In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een woning in Medemblik. De heffingsambtenaar van de gemeente Medemblik had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die de WOZ-waarden voor de jaren 2011 en 2012 had verlaagd. De rechtbank had de WOZ-waarde voor 2011 vastgesteld op € 550.000 en voor 2012 op € 522.000, na gegrondverklaring van de beroepen van de belanghebbende. De heffingsambtenaar was van mening dat deze waardes te laag waren en voerde aan dat de woning een hogere waarde had, gebaseerd op vergelijkingsobjecten en taxatierapporten. De belanghebbende betwistte dit en stelde dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met de specifieke trillingsschade aan de woning, die een waardedrukkend effect had van € 350.000. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet had aangetoond dat de vastgestelde waardes te laag waren en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 1001.