ECLI:NL:GHAMS:2015:4113

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
200.134.117/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de vraag wie partij is bij een overeenkomst en het beroep op opschortingsrecht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De zaak betreft een geschil over een overeenkomst voor het uitvoeren van werkzaamheden in de woning van [appellant], waarbij Net Dienstverlening B.V. als de aannemer fungeerde. De appellant heeft de kantonrechter verzocht om het vonnis te vernietigen en de vordering van Net Dienstverlening af te wijzen, terwijl Net Dienstverlening heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis. De kern van het geschil draait om de vraag of er een geldige overeenkomst tot stand is gekomen tussen [appellant] en Net Dienstverlening, en of [appellant] zich kan beroepen op een opschortingsrecht vanwege vermeende gebreken in de uitvoering van de werkzaamheden.

De kantonrechter had in het eerdere vonnis geoordeeld dat Net Dienstverlening recht had op betaling van de factuur, maar [appellant] betwistte dit door te stellen dat hij geen overeenkomst had gesloten met Net Dienstverlening, maar met een andere entiteit. Het hof heeft echter vastgesteld dat de afspraken die [appellant] met zijn buurman had gemaakt, in feite met Net Dienstverlening zijn gemaakt, aangezien deze laatste als handelsnaam fungeerde. Het hof concludeert dat de appellant niet kan ontkomen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst.

Daarnaast heeft het hof de argumenten van [appellant] over de gebreken in de uitvoering van de werkzaamheden beoordeeld. Het hof oordeelt dat de meeste klachten van [appellant] niet voldoende zijn onderbouwd en dat hij niet heeft aangetoond dat hij recht heeft op opschorting van de betaling. Slechts op één punt, betreffende de afgeschilferde zijkanten van de tegels, heeft het hof geoordeeld dat er een tegenvordering bestaat. Het hof heeft de hoofdsom van de vordering van Net Dienstverlening verlaagd naar € 5.379,75, maar heeft het vonnis verder bekrachtigd. De kosten van de procedure in hoger beroep zijn voor rekening van [appellant].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.134.117/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 1372453 / HA EXPL 12-1136
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 oktober 2015
inzake
[appellant],
wonend [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. H.P. Vos te Amsterdam,
tegen
NET DIENSTVERLENING B.V.,
mede handelend onder de naam
Net-Afbouw,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. G.M. Terlingen te Hoorn.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Net Dienstverlening genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 5 september 2013 - hersteld bij exploot van 6 september 2013 - in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 5 juni 2013, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Net Dienstverlening als eiseres en [appellant] als gedaagde.
[appellant] heeft hierna een memorie van grieven ingediend. Net Dienstverlening, ofschoon daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft geen memorie van antwoord ingediend. Tegen haar is verval verleend van het recht om de desbetreffende proceshandeling te verrichten. Bij gelegenheid van de hierna te noemen pleidooien is namens Net Dienstverlening erkend dat het niet indienen van een memorie van antwoord het gevolg is geweest van een verzuim harerzijds. Zij heeft voorts toegelicht het pleidooi te willen benutten om alsnog te antwoorden op hetgeen [appellant] bij de memorie van grieven heeft aangevoerd. Dit is haar toegestaan.
Ter zitting van 12 november 2014 hebben partijen de zaak door hun bovenvermelde advocaten doen bepleiten. Daarbij is door de advocaat van Net Dienstverlening een pleitnota overgelegd, die tevens tot antwoord op de grieven heeft gediend. Partijen hebben ten slotte arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de vordering van Net Dienstverlening alsnog zal afwijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Net Dienstverlening in de kosten van beide instanties.
Net Dienstverlening heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van, naar het hof begrijpt, het hoger beroep.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.4 een aantal feiten vermeld. Deze feitenweergave is niet in geschil, zodat die feiten ook het hof tot uitgangspunt dienen.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1.
