ECLI:NL:GHAMS:2015:4077
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en informatieplicht van de schuldenaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant had op 9 juni 2015 beroep aangetekend tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 juni 2015, waarin de rechtbank de schuldsaneringsregeling had beëindigd. De appellant was niet verschenen op de zitting van 11 augustus 2015, maar zijn advocaat, mr. S. Pijl, heeft het beroepschrift toegelicht. De rechtbank was pas na de toelating tot de schuldsaneringsregeling op de hoogte van de feiten en omstandigheden rondom de schuld aan een crediteur, omdat deze informatie niet was verstrekt bij het verzoek tot toelating. Het hof oordeelt dat de appellant een spontane informatieplicht heeft en dat hij verantwoordelijk is voor het verstrekken van relevante informatie over zijn schulden. De bewindvoerder heeft in hoger beroep aangegeven dat de appellant matig meewerkt aan de schuldsaneringsregeling en dat er een schuld is die verband houdt met een erfenis, waarbij de appellant beschuldigd is van fraude. Het hof concludeert dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan van de schuld. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, omdat indien de relevante feiten bekend waren geweest, het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zou zijn afgewezen.