiddels is gecedeerd aan een derde partij, [Y] Loodgieters B.V., en dat de geïntimeerde geen belang meer heeft bij de vordering. Het hof heeft vastgesteld dat de cessie is erkend door de geïntimeerde en dat er geen overeenkomst is dat de geïntimeerde de vordering namens de derde partij zal incasseren. Hierdoor concludeert het hof dat de geïntimeerde niet langer gerechtigd is tot de vordering en dat er geen kans is dat de bodemrechter de vordering zal toewijzen. Het hof vernietigt daarom het bestreden vonnis en verklaart de geïntimeerde niet-ontvankelijk in haar vordering. Tevens wordt de geïntimeerde veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.