Op 7 oktober 2011 heeft [A] , buurman van [appellant] (hierna: [A] ), [appellant] voorgesteld de houten vloer in diens woonkamer te vervangen door een marmeren vloer. [appellant] heeft daartoe op enig moment opdracht gegeven. Over een aantal andere in de woning van [appellant] te verrichten werkzaamheden is vervolgens ook overeenstemming bereikt. [appellant] heeft de gemaakte mondelinge afspraken ter zake in een brief van 17 april 2012 als volgt omschreven:
“De werkzaamheden die door uw bedrijf geleverd zouden worden conform onze mondelinge afspraak, overeengekomen op 7 oktober 2011:
- Stucwerkzaamheden: (...) 1250,- euro: reeds contant betaald op uw verzoek;
- Vloerverwarming: (...) overeengekomen bedrag 1700,- euro: reeds contant betaald op uw verzoek;
- Marmeren vloer/tegels inclusief plinten: kosten 3800,- euro inclusief materiaalkosten voor het leggen van de vloer: volledige woonkamer/keuken en aangrenzende kast, gang/hal en toilet beneden: arbeidsloon nader overeengekomen 1000,- euro;
- Vensterbanken in woonkamer: 250,- euro inclusief materiaal en arbeidsloon: afgetrokken van het totaalbedrag; (...)
- De duur van alle werkzaamheden zou 8 dagen in beslag nemen: de vloer zou in 3 dagen klaar zijn en de overige werkzaamheden zouden 5 dagen duren;
- Start werkzaamheden: 10 oktober 2011;
- Totaal overeengekomen bedrag voor alle bovengenoemde werkzaamheden 8000,- minus 250,- euro (uw eerdere schuld aan mij). Dit vormt een nieuw totaalbedrag van 7750,- waarvan inmiddels op uw verzoek contant aan u betaald 2950,- euro. (...)”
3.1.2.
Bij factuur van 30 december 2011 heeft Net Afbouw B.V. aan [appellant] in rekening gebracht:
“Week OMSCHRIJVING m2 Prijs Totaal
47 t/m 50 Cappucino Marmer (30,5*Free) 55 € 55,00 € 3.025,00
Opleggen Cappucino Marmer 50 € 35,00 € 1.750,00
(Excl. Snijverlies)
Vensterbank (25 cm Breed*2m Le[n]gte) € 250,00 € 250,00
24 meter Plint opgeplakt door ons
SUBTOTAAL € 5.025,00 BTW 19,00% € 954,75 TOTAAL € 5.979,75”
3.1.3.
Bij brief van 23 maart 2012 heeft de advocaat van [appellant] aan Net Afbouw B.V. geschreven:
“De heer [appellant] raadpleegde mij(…) naar aanleiding van uw factuur d.d. 30 december 2011 (...) die hij op 22 maart 2012 op het postkantoor heeft opgehaald (het betrof een aangetekende brief, blijkens poststempel verzonden op 19 maart 2012).
Cliënt heeft een aantal kanttekeningen bij de factuur. Deze betreffen zowel de wijze van uitvoering van het werk als de hoogte van de factuur. Ik zal daarop binnenkort terugkomen.”
3.1.4.
Bij brief van 13 april 2012 heeft het incassobureau Gentle Incasso [appellant] gesommeerd tot betaling van de factuur van 30 december 2011 met rente en kosten.
3.1.5.
Bij brief van 17 april 2012 heeft [appellant] voormeld incassobureau, zakelijk samengevat, teruggeschreven het bestaan van de vordering van Net Afbouw B.V. te betwisten. Hij vermeldt vervolgens welke mondelinge afspraken hij heeft gemaakt met “de directeur van Net Afbouw” en hij geeft een opsomming van de volgens hem afgesproken maar niet uitgevoerde werkzaamheden inclusief gebreken.
Op grond van een en ander concludeerde [appellant] : “Kortom u hebt er een zooitje van gemaakt (...) U hebt niet geleverd wat wij wel hebben afgesproken en daarnaast heb ik behoorlijk veel schade opgelopen, zowel materiële als immateriële. (...)”.
3.1.6.
Bij brief van 17 april 2012 heeft J.C. van Rhijn, een geoloog verbonden aan gesteente-expertisebureau Rockview (hierna: Van Rhijn van bureau Rockview), aan [appellant] verslag uitgebracht over een locatiebezoek waarbij de natuurstenen vloer in de woning van [appellant] visueel is beoordeeld. Eerstgenoemde schrijft daarin onder andere:
“In de steen zijn ook zogenaamde “stylolieten” aanwezig. (...) Deze zijn van natuurlijke oorsprong en horen in het gesteente thuis.
Wat van nature niet in het gesteente thuis hoort zijn de talloze barstjes in het gesteente die daarin zijn ontstaan tijdens de winning in de groeve, waarin de blokken met dynamiet worden losgemaakt. Door de krachtige schokgolf ontstaan in het gesteente zogenoemde “explosiebarstjes”. Dergelijke barstjes hebben een negatieve invloed op de kwaliteit van de steen, zeker wanneer daarvan vloertegels worden gemaakt.
