ECLI:NL:GHAMS:2015:3750

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2015
Publicatiedatum
14 september 2015
Zaaknummer
23-003009-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzetheling van mobiele telefoons

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van medeplegen van opzetheling van mobiele telefoons, die op 18 juli 2013 in Amsterdam waren gestolen. De verdachte en zijn medeverdachten werden betrapt tijdens een achtervolging door de politie, waarbij zij gestolen goederen uit een rijdende bestelbus gooiden. De verdediging stelde dat de verdachte niet wist dat de telefoons van misdrijf afkomstig waren, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden duiden op gezamenlijk en opzettelijk handelen. Het hof achtte bewezen dat de verdachte opzettelijk de telefoons voorhanden had, terwijl hij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een taakstraf op van 80 uren, met een vervangende hechtenis van 40 dagen. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten.

Uitspraak

parketnummer: 23-003009-14
datum uitspraak: 9 september 2015
TEGENSPRAAK, raadsman gemachtigd
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 juli 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-702510-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 augustus 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 juli 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meerdere telefoon(s) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman het volgende naar voren gebracht.
Niet kan worden bewezen dat de verdachte de doosjes met de mobiele telefoons uit de bus heeft gegooid. Er zijn geen vingerafdrukken van de verdachte op de doosjes aangetroffen. De wetenschap dat de telefoons van misdrijf afkomstig waren is pas bij de verdachte ontstaan toen de medeverdachte de telefoons uit de bus gooide. Derhalve kan niet worden bewezen dat hij op het moment het moment dat hij de telefoons in vereniging voorhanden kreeg, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren.
Het hof stelt vast dat de bewijsmiddelen (onder meer) het volgende inhouden.
In de nacht van 18 juli 2013 zat de verdachte in de laadruimte van een witte Volkswagen, type Transporter op de Vlaardingenlaan te Amsterdam. De bestuurder van die bus gaf geen gevolg aan een door de politie gegeven stop/volgteken en reed met hoge snelheid door. Verbalisanten die de bus achtervolgden zagen op een zeker moment tijdens de achtervolging dat de schuifdeur aan de zijkant van het rijdende voertuig werd geopend en dat daaruit een hoeveelheid goederen werd gegooid. Dit bleken later onder meer verpakkingen met daarin achttien, eerder die nacht gestolen, telefoons. Nadat de bestuurder van de bus zijn voertuig uiteindelijk in een doodlopende straat tot stilstand had gebracht, vluchtte hij uit het voertuig. Uit de laadruimte van de bus vluchtten ten minste twee jongens, waaronder de verdachte.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof is van oordeel dat de hiervoor omschreven gebeurtenissen naar hun uiterlijke verschijningsvorm duiden op een gezamenlijk en opzettelijk handelen door de verdachte met de medeverdachten. Zij bevonden zich immers samen in de bestelbus, waarin ook de gestolen telefoons aanwezig waren. Op het moment dat ontdekking en aanhouding dreigden, trachtten zij dit te voorkomen. De medeverdachte [medeverdachte] droeg daaraan bij door met hoge snelheid door te rijden en de verdachte en/of de andere jongen of jongens, die achterin de bus zaten, door de telefoons uit het rijdende voertuig te gooien. Bij gebreke van een aannemelijke verklaring voor dit handelen, kan naar het oordeel van het hof uit deze omstandigheden zowel het opzet van de verdachte op het ten laste gelegde, als de nauwe en bewuste samenwerking bij de uitvoering daarvan, worden afgeleid.
De verdachte heeft hieromtrent het volgende verklaard.
Op 18 juli 2013 was hij bij het tankstation Texaco bij de Schinkel (het hof begrijpt: te Amsterdam). Op een gegeven moment heeft hij jongens om een lift gevraagd. Hij kon mee, maar alleen achterin. Hij is toen achterin gaan zitten. Toen de bus hard wegreed voor de politie werd hij heen en weer geslingerd in de bus en heeft hij tegen de jongens gezegd: “Stoppen. Ik wil eruit.” Hij probeerde contact te maken met de politie. Toen de bus stopte is hij weggerend omdat hij geen legitimatie bij zich had en geen boete wilde krijgen voor het zitten in de laadruimte. Er zaten geen spullen achterin de bus (verklaring van 18 juli 2013, dossierpagina 44 en 45).
De verdachte heeft aldus weliswaar een verklaring voor zijn aanwezigheid in de bus afgelegd, maar het hof stelt deze verklaring als volstrekt onaannemelijk terzijde. Het hof acht het uitgesloten dat de verdachte de telefoons die zich in de laadruimte bevonden niet zou hebben waargenomen terwijl hij in dezelfde ruimte zat. Voorts heeft de verdachte geen verklaring gegeven omtrent het uit de bestelbus gooien van de telefoons. Ten slotte vindt zijn verklaring dat hij slechts een lift zou hebben gekregen en dat hij tijdens de achtervolging zou hebben getracht contact te maken met de politie geen steun in het dossier. Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte de telefoons, in vereniging met de medeverdachte [medeverdachte] en de andere jongens die zich in het voertuig gevonden, opzettelijk voorhanden heeft gehad.
Het hof acht eveneens bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachten ten tijde van het verkrijgen van de telefoons wisten dat deze van misdrijf afkomstig waren. Het hof overweegt daaromtrent dat het ging om achttien telefoons in hun verpakking, welke telefoons kort daarvoor waren gestolen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben deze telefoons derhalve midden in de nacht en niet door middel van een koop in een winkel voorhanden gekregen. Het hof is van oordeel dat het, gelet op deze omstandigheden, niet anders kan dan dat zij ten tijde van de verkrijging wisten dat de telefoons van misdrijf afkomstig waren. Dat zij zich tijdens de achtervolging door de politie weer van deze telefoons hebben ontdaan ziet het hof als uiting van die van aanvang af bestaande wetenschap. De verdachte en zijn medeverdachten hebben omtrent de omstandigheden waaronder deze verkrijging heeft plaatsgevonden geen verklaring afgelegd die een ander licht op deze hen belastende feiten en omstandigheden werpt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 juli 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, telefoons voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf dagen met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzetheling van telefoons. Door deze gestolen telefoons mede voorhanden te hebben heeft de verdachte de diefstal bevorderd. Een dergelijk feit leidt tot schade en overlast voor de rechthebbende.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 augustus 2015 is de verdachte eerder wegens vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E.M. Röttgering, mr. H.A. van Eijk en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. N.J. Ros, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 september 2015.
De oudste en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]