ECLI:NL:GHAMS:2015:382

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2015
Publicatiedatum
13 februari 2015
Zaaknummer
13/00712
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schenkbelasting en overdrachtsbelasting bij verkoop woning met kwijtschelding van de koopsom

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een aanslag schenkbelasting die is opgelegd aan belanghebbende na de verkoop van een woning. De woning, met een WOZ-waarde van € 258.000, werd verkocht voor € 250.000, waarbij een deel van de koopsom, € 40.000, werd kwijtgescholden. De inspecteur van de Belastingdienst had de schenking vastgesteld op € 48.000, uitgaande van de WOZ-waarde, en een aanslag schenkbelasting opgelegd van € 1.075. Belanghebbende ging in beroep tegen deze aanslag, stellende dat de woning was verkregen door koop en niet door schenking, en dat de schenkbelasting lager zou moeten zijn.

Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde dat de verkoop van de woning en de kwijtschelding van de koopsom samen een samenstel van rechtshandelingen vormen. Hierdoor is de waarderingsregel van artikel 21, lid 5, van de Successiewet 1956 van toepassing. Het hof bevestigde dat de aanslag schenkbelasting correct was berekend, waarbij de betaalde overdrachtsbelasting in mindering kan worden gebracht op de schenkbelasting. De slotsom was dat de aanslag schenkbelasting tot een juist bedrag was opgelegd en het hoger beroep ongegrond werd verklaard.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hof oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de kosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 12 februari 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 13/00712
12 februari 2015
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te [Z], belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 12/4079 van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst Rotterdam,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 9 mei 2012 aan belanghebbende voor een schenking in het jaar 2010 een aanslag schenkbelasting opgelegd tot een bedrag van € 1.075.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 7 augustus 2012, de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Bij uitspraak van 2 oktober 2013, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 11 november 2013, aangevuld met op 12 november 2013 ontvangen stukken. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
Op 26 juli 2010 levert[AX]een woning aan zijn dochter, belanghebbende, en haar echtgenoot, [XY]. De koopsom bedraagt € 250.000. Over deze koopsom is 6% overdrachtsbelasting, zijnde € 15.000, betaald. Van de koopsom is een bedrag van € 40.000 kwijtgescholden.
2.2.
Belanghebbende en [XY] doen aangifte van een schenking van € 40.000 gedaan door[AX]. Tevens verzoeken zij in de aangifte om verrekening van de betaalde overdrachtsbelasting op grond van de samenloopregeling van artikel 24, tweede lid, van de Successiewet 1956 (hierna: SW).
2.3.
De WOZ-waarde van de onroerende zaak bedraagt voor het jaar 2010 € 258.000.
2.4.
De inspecteur is van de aangifte afgeweken. De schenking aan belanghebbende en haar echtgenoot is door de inspecteur berekend op € 48.000, uitgaande van de WOZ-waarde van de onroerende zaak van € 258.000. De inspecteur heeft de aanslagen schenkbelasting als volgt berekend:
WOZ-waarde onroerende zaak € 258.000
Koopsom € 250.000
------------
Verschil € 8.000
Bij: kwijtschelding € 40.000
------------
Totale bevoordeling € 48.000
Af: vrijstelling € 5.000
------------
Belast € 43.000
Schenkbelasting hierover bedraagt 10% € 4.300
Af: verrekening overdrachtsbelasting € 2.149 -/-
-------------
Schenkbelasting € 2.151
Voor de verrekening van overdrachtsbelasting neemt de inspecteur een deel van de vrijstelling voor de schenkbelasting in aanmerking. Hij berekent dit deel op
€ 40.000/€ 48000 * € 5.000 = € 4.166,67. De te verrekenen overdrachtsbelasting berekent hij op (€ 40.000 -/- € 4.166,67)/€ 250.000 * € 15.000 = € 2.149.
2.5.
In de toelichting bij de aanslag is vermeld dat voor de schenkbelasting partners worden gezien als één persoon. Met inachtneming van artikel 26 SW is aan belanghebbende een aanslag opgelegd met een te betalen bedrag van € 1.075.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Tussen partijen is in geschil de omvang van de schenking en de omvang van het bedrag van de overdrachtsbelasting dat in mindering strekt van de schenkbelasting.
3.2.1.
Belanghebbende stelt primair dat de woning is verkregen krachtens koop en niet krachtens schenking, zowel civielrechtelijk als voor toepassing van de SW, ook als zou moeten worden uitgegaan van een samenstel van rechtshandelingen.
De gift bedraagt € 40.000. Met inachtneming van de vrijstelling van € 5.000 en toepassing van artikel 24, lid 2, SW bedraagt het totaal door belanghebbende en haar echtgenoot te betalen schenkbelasting volgens belanghebbende
schenkbelasting 10% = € 3.500
overdrachtsbelasting over € 35.000 =