(...)
Het is jammer dat deze natuursteen, die op zich een fraai uiterlijk heeft, op deze wijze wordt gewonnen, omdat daardoor de vloertegels van een materiaal zijn gemaakt d[at] daarvoor minder geschikt is dan natuursteen zonder explosiebarstjes. Bovendien zijn een aantal tegels niet helemaal haaks, zodat schuin verlopen voegen onvermijdelijk zijn.
Opvallend zijn ook de vele afgeschilferde zijkanten en afgebroken hoekjes. Die zijn ontstaan door onzorgvuldige handling van de tegels, hoogst waarschijnlijk tijdens de fabricage van de vloertegels. Ook dit is jammer, omdat dat vermeden had kunnen worden door voorzichtiger te werk te gaan tijdens de productie en omdat het in de vloer een duidelijk slordig verschijnsel is.
Dat er op de een of andere manier slordig in de fabriek wordt gewerkt blijkt ook uit een aantal polijstfouten in een paar tegels (nabij de tuindeur een ingeslepen polijstschijf) en voor het aanrecht een tegel met een hoekig ongepolijst gedeelte.
De vloer is goed onderhouden en de gebreken in de vorm van barstjes, schilfers en polijstfouten zijn niet door het onderhoud ontstaan. In principe is de vloer netjes gelegd, voor zover dat mogelijk is met deze tegels. Een enkele tegel ligt los, onder andere direct achter de voordeur, maar dat is een normaal verschijnsel bij natuurstenen vloeren (...)
Een schoonheidsfoutje is ook het dikteverschil tussen de plinten in de keuken (16 mm) en de gang (20 mm), tegen dezelfde muur bevestigd.
De explosiebarstjes kunnen niet door middel van een bewerking worden verholpen: zij zitten in de steen en kunnen daar niet uit worden gehaald. Uit de schilfers zou de voegmortel kunnen worden verwijderd, waarna de beschadigingen met een op kleur gebrachte epoxyhars door een specialist kunnen worden hersteld. Niet haakse tegels kunnen niet haaks worden gemaakt. Nu is het niet haaks zijn van een aantal tegels een minder groot probleem; het grootste probleem zijn de vele explosiebarstjes, waardoor dit materiaal naar mijn inzicht niet geschikt is voor verwerking tot vloertegels. Eigenlijk zou in de Turkse groeve een andere wijze van winning moeten worden toegepast: zagen in plaats van exploderen.”
3.1.7.
Bij brief van 26 april 2012 heeft incassobureau Gentle Incasso gereageerd op de klachten van [appellant] in zijn brief van 17 april 2012 en aangedrongen op betaling van de factuur van 30 december 2011. Hierop heeft [appellant] bij brief van 2 mei 2012 afwijzend gereageerd, waarna Gentle Incasso bij brief van 8 mei 2012 heeft aangekondigd een dagvaarding te zullen uitbrengen.
3.1.8.
[appellant] is op 26 juli 2012 gedagvaard door Net Dienstverlening met vordering dat [appellant] zal worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van de factuur van 30 december 2011, vermeerderd met kosten en wettelijke handelsrente over € 5.979,75 vanaf de dag na dagvaarding tot die der betaling. [appellant] heeft schriftelijk geantwoord, waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden. Vervolgens heeft [appellant] , na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, zijn verweer bij akte aangevuld en heeft Net Dienstverlening een conclusie van repliek genomen. Aan [appellant] is akte niet dienen verleend voor de conclusie van dupliek.
3.1.9.
Bij vonnis van 5 juni 2013 heeft de kantonrechter de vordering van Net Dienstverlening tot het bedrag van € 5.979,75 toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW vanaf de vervaldatum van de factuur tot de dag der betaling en € 700,- aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten. Tegen het vonnis van de kantonrechter heeft [appellant] vier grieven aangevoerd.
3.2.
Met
grief 1klaagt [appellant] over de verwerping door de kantonrechter van zijn verweer dat Net Dienstverlening geen vordering op hem heeft en dat zij daarom niet‑ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. [appellant] voert daartoe het volgende aan. [appellant] heeft met zijn buurman [A] afspraken gemaakt voor de werkzaamheden in zijn woning. De factuur van 30 december 2011 is afkomstig van “Net Afbouw BV”. Op de factuur wordt het KvK-nummer vermeld van de failliet verklaarde vennootschap [X] Bouw BV. Met Net Dienstverlening heeft [appellant] geen overeenkomst gesloten.
