Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
20 oktober 2015
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PARTICIPATIE MAATSCHAPPIJ CHRANITA B.V.,
,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
,
1.maatschap [Y] NOTARISSEN,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HEDEN VERSCHEEN B.V.,
3. [geïntimeerde sub 3] ,
,
4. [geïntimeerde sub 4] ,
,
5.de publiekrechtelijke rechtspersoon
.
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
4.000.000 te vermeerderen met rente en kosten, begroot op € 2.400.000, aan [Z] Beheer B.V. een tweede recht van hypotheek voor een hoofdsom van € 2.000.000 te vermeerderen met rente en kosten, begroot op
Abusievelijk is in het onderhavige geval in de Basisregistratie Kadaster het bedrag van de geldlening ad € 3.000.000 vermeld in plaats van het bedrag van de hypotheekstelling ad € 4.000.000. Wanneer het brondocument uit het Openbaar Register was geraadpleegd was duidelijk geworden dat het bedrag waarvoor hypotheek werd verleend € 4.000.000 bedroeg. De verwijzing naar het brondocument (het deel en nummer van inschrijving) was aanwezig in de Basisregistratie Kadaster. De fout (…) is gecorrigeerd na een melding (…) en na het raadplegen van de openbare registers door een medewerker van het Kadaster.(…)”
vergissing)evenzeer. Dat Chranita c.s. als, op dat moment, potentiele hypotheeknemer, belang hadden bij juistheid van de basisregistratie op dat punt is evident. Ook als, met het Kadaster, wordt aangenomen dat het belang van de basisregistratie vooral gelegen is in het ontsluiten van de openbare registers is immers de vermelding van het bedrag van de lening waarvoor het eerste hypotheekrecht is gevestigd voor een potentiële nieuwe hypotheeknemer een relevant gegeven, dat door het Kadaster in de basisregistratie opgenomen is. Dat Chranita c.s. niet zelf de basisregistratie hebben ingezien (maar dat hebben overgelaten aan de notaris) is in dat verband zonder belang. In hoeverre ook de notaris een verwijt te maken en welke gevolgen daaraan te verbinden zijn voor de onderlinge draagplicht tussen hen is louter van belang in de onderlinge verhouding tussen de notaris en het Kadaster en niet in dit geding.
4.Beslissing
uiterlijk 4 weken na heden schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de periode van december 2015 tot en met maart 2016 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een datum te bepalen;
24 november 2014 gewezendoor mrs. J. Blokland, P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en M. Kremer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2015.