€ 2.100
totaal schenkbelasting € 1.400
Schenkbelasting voor belanghebbende € 700
3.2.2.
Belanghebbende stelt subsidiair dat, uitgaande van een samenstel van rechtshandelingen en toepassing van artikel 21, lid 5, SW dat de totale schenking bedraagt:
40/250 * € 258.000 € 41.280
schenkbelasting 10% over € 36.280 € 3.628
verrekening overdrachtsbelasting
36,28/258 * € 15.000
€ 2.108
totaal schenkbelasting € 1.520
Schenkbelasting voor belanghebbende € 760
3.3.
De inspecteur stelt dat de verkoop van de woning en de kwijtschelding van de koopsom samengestelde rechtshandelingen zijn. Daardoor moet worden uitgegaan van schenking van een woning en is de waarderingsregel van art. 21, lid 5, SW van toepassing. De inspecteur concludeert dat de uitspraak op bezwaar juist is en dat de aanslag moet worden gehandhaafd.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
In artikel 24, lid 2, SW is bepaald dat de overdrachtsbelasting, voor zover deze niet heeft geleid tot toepassing van artikel 13 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, betaald over het bedrag waarover schenkbelasting verschuldigd is, in mindering strekt van de schenkbelasting.
4.2.
Het hof stelt voorop dat zonder toepassing van artikel 24, lid 2, SW belanghebbende ter zake van de koop van de woning overdrachtsbelasting is verschuldigd en over de kwijtschelding van het deel van de koopsom, na aftrek van de vrijstelling, schenkbelasting is verschuldigd. Alhoewel de koop van de woning en de kwijtschelding van een deel van de koopsom twee rechtshandelingen zijn, kan als gevolg van jurisprudentie van de Hoge Raad betaalde overdrachtsbelasting in mindering worden gebracht op de schenkbelasting als sprake is van een samenstel van rechtshandelingen (vgl. HR 2 juni 1982,
ECLI:NL:HR:1982:AW9531, BNB 1982/323 en HR 14 december 2001, nr. 36617, ECLI:NL:HR:2001:AD7156).
4.3.
Nu tegelijkertijd met de koop van de woning een deel van de koopsom is kwijtgescholden, kan het onderhavige geval als een samenstel van rechtshandelingen worden beschouwd. Zonder een samenstel van rechtshandelingen is artikel 24, tweede lid, SW in een situatie als de onderhavige niet van toepassing. Dit brengt mee dat het primaire standpunt van belanghebbende niet kan worden gevolgd nu belanghebbende een beroep doet op vermindering van schenkbelasting met de betaalde overdrachtsbelasting, hetgeen een samenstel van rechtshandelingen impliceert.
4.4.
Een samenstel van rechtshandelingen leidt ertoe dat de koop van de woning en de kwijtschelding van een deel van de koopsom voor toepassing van artikel 24, lid 2, SW worden gelijkgesteld met de verkoop van een woning tegen een lagere prijs dan de waarde in het economisch verkeer. Om toepassing van artikel 24, lid 2, SW mogelijk te maken, wordt verondersteld dat de woning met een waarde in het economisch verkeer van € 250.000 is verkocht voor een bedrag van € 210.000.
4.5.
Uitgaande van het hiervoor beschreven samenstel van rechtshandelingen, is het object van schenking een woning waarvoor het waarderingsvoorschrift van artikel 21, lid 5, SW geldt. Voor de waarde van de schenking wordt aangesloten bij de WOZ-waarde van de woning van € 258.000, waarvoor € 210.000 door belanghebbende en haar echtgenoot is betaald. De omvang van de schenking voor de schenkbelasting bedraagt derhalve € 48.000.
4.6.
De overdrachtsbelasting is geheven op basis van de koopsom van de woning, te weten € 250.000. De overdrachtsbelasting die is betaald over het bedrag waarover schenkbelasting is verschuldigd, strekt in mindering op de schenkbelasting. Het bedrag waarover overdrachtsbelasting is betaald bedraagt € 40.000, zijnde het bedrag van de koopsom dat is kwijtgescholden. Voor zover een gedeelte van de schenking is vrijgesteld, wordt de overdrachtsbelasting over dat deel niet verrekend. Aan het deel van de schenking waarover overdrachtsbelasting is verschuldigd wordt van de vrijstelling € 40.000/€ 48.000 * € 5.000 = € 4.166,67 toegerekend. De betaalde overdrachtsbelasting die in mindering strekt op de schenkbelasting bedraagt dan € 35.833,33/€ 40.000 * € 2.400 = € 2.150.
4.7.
Het bedrag aan schenkbelasting, na vermindering met overdrachtsbelasting, wordt als volgt berekend:
schenking € 48.000
vrijstelling
€ 5.000 -/-
schenkbelasting 10% over € 43.000 € 4.300
te verrekenen overdrachtsbelasting
€ 2.150 -/-
schenkbelasting € 2.150
De aanslag schenkbelasting die aan belanghebbende moet worden opgelegd bedraagt de helft van € 2.150, derhalve € 1.075.
Slotsom
De slotsom is dat de aanslag schenkbelasting tot een juist bedrag is opgelegd. Het hoger beroep is ongegrond is en de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

5.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. A.P.M. van Rijn, voorzitter, G.J. van Leijenhorst en B.F.A. van Huijgevoort, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.G. van der Laan, als griffier. De beslissing is op 12 februari 2015 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.