Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerden]
[geïntimeerden],
[geïntimeerden],
[geïntimeerden],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft de appellant, bij dagvaarding van 15 augustus 2014, herroeping gevorderd van een eerder arrest van het hof van 29 september 2009. Dit arrest was gewezen in een geschil tussen de appellant en de geïntimeerden, waarbij de appellant als executeur van de nalatenschap van de erflater was benoemd. De appellant vorderde onder andere dat het hof zijn eerdere arrest zou herroepen en de oorspronkelijke vordering in reconventie alsnog zou toewijzen, met een totale schadevergoeding van € 2.797.681,= en proceskosten van € 8.939,=. De geïntimeerden hebben in het incident een vordering ingesteld op basis van artikel 224 van het Wetboek van Rechtsvordering, waarin zij de appellant veroordelen om zekerheid te stellen voor de proceskosten en schadevergoeding in de hoofdzaak. De appellant heeft verweer gevoerd en gesteld dat hij sinds 1 februari 2015 woonplaats heeft in Nederland, wat hij onderbouwde met een bewijs van inschrijving uit de basisregistratie personen van de gemeente Amsterdam. De geïntimeerden hebben echter betwist dat de appellant daadwerkelijk woonachtig is op het opgegeven adres en hebben hun incidentele vordering verder onderbouwd. Het hof heeft geoordeeld dat de herroepingsvordering als een vordering in de zin van artikel 224 Rv moet worden aangemerkt, en dat de appellant in deze procedure als eiser wordt beschouwd. Het hof heeft de zaak aangehouden voor een akte van de appellant om te reageren op de stellingen van de geïntimeerden.