ECLI:NL:GHAMS:2015:4656
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.E. Molenaar
- J.C.W. Rang
- M.J. Schaepman - de Bruijne
- Rechtspraak.nl
Huur woonruimte en voortzetting huurovereenkomst na overlijden partner
In deze zaak gaat het om de voortzetting van een huurovereenkomst na het overlijden van de partner van de appellant. De appellant, die een affectieve relatie had met de overleden huurder, vorderde dat de huurovereenkomst met betrekking tot de woning zou worden voortgezet. De kantonrechter had eerder de vordering van de appellant afgewezen en die van de geïntimeerde toegewezen, met uitzondering van de ontruimingsvordering. De kantonrechter oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij ten tijde van het overlijden van de huurder zijn hoofdverblijf in de woning had, zoals vereist door artikel 7:268 lid 2 BW. De appellant stelde dat hij en de huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding voerden, maar het hof oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd om deze claim te onderbouwen. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees de vordering van de appellant af, waarbij het ook de proceskosten ten laste van de appellant stelde. Het hof concludeerde dat de relatie tussen de appellant en de huurder niet de duurzaamheid had die nodig was om de huurovereenkomst voort te zetten, vooral gezien de omstandigheden rondom het overlijden van de huurder en de inschrijving van de appellant op een ander adres.