3.3.
Het hof overweegt over dit verweer en deze grief het volgende. Het antwoord op de vraag of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen waaraan Net Dienstverlening een vordering op [appellant] zou kunnen ontlenen, is afhankelijk van de verklaringen en gedragingen van partijen en van hetgeen zij daaruit over en weer hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs hebben mogen afleiden. In dit verband is allereerst van belang dat van de zijde van Net Dienstverlening ter comparitie bij de kantonrechter is uiteengezet dat de lay-out van de door haar gebruikte facturen is overgenomen van die van een failliet verklaard bedrijf van de buurman van [A] en dat daarop per ongeluk het KvK-nummer van het failliete bedrijf is blijven staan. De verdere gegevens op de facturen kloppen wel, aldus Net Dienstverlening. [appellant] heeft niet betwist dat de vermelding van het onjuiste KvK-nummer slechts het gevolg is van een vergissing bij het maken van de lay-out. Onbetwist is voorts dat “Net Afbouw” een handelsnaam is van Net Dienstverlening en [appellant] heeft in zijn onder 3.1.1 en 3.1.5 genoemde brief van 17 april 2012 geschreven met “de directeur van Net Afbouw” te hebben gehandeld. Bij pleidooi in hoger beroep heeft [appellant] bovendien ondubbelzinnig verklaard dat hij wist dat [A] namens een bedrijf handelde (“Ik had een mondelinge afspraak met [A] . Zijn bedrijf zou het doen.”). Op grond van het door Net Dienstverlening ter comparitie bij de kantonrechter overgelegde uittreksel uit het handelsregister staat verder vast dat [A] enig bestuurder is van Net Dienstverlening, zodat dit redelijkerwijs als “zijn bedrijf” kan worden beschouwd, terwijl dat uittreksel bovendien bevestigt dat “Net-Afbouw” een handelsnaam van Net Dienstverlening is. Niet in geschil is ten slotte dat Net Afbouw B.V. als aparte rechtspersoon niet bestaat. [appellant] kan dus niet hebben gecontracteerd met een rechtspersoon met die naam, maar wel met een rechtspersoon die Net Afbouw als handelsnaam gebruikte. Nu [appellant] wist dat hij met een bedrijf van [A] contracteerde, Net Dienstverlening als zodanig kan worden aangemerkt en Net Afbouw een handelsnaam is van Net Dienstverlening, moeten de onder 3.1.1 gemaakte afspraken worden geacht te zijn gemaakt tussen [appellant] en Net Dienstverlening. De vermelding van “Net Afbouw B.V.” en een – op een vergissing berustend – onjuist KvK-nummer op de onder 3.1.2 aangehaalde factuur van 30 november 2011 doet hieraan niet af. Met de kantonrechter concludeert het hof op grond van het voorgaande dat ervan moet worden uitgegaan dat [appellant] met Net Dienstverlening heeft gecontracteerd en dat Net Dienstverlening dus gerechtigd is hem tot betaling van de factuur van 30 december 2011 aan te spreken, wat er van die factuur verder ook zij. De eerste grief faalt.
3.4.
Grief 2is gericht tegen r.o. 12 van het bestreden vonnis waarin de kantonrechter oordeelt dat het beroep van Net Dienstverlening op artikel 7:758 lid 3 BW (“De aannemer is ontslagen van de aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken”) slaagt. De kantonrechter heeft overwogen dat [appellant] niet meer heeft betwist dat hij pas vier maanden na de oplevering van de vloer heeft geklaagd over gebreken die hem reeds bij de oplevering van de vloer bekend waren of hadden moeten zijn. In de toelichting op de grief voert [appellant] aan dat hij reeds tijdens de werkzaamheden aan [A] heeft meegedeeld dat de marmeren vloer niet naar behoren was gelegd en dat de tegels gebreken vertoonden en dat hij ter zake op 13 februari 2012 aan [A] een sms-bericht heeft gestuurd waarin hij hierop wees.
3.5.
