ECLI:NL:GHAMS:2015:41

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 januari 2015
Publicatiedatum
15 januari 2015
Zaaknummer
200.117.344-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichte deelname aan het Bedrijfstakpensioenfonds voor de groothandel in textielgoederen en aanverwante artikelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verplichting van Euro Afretex B.V. om deel te nemen aan het Bedrijfstakpensioenfonds voor de groothandel in textielgoederen en aanverwante artikelen (Bpf Textiel). Euro Afretex, een groothandel in tweedehandskleding, was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin was geoordeeld dat zij onder de werkingssfeer van het pensioenfonds viel. De kantonrechter had de vordering van Euro Afretex afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kantonrechter waren vastgesteld en heeft de grieven van Euro Afretex beoordeeld. De kern van de zaak was de uitleg van het Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat de pensioenregeling van Bpf Textiel verplicht stelde voor bepaalde werkgevers. Euro Afretex stelde dat zij niet onder de werkingssfeer van het Besluit viel en dat zij derhalve niets aan Bpf Textiel verschuldigd was.

Het hof oordeelde dat de bewoordingen van het Besluit en de bijbehorende toelichting van doorslaggevende betekenis zijn voor de uitleg. Het hof concludeerde dat de definitie van 'textielgoederen en aanverwante artikelen' in het Besluit ook gedragen kleding omvatte, en dat Euro Afretex, die deze kleding verhandelt, onder de werkingssfeer van het Besluit valt. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Euro Afretex in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.117.344/01
zaaknummer rechtbank : 11-13584
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 januari 2015
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EURO AFRETEX B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. B.W.G. van der Velden te Amsterdam,
tegen:
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE GROOTHANDEL IN TEXTIELGOEDEREN EN AANVERWANTE ARTIKELEN,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. S. Leurink te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Euro Afretex en Bpf Textiel genoemd.
Euro Afretex is bij dagvaarding van 2 november 2012 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam, (hierna: de kantonrechter), van 3 augustus 2012, gewezen tussen haar als eiseres en Bpf Textiel als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Euro Afretex heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog voor recht zal verklaren dat zij niet valt onder de verplichtstelling van de deelneming in Bft Textiel en dat zij uit dien hoofde niets aan Bpf Textiel verschuldigd is, met veroordeling van Bpf Textiel in de proceskosten van beide instanties, met nakosten en wettelijke rente.
Bpf Textiel heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Euro Afretex in (het hof leest) de proceskosten in hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad.
Partijen hebben in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1 en 2 een aantal feiten vastgesteld. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. Bij besluit van 20 oktober 2006 (hierna: het Besluit) heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de pensioenregeling van Bpf Textiel verplicht gesteld voor de werknemers in dienst van een werkgever als in het Besluit omschreven.
b. Het Besluit bepaalt, voor zover van belang, dat onder
werkgeverwordt verstaan:
iedere natuurlijke of rechtspersoon die een in Nederland gevestigde onderneming voert waarbij uitsluitend of in hoofdzaak de groothandelsfunctie wordt uitgeoefend en/of de verwervingsfunctie met betrekking tot textielgoederen en aanverwante artikelen, al of niet voor eigen rekening en risico, met het doel deze goederen aan wederverkopers en/of bedrijfsmatige gebruikers c.q. institutionele afnemers (in binnen- en buitenland) door te leveren.
c. Het Besluit bevat een omschrijving van het begrip
textielgoederen en aanverwante artikelen,waaronder wordt onder meer worden verstaan
kleding en kledingtoebehoren van textiel.
d. Euro Afretex is op 14 april 2008 opgericht.
e. In een door Euro Afretex overgelegd uittreksel uit het handelsregister wordt haar bedrijfsactiviteit omschreven als
Groothandel in tweedehandskleding.
f. Euro Afretex is aangesloten bij het pensioenfonds van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Herwinning Grondstoffen (hierna: Bpf HEGRO).
g. Bpf Textiel heeft in 2010 jegens Euro Afretex aanspraak gemaakt op betaling van pensioenpremies op de grond dat Euro Afretex onder de werkingssfeer van het Besluit valt.
h. Euro Afretex heeft geweigerd de haar gezonden premienota’s te voldoen.
3.2
Euro Afretex heeft gevorderd voor recht te verklaren dat zij niet onder de werkingssfeer van het Besluit valt en dat zij uit dien hoofde niets aan Bpf Textiel verschuldigd is. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering van Euro Afretex afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.
3.3
Het hof overweegt met betrekking tot de grieven van Euro Afretex als volgt. Uitgangspunt is dat voor de uitleg van het Besluit de bewoordingen daarvan en eventueel van de daarbij behorende schriftelijke toelichting, gelezen in het licht van de gehele tekst daarvan, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij komt het niet aan op de bedoeling van de partijen die het reglement tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin het reglement is gesteld.
3.4
In het Besluit is een uitvoerige opsomming gegeven van hetgeen onder
textielgoederen en aanverwante artikelenwordt verstaan. De tekst maakt geen onderscheid tussen nieuwe en gedragen kleding. Gelet op het - gezien de definitie kennelijk beoogde - ruime toepassingsbereik van het Besluit moet worden aangenomen dat gedragen kleding onder de werkingssfeer van het Besluit valt. Een uitdrukkelijke vermelding van dit laatste was niet nodig. Er is ook geen reden anders te oordelen als in aanmerking wordt genomen dat Euro Afretex kleding samenperst en verwerkt tot balen. Euro Afretex stelt in hoger beroep zelf dat sommige van deze textielmaterialen in hun oorspronkelijke vorm veelal in Afrika en Azië worden hergebruikt en dat andere textielmaterialen worden doorverkocht als poetslappen. Het betreft dan nog steeds textiel en dus niet afval, dat als zodanig - veelal naar het buitenland - wordt doorverkocht.
3.5
Euro Afretex heeft nog gewezen op het standpunt dat de Stichting Vervroegde Uittreding voor de Groothandel in Textielgoederen en Aanverwante Artikelen heeft ingenomen dat de groothandel in lompen en gebruikte kleding niet onder de werkingssfeer van de uittredings-cao valt, welk standpunt blijkt uit een brief die door respectievelijk namens deze stichting in 1989 en 2001 is gezonden aan werkgevers met wie Euro Afretex zich vergelijkt. Deze brief kan haar niet baten reeds omdat het, zoals onder 3.2 werd overwogen, slechts aankomt op de bedoeling van partijen voor zover deze uit het Besluit blijkt.
3.6
Op dezelfde grond mist ook doel het beroep dat Euro Afretex erop heeft gedaan dat de brancheorganisatie Vereniging Herwinning Textiel en Bpf HEGRO niet zijn geconsulteerd over het Besluit, waaruit zou blijken dat niet is beoogd dat bedrijven als Euro Afretex onder de werkingssfeer daarvan te brengen.
3.7
Ten overvloede kan nog worden opgemerkt dat Euro Afretex stelt dat artikel E van de verplichtstelling van Bpf HEGRO bepaalt dat deze niet geldt voor degenen die op grond van een andere beschikking verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfstakpensioenfonds. Voor overlap valt dus niet te vrezen.
3.8
Het voorgaande voert tot de slotsom dat de grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Euro Afretex zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Euro Afretex in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Bpf Textiel begroot op € 666,- aan verschotten en € 894,- voor salaris;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.F. Schütz, A.M.A. Verscheure en W. Tonkens-Gerkema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2015.