ECLI:NL:GHAMS:2015:3798

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
16 september 2015
Zaaknummer
23-000336-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake verlaten plaats ongeval en rijden onder invloed

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van het verlaten van de plaats van een verkeersongeval en het rijden onder invloed van alcohol. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het besturen van een motorrijtuig met een alcoholgehalte van 245 microgram per liter uitgeademde lucht, en het verlaten van de plaats van het ongeval op 12 augustus 2012 te Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 augustus 2015 heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte niet de intentie had om zich te onttrekken aan zijn verplichtingen, maar dat hij de schade elders wilde afhandelen vanwege drukte op de plaats van het ongeval. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte met hoge snelheid is weggereden zonder te verifiëren of de andere betrokken partij, de aangever, in staat was om te rijden of bereid was om gegevens uit te wisselen. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 500 en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor overtredingen van de Wegenverkeerswet.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000336-14
Datum uitspraak: 8 september 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-025029-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 augustus 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 12 augustus 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto (gekentekend [kentekennummer]), dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 245 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
2:
hij op of omstreeks 12 augustus 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, gekentekend [kentekennummer]) betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Bijlmerdreef, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep – verkort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de verdachte niet de intentie heeft gehad de plaats van het ongeval te verlaten met het doel zich te onttrekken aan de aansprakelijkheidsstelling voor de geleden schade, maar met de bedoeling om de geleden schade elders af te handelen, omdat het op de plaats van het ongeval erg druk was met ander verkeer vanwege het Kwakoe festival.
Daargelaten welke consequentie gegrondbevinding van dit verweer zou moeten hebben, ontbeert het feitelijke grondslag, zulks om de volgende redenen.
De verdachte is na het verkeersongeval snel weggereden, naar hij zegt om elders, op een rustige plaats waar het verkeer niet zou worden gehinderd, de schade met de aangever af te wikkelen. De aangever had echter geen blijk van overeenstemming dan wel instemming hiermee gegeven en bleef op de plaats van de aanrijding achter (dossierpagina 5). De verdachte heeft toen nagelaten zich ervan te vergewissen of de aangever nog in staat was om met zijn auto te rijden en evenmin of de aangever bereid was hem te volgen naar een plaats verderop om gegevens uit te wisselen. In plaats daarvan is de verdachte met hoge snelheid linksaf geslagen van de Bijlmerdreef, vervolgens nogmaals linksaf geslagen en daarna rechtsaf een zijstraat ingereden (dossierpagina 11). Daarbij wist hij dat de aangever hem niet volgde. De verdachte heeft immers ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij in zijn achteruitkijkspiegel heeft gekeken en niet de aangever achter zich aan zag rijden, maar later wel de motoragent. Hoe de aangever, bij deze wijze van handelen door de verdachte, achter hem aan had moeten rijden en hem vervolgens verscheidene straten verder had moeten vinden, valt niet in te zien. Het moet er daarom voor worden gehouden dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte is weggereden met de bedoeling zich te onttrekken aan zijn verplichting zijn gegevens aan de aangever te verstrekken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 12 augustus 2012 te Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, gekentekend [kentekennummer] dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 245 microgram per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden;
2:
hij op 12 augustus 2012 te Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, gekentekend [kentekennummer] door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Bijlmerdreef, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan een ander, te weten [slachtoffer], schade was toegebracht.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
als bestuurder van een motorrijtuig overtreden van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
als bestuurder van een motorrijtuig overtreden van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500, subsidiair 10 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als beginnend bestuurder, terwijl hij onder de invloed was van alcoholhoudende drank, met zijn auto een andere auto aangereden en vervolgens de plaats van de aanrijding verlaten. De verdachte is weggereden
,terwijl hij wist dat door die aanrijding schade was veroorzaakt, zonder gegevens te verstrekken waarmee de bestuurder van de auto die schade had geleden hem later zou kunnen bereiken om tot schadeafwikkeling te komen. Dit getuigt van een gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef als autobestuurder. Het hof acht dit kwalijk.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 augustus 2015 is de verdachte eerder voor overtredingen van de Wegenverkeerswet onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in het nadeel van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, net als de politierechter en de advocaat-generaal, een geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden hoogte dan wel duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. P.C. Römer en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 september 2015.
=========================================================================
[....]