Uitspraak
1.[appellant sub 1] ,
[appellant sub 2],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin ontruiming van een winkelruimte werd gevorderd wegens huurachterstand en het niet gebruiken van het gehuurde. De appellanten, [appellant sub 1] en [appellant sub 2], zijn vennoten van een vennootschap onder firma die de winkelruimte huurde van de besloten vennootschap [X] B.V. De kantonrechter had in eerste aanleg de vorderingen van [X] toegewezen, wat leidde tot ontruiming van de winkelruimte op 13 februari 2015. De appellanten hebben in hoger beroep zeven grieven ingediend, waarbij zij onder andere betwisten dat er sprake is van een huurachterstand en dat zij verantwoordelijk zijn voor de verplichtingen uit de huurovereenkomst.
Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kantonrechter zijn vastgesteld en heeft geoordeeld dat de appellanten als vennoten van de vennootschap onder firma aansprakelijk zijn voor de huurverplichtingen. De grieven van de appellanten zijn gezamenlijk behandeld en het hof heeft geconcludeerd dat de betalingsachterstand van meer dan drie maanden onbetwist is gebleven. De appellanten hebben niet voldoende onderbouwd waarom de vordering van [X] onterecht zou zijn. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bekrachtigd en de appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep verwezen.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van vennoten in een vennootschap onder firma en de gevolgen van huurachterstand in het kader van ontruiming van gehuurde bedrijfsruimte. Het hof heeft de vorderingen van de appellanten afgewezen en het vonnis van de kantonrechter bevestigd, met veroordeling van de appellanten in de proceskosten.