Het hof begrijpt met de kantonrechter het verweer van [appellant] aldus dat hij zich met betrekking tot de betaling van de factuur van 30 december 2011 beroept op opschorting in verband met een op Net Dienstverlening bestaande tegenvordering. In deze procedure heeft [appellant] geen (tegen)vordering in reconventie ingesteld. Hij heeft zich evenmin op (al dan niet gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst beroepen. Het verweer van [appellant] moet kennelijk aldus worden begrepen dat Net Dienstverlening eerst (alsnog) behoorlijk moet nakomen en dat hij pas in dat geval ook zijnerzijds zal nakomen en dat hij zich beroept op verrekening met een vordering tot schadevergoeding, zoals ook de kantonrechter zijn verweer heeft verstaan. Het is voor een succesvol beroep op opschorting weliswaar niet vereist is dat in rechte nakoming, schadevergoeding of ontbinding wordt gevorderd, maar daarvoor is wel het bestaan van een opeisbare tegenvordering voorwaarde. Voor opeisbaarheid van een vordering is niet vereist dat (de omvang van) de vordering vaststaat of kan worden vastgesteld. Ook indien (de omvang van) een vordering tot schadevergoeding pas in een later stadium komt vast te staan, is die vordering opeisbaar vanaf het moment dat de schade is geleden en aan de voorwaarden voor aansprakelijkheid is voldaan. Het ligt op de weg van degene die zich op het opschortingsrecht beroept, zijn gestelde tegenvordering en de omvang daarvan voldoende te onderbouwen, mede in het licht van hetgeen zijn wederpartij dienaangaande aanvoert. Tegen de achtergrond van het voorgaande zal de rechter die over een opschortingsverweer dient te oordelen, al naar gelang het daartegen gevoerde verweer, moeten onderzoeken of de gestelde tegenvordering bestaat en of de omvang daarvan voldoende is om het beroep op een opschortingsrecht te kunnen rechtvaardigen. In het geval waarin nog bewijslevering of een afzonderlijke procedure moet volgen voordat (de omvang van) de tegenvordering van een partij die zich ter verrekening op een opschortingsrecht beroept vast staat, mag de rechter bij de beoordeling of de opschorting gerechtvaardigd is, volstaan met een voorshands oordeel omtrent (de omvang van) de tegenvordering. In dit kader zal het hof thans het verweer van [appellant] beoordelen dat de prestatie van Net Dienstverlening gebrekkig is geweest.
3.6.
Egaliseren sleuven. [appellant] stelt in zijn ‘akte aanvulling verweer’ in eerste aanleg van 16 januari 2013 in de eerste plaats dat Net Dienstverlening, na verwijdering van de houten vloer en het egaliseren van de ondergrond, sleuven heeft gefreesd voor de vloerverwarming en direct daaroverheen de marmeren vloer heeft gelegd zonder eerst (conform bouwvoorschriften) de gefreesde sleuven te egaliseren.
Deze klacht is onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Het is onduidelijk op welke bouwvoorschriften [appellant] doelt en hij heeft niet uiteengezet welke nadelige gevolgen hij van het niet egaliseren van de sleuven heeft ondervonden. De door [appellant] ingeschakelde – onder 3.1.6 genoemde – Van Rhijn van bureau Rockview stelt met zoveel woorden (in zijn brief van 17 april 2012 aan [appellant] , zoals aangehaald onder 3.1.6) dat de vloer in principe netjes is gelegd voor zover dat mogelijk is met deze tegels. Hij merkt wel op dat een enkele tegel, onder andere direct achter de voordeur, los ligt, maar hij acht dat een normaal verschijnsel bij natuurstenen vloeren.
3.7.
Materiaal van vloertegels niet geschikt. [appellant] heeft, onder verwijzing naar de brief van Van Rhijn van bureau Rockview van 17 april 2012, aangevoerd dat de marmeren tegels niet geschikt waren voor de vloer. In die brief is uiteengezet dat in het gesteente waarvan de vloertegels van [appellant] zijn gemaakt “explosiebarstjes” aanwezig zijn. Die zijn, aldus Van Rhijn van bureau Rockview, daarin ontstaan tijdens de winning in de groeve (in Turkije) waarin de blokken met dynamiet worden losgemaakt. De briefsteller heeft opgemerkt het “jammer” te vinden dat de vloertegels, die op zich een fraai uiterlijk hebben, van een materiaal zijn gemaakt dat “minder geschikt is dan natuursteen zonder explosiebarstjes”. Hij heeft echter niet verduidelijkt waarom dat laatste het geval is. Welke negatieve invloed uitgaat van deze barstjes op het gebruik van de vloertegels, is evenmin vermeld. Ook [appellant] heeft zich hierover niet concreet uitgelaten. [appellant] heeft niet gesteld dat hij schade heeft geleden door de aanwezigheid van explosiebarstjes in de vloertegels, anders dan dat naar zijn mening om die reden de gehele vloer moet worden verwijderd. Hierin kan [appellant] niet worden gevolgd omdat hij de tegels zelf heeft uitgezocht en hij zich dus niet later over het uiterlijk van de tegels, met de explosiebarstjes die daarin al zichtbaar waren toen hij ze uitzocht, mag beklagen. Op het onderhavige punt heeft [appellant] dus geen tegenvordering op grond waarvan hij zich op opschorting zou kunnen beroepen.
