Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
,
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Beschikkingsrecht locaties
VERGUNNINGEN
SAMENWERKINGSOVEREENKOMST 28 MAART 1989
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X BV] tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland inzake de omzetbelasting over het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 31 maart 2012. De belanghebbende, [X BV], heeft een bedrag van € 19.640 aan omzetbelasting op aangifte voldaan, maar heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft het bezwaar afgewezen, waarna de rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond verklaarde. Belanghebbende stelt dat zij enkel als kassier optreedt voor een Beheerbedrijf en dat de betalingen die zij ontvangt niet als vergoeding voor een door haar verrichte prestatie moeten worden aangemerkt. Het Hof oordeelt echter dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de betalingen niet de vergoeding vormen voor een door haar verrichte (belaste) prestatie. Het Hof wijst ook het subsidiaire standpunt van belanghebbende af, dat er sprake zou zijn van een partageovereenkomst, omdat