ECLI:NL:GHAMS:2015:3833
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontheffing van gezag over kinderen in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de ontheffing van het gezag van de moeder over haar drie kinderen, die sinds 30 januari 2012 onder toezicht staan en op 21 augustus 2012 uit huis zijn geplaatst. De moeder is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin zij ontheven werd van het gezag over de kinderen, op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder stelt dat zij in staat is om voor haar kinderen te zorgen en dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij ongeschikt is. De Raad daarentegen is van mening dat de gronden voor ontheffing aanwezig zijn, gezien de zorgen over de ontwikkeling en het gedrag van de kinderen, en de weigering van de moeder om mee te werken aan noodzakelijke hulpverlening.
Tijdens de zitting zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de moeder, de Raad en medewerkers van de William Schrikker Jeugdbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder in het verleden herhaaldelijk heeft geweigerd toestemming te geven voor onderzoeken en hulpverlening, wat heeft geleid tot een onveilige situatie voor de kinderen. De kinderen hebben te maken gehad met affectieve en pedagogische verwaarlozing, en de moeder heeft niet de nodige stappen ondernomen om de situatie te verbeteren.
Het hof concludeert dat de moeder ongeschikt en onmachtig is om de kinderen te verzorgen en dat het toekomstperspectief van de kinderen niet bij haar ligt. De ontheffing van het gezag is in het belang van de kinderen, die nu in een stabiele en veilige omgeving verblijven. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarmee de moeder van het gezag over de kinderen is ontheven.