3.8.
Scheuren in vloer en niet waterpas. Volgens [appellant] vertoont de gehele vloer “flinke scheuren” en is deze “niet waterpas gelegd”. Dit is door Net Dienstverlening weersproken en niet door Van Rhijn van bureau Rockview vastgesteld. [appellant] heeft de foto’s die hij naar hij ter comparitie bij de kantonrechter heeft verklaard, nog zou overleggen, ook in hoger beroep niet overgelegd. Hij heeft op het onderhavige punt evenmin bewijs aangeboden. Van de juistheid van de onderhavige klacht kan niet worden uitgegaan en zij levert dus evenmin een toereikende grondslag op voor het beroep op opschorting.
3.9.
Lelijke groeven en breukjes; afgeschilferde zijkanten/hoekjes.[appellant] heeft zich beklaagd over “lelijke groeven en breukjes”. De breukjes zijn hiervoor al besproken en kunnen niet tot een opschortingsbevoegdheid leiden. Van Rhijn van bureau Rockview heeft “opvallend” geacht de “vele afgeschilferde zijkanten en afgebroken hoekjes”, die volgens hem zijn ontstaan door onzorgvuldige handling van de tegels, hoogstwaarschijnlijk tijdens de fabricage van de vloertegels. Aan het verweer van Net Dienstverlening dat [appellant] eerder over de vermelde beschadigingen had kunnen klagen, gaat het hof voorbij omdat Net Dienstverlening niet heeft betwist dat de vloertegels deze beschadiging niet behoren te hebben, ook niet als de tegels die beschadiging tijdens de fabricage hebben opgelopen. Met de vaststelling dat een aantal tegels de genoemde beschadiging hebben, beschikt het hof over onvoldoende feitelijke gegevens om vast te stellen wat de mogelijke omvang is van de tegenvordering die [appellant] ter zake op Net Dienstverlening heeft. [appellant] heeft de hoogte van zijn bedoelde vordering ook niet uitgesplitst of gespecificeerd. Van Rhijn van bureau Rockview heeft in zijn brief van 17 april 2012 zonder voorbehoud – en door partijen niet bestreden – opgemerkt dat de vermelde beschadigingen door een specialist kunnen worden hersteld met behulp van een op kleur gebrachte epoxyhars. Nu aldus aannemelijk is dat [appellant] een tegenvordering op Net Dienstverlening heeft ter zake van deze herstelwerkzaamheden maar de hoogte daarvan, bij gebrek aan voldoende gegevens, niet in de huidige procedure kan worden vastgesteld, zal het hof een voorlopig oordeel over deze tegenvordering geven en deze begroten op 10% van de factuursom, afgerond € 600,- .
3.10.
Kier bij keukenkast; tegels niet haaks. Volgens [appellant] zijn bij de keukenkast ‘grote kieren’ zichtbaar. In de onder 3.1.1 en 3.1.5 genoemde brief van [appellant] van 17 april 2012 spreekt [appellant] over een gleuf die zichtbaar is omdat de vloertegels in de keuken niet evenredig (bedoeld zal zijn: evenwijdig) lopen aan de keukenkastplint. Deze klacht wordt niet ondersteund door Van Rhijn van bureau Rockview, die in zijn brief van 17 april 2012 daarover niets meldt. Niets wijst erop dat deze klacht samenhangt met het ‘niet haaks’ zijn van een aantal vloertegels. [appellant] heeft over dit laatste geen klacht geuit. [appellant] heeft zijn klacht over de kier langs de keukenkast niet met ander bewijsmateriaal, bijvoorbeeld foto’s, gestaafd. De klacht kan daarom naar het oordeel van het hof het beroep op opschorting niet dragen.
