Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief 1, voor zover Detamo daarmee betoogt dat het [X] niet mag worden toegestaan thans hetzelfde te vorderen als in het eerdere kort geding, tevergeefs is voorgesteld.
grief 2het tegendeel betoogt, faalt de grief.
– andermaal – niet heeft gedaan, zonder opgaaf van redenen. Als gevolg van de onder 1 genoemde rolbeslissingen en het daarbij uitgesproken verval van het recht om van antwoord te dienen, heeft [X] zich over die stelling nog niet uitgelaten. Hij zal dit, bij de memorie van antwoord waarvoor hem een nadere termijn zal worden verleend, alsnog kunnen doen. Uit het hierboven overwogene volgt evenwel dat, ook indien de genoemde stelling juist is, Detamo daaraan geen bevoegdheid tot opschorting van de loonbetaling kan ontlenen vóór 22 juni 2014. De gevorderde voorziening tot doorbetaling van loon is daarom in ieder geval tot die datum toewijsbaar. Aangenomen moet worden dat het beroep van Detamo op het bestaan van een bevoegdheid harerzijds tot opschorting van de loonbetaling, waarover zij [X] bij e-mail van 14 februari 2014 en bij brief van 13 maart 2014 had ingelicht, ook betrekking heeft op het beweerde wegblijven bij de bedrijfsarts op 22 juni 2014 en de periode vanaf deze datum. Nu [X] zich nog niet heeft uitgelaten over de desbetreffende stelling van Detamo en die stelling, indien gegrond, gelet op het bepaalde in artikel 7:629, derde lid aanhef en onder d en e, BW de gestelde opschortingsbevoegdheid zou kunnen dragen vanaf laatstgenoemde datum, is de gevorderde voorziening vooralsnog niet toewijsbaar tot een latere datum dan 22 juni 2014. Het ligt op de weg van [X] om zich bij de memorie van antwoord uit te laten over het beweerde wegblijven bij de bedrijfsarts op laatstgenoemde datum en, als hij toen geen gevolg heeft gegeven aan een oproep om bij deze te verschijnen, hiervoor een verklaring te geven. Uit het voorgaande volgt dat de
grieven 1, 2 en 3falen voor zover zij willen betogen dat Detamo vanaf een eerdere datum dan 22 juni 2014 bevoegd is de betaling van het loon van [X] op te schorten. Voor de periode daarna zal het oordeel over die grieven en, daarmee, over de gevorderde voorziening worden aangehouden.
grief 5, waarmee Detamo betoogt dat moet worden uitgegaan van het hierboven genoemde lagere loon, faalt.
grief 4, waarmee Detamo opkomt tegen haar veroordeling in de kosten van het geding in eerste aanleg – zal worden aangehouden.
4.Beslissing
18 augustus 2015;