Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2. Feiten
3.Beoordeling
3. De beheerder verleent aan de eigenaar de standaarddiensten als bedoeld in hoofdstuk I (standaarddiensten en -bevoegdheden) van de bij deze overeenkomst behorende bijlage. (…)
I. Standaarddiensten en bevoegdheden
grieven I, II en IIIrichten zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de vorderingen van [appellant] afstuiten op het bepaalde in artikel 6:89 BW, te weten dat niet tijdig is geklaagd over het gestelde gebrek dat het pand [adres 2] op 3 november 2006 ver onder de marktwaarde is verkocht. Ter toelichting voert [appellant] aan (grief I) dat het hierbij dient te gaan om het moment waarop de tekortkoming ontdekt kon worden, dat deze ontdekking plaatsvond kort na overdracht van de desbetreffende dossiers (door zijn vader) aan hem en dat de klacht vervolgens bekend is gemaakt aan [X] . Daarbij stelt hij dat debet aan de late ontdekking de omstandigheid was dat [A] de tekortkoming zelf niet kende omdat hij aan de ziekte van Alzheimer leed, wat [X] had kunnen weten. Volgens [appellant] heeft hij bij de rechtbank ter zake bewijs aangeboden en had de rechtbank de vorderingen niet mogen afwijzen zonder op dat bewijsaanbod in te gaan. Voorts betoogt [appellant] (grief II) dat het oordeel van de rechtbank dat [X] door het tijdsverloop is benadeeld onjuist is, omdat op grond van een aantal factoren wel degelijk de waarde die het pand in 2007 had thans nog bepaald kan worden, terwijl overigens [X] de bescherming van voornoemd artikel niet toekomt nu zij wist dat zij tekortschoot. Volgens [appellant] (grief III) had de rechtbank moeten ingaan op zijn bewijsaanbod en moeten laten onderzoeken of de verkoopwaarde van het pand marktconform was. De uitkomst zou dan volgens hem geweest zijn dat het pand onder de marktwaarde was verkocht.
grief V, VI en VIIbestrijdt [appellant] het oordeel van de rechtbank dat [X] niet gehouden was tot het bijwerken van het ‘meerjarig onderhoudsplan’. Volgens [appellant] , zo begrijpt het hof de toelichting op grief V, vloeit die verplichting weliswaar niet direct voort uit de beheerovereenkomst maar zijn er op basis van het meerjarenplan uit 2004 nadere afspraken tussen partijen gemaakt waaruit voortvloeit dat dit meerjarenplan door [X] diende te worden aangevuld. Grief VI richt zich in dit verband tegen de overweging van de rechtbank dat [A] de uitgaven op onderhoud en renovaties zo beperkt mogelijk wilde houden en grief VII tegen de overweging dat [A] zich zelf mede bezig hield met het schilderwerk en dat daarom aannemelijk is dat hij bekend was met de staat van het onderhoud en er voor koos de buitenkant van het pand niet te laten schilderen.