3.11.
Plinten van verschillende dikte; vensterbank niet uit een stuk. [appellant] heeft zich erover beklaagd dat voor de plinten te kleine strookjes van verschillende diktes zijn gebruikt. Van Rhijn van bureau Rockview heeft een dikteverschil geconstateerd tussen de plinten in de keuken en de gang en dit als een “schoonheidsfoutje” gekwalificeerd. Aangezien [appellant] geen inzicht heeft gegeven in de omvang en ernst van de klacht, kan deze naar het oordeel van het hof het beroep op opschorting evenmin dragen. De klacht van [appellant] dat de vensterbank uit één stuk had moeten worden gemaakt, is door Net Dienstverlening bestreden. Ook met betrekking tot deze klacht kan niet worden vastgesteld in hoeverre Net Dienstverlening jegens [appellant] tekort is geschoten.
3.12.
Geen tegels in toilet. [appellant] heeft gesteld dat hij met [A] is overeengekomen dat tevens tegels in het toilet zouden worden gelegd. Dit is door Net Dienstverlening bestreden. De kantonrechter heeft overwogen dat het op de weg van [appellant] had gelegen om zijn stelling dat de opdracht mede inhield het leggen van marmeren tegels in de toiletruimte nader toe te lichten en bij betwisting hiervan bewijs aan te bieden, maar dat [appellant] dit heeft nagelaten. In hoger beroep heeft [appellant] in het kader van grief 3 evenmin bewijs van zijn stelling aangeboden. De conclusie is dat van de juistheid van de stelling van [appellant] niet kan worden uitgegaan. Ook op dit punt faalt het beroep op opschorting.
3.13.
Schade aan ramen en koelkast.Met betrekking tot de stelling van [appellant] dat door toedoen van Net Dienstverlening een barst in het raam van de woning van [appellant] is ontstaan en zijn Miele koelkast onklaar is geraakt, heeft de kantonrechter overwogen dat na de betwisting daarvan door Net Dienstverlening, het op de weg van [appellant] had gelegen zijn stelling en daarop gegronde tegenvordering nader toe te lichten. Ook in hoger beroep heeft [appellant] dat niet gedaan. Het beroep van [appellant] op opschorting faalt dus ook in zoverre.
3.14.
Het hof concludeert dat slechts op één onderdeel - de klacht over afgeschilferde zijkanten/hoekjes van een aantal tegels - het beroep van [appellant] op opschorting gerechtvaardigd is. Naar uit het hiervoor onder 3.9 overwogene volgt, is de vordering van Net Dienstverlening daarom in hoofdsom toewijsbaar tot (niet meer dan) € 5.379,75 (te weten € 5.979,75 minus € 600,-). Het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover [appellant] tot betaling van een hogere hoofdsom is veroordeeld.
3.15.
Grief 3klaagt over beslissing van de kantonrechter met betrekking tot de klacht van [appellant] over het ontbreken van tegels in het toilet. Het hof verwijst naar de hiervoor opgenomen overweging 3.12. De grief faalt.
3.16.
Grief 4houdt in dat de kantonrechter ten onrechte geen deskundige – zoals bedoeld in artikel 194 Rv – heeft benoemd om de door [appellant] genoemde gebreken te onderzoeken. Deze grief is tevergeefs voorgesteld. De kantonrechter was niet gehouden een onderzoek door een deskundige te bevelen en ook het hof ziet, mede gezien het debat tussen partijen, geen aanleiding om ambtshalve een deskundigenonderzoek te bevelen.
3.17.
Gelet op hetgeen hiervoor bij de bespreking van grief 2 is overwogen, zal het bestreden vonnis gedeeltelijk worden vernietigd – namelijk voor zover [appellant] daarbij is veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van meer dan € 5.379,75 – en voor al het overige worden bekrachtigd. [appellant] zal, als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis – uitsluitend – voor zover [appellant] daarbij is veroordeeld tot betaling aan Net Dienstverlening van een hoofdsom van meer dan
€ 5.379,75 en,
in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat onder I., eerste liggend streepje, van het dictum van dat vonnis in plaats van ‘€ 5.979,75 aan hoofdsom’ moet worden gelezen: ‘€ 5.379,75 aan hoofdsom’;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor al het overige;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Net Dienstverlening begroot op € 704,- aan verschotten en € 1.264,- voor salaris advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, L.A.J. Dun en J.E. Molenaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2015.