“(…) Ik woon vier jaar, bijna vijf jaar, op het adres [adres 1] . Ik werk momenteel vijf dagen per week als [beroep] van 08:00 ’s ochtends tot 18:00 ’s avonds. Vorig schooljaar en het jaar daarvoor werkte ik drie dagen per week, ook van 08:00 tot 18:00.
Ik ken mevrouw [geïntimeerde] omdat ik haar toevallig een paar keer op de gang ben tegengekomen gedurende de jaren dat ik hier woon. Ik heb geen idee op welke dagen of uren ik mevrouw [geïntimeerde] ben tegengekomen. Met een paar keer bedoel ik: vier of vijf keer.Die paar keer heb ik met haar gesproken over werk, over alledaagse dingen. Mevrouw [geïntimeerde] is ook [beroep] geweest en daar hebben wij het over gehad. Ik kan mij niet herinneren dat wij het over privézaken hebben gehad. Die gesprekjes duurden hooguit vijf minuten. Wij zijn nooit bij elkaar binnen geweest.Ik neem sowieso altijd de post mee en leg die op de deurmat. Ik bedoel met post: die voor mevrouw [geïntimeerde] , de bewoner van één hoog neemt de post altijd zelf mee. De post betrof van allerlei, zoals de
VPRO- of de VARAgids en kaarten. (…) U houdt mij voor mijn verklaring uit 2011, behorende bij de akte van 3 oktober 2011, productie 8. Ik heb daarin verklaard dat ik mevrouw [geïntimeerde] nog nooit heb gezien of gehoord. Ik woon daar sinds 2011 en ik neem aan dat ik haar toen nooit heb gezien, anders had ik dat niet zo durven verklaren. Daarna heb ik mevrouw [geïntimeerde] wel gezien. Ik ben op 29 april 2011 op [adres 1] komen wonen, de dag voor Koninginnedag.
U houdt mij voor de e-mail van 4 juni 2012, behorende bij de akte van 24 juli 2012, productie 12. Daarin staat dat er op [adres 2] al lange tijd geen teken van leven is geweest. Ik blijf bij die verklaring. In deze e-mail heb ik ook vermeld dat mevrouw [geïntimeerde] mij vertelde dat zij wat vaker tussen Amsterdam en haar andere woonplaats heen en weer zou pendelen. Op uw vraag welke woonplaats dat is, antwoord ik: ik dacht [plaats] . Nu ik er nog eens over nadenk, kan het ook [plaats] zijn, want de voormalige bewoners van één hoog woonden of in [plaats] of in [plaats] .In deze e-mail staat ook dat eens per maand de post wordt opgehaald. De post stapelt zich op en ik ben twee keer iemand tegengekomen op de gang die ik niet kende. Toen ik vroeg wat deze persoon kwam doen, zei deze vrouw dat zij de post voor mevrouw [geïntimeerde] kwam ophalen. De VPRO- of VARAgids waren altijd al bij de post aanwezig.
Over de duur van de aanwezigheid van mevrouw [geïntimeerde] in de woning kan ik verklaren dat dat vaak van korte duur is. Rond Kerst is zij soms twee weken aanwezig, voor zover ikzelf natuurlijk aanwezig was en dat heb kunnen waarnemen. De afgelopen Kerst was mevrouw [geïntimeerde] er twee à drie weken.
Andere bewoners of gebruikers van de woning heb ik niet gezien. Een goede vriend van mij wel. Die is de partner van mevrouw [geïntimeerde] op de trap tegengekomen. Bij de post zat ook post voor de partner van mevrouw [geïntimeerde] . Die naam is [A] . Ik geloof dat je die naam met een “t” schrijft, maar dat weet ik niet helemaal zeker.
(…) het is juist dat er een postrek bij de deur zit, dat door de verschillende bewoners wordt gevuld.
Ik verblijf gedurende de tijd dat ik de woning huur alle tijd op de woning. Ik ga natuurlijk ook wel eens met vakantie. En ook wel eens het weekend naar mijn ouders, ongeveer één keer in de twee maanden.
Ik heb geen ander contact met mevrouw [geïntimeerde] dan mondeling contact. Ik heb inderdaad afgelopen kerst een kaart van mevrouw [geïntimeerde] gekregen. De kerstkaart die u mij voorhoudt en waarop staat: “fijne feestdagen gewenst en bedankt voor je kaart, [geïntimeerde] ”, is inderdaad door mij aan mevrouw [geïntimeerde] gestuurd. Ik weet niet meer wanneer ik die kaart heb gestuurd.
Op uw vraag of ik mevrouw [geïntimeerde] heb uitgenodigd voor mijn verjaardag, antwoord ik dat ik vorig jaar, ik bedoel in 2013, een groot feest heb gegeven en in verband met overlast een briefje op de voordeur heb gedaan met de woorden: “wees welkom”. Of ik mevrouw [geïntimeerde] voor dit feest ook mondeling heb uitgenodigd, weet ik niet meer. Ik zie bij de post heel af en toe post voor de vorige huurders van drie hoog, voornamelijk reclame en heel regelmatig post voor de voormalige bewoners van één hoog. Die post stapel ik op en stuur die dan retour afzender.
Nu u mijn verklaring voorleest, wil ik opmerken dat ik niet vier tot vijf jaar op de woning woon, maar bijna vier jaar. Ook schiet mij te binnen dat de heer [A] niet de partner is van mevrouw [geïntimeerde] maar de voormalige bewoner is van drie hoog. De partner van mevrouw [geïntimeerde] heet [B] , zijn achternaam weet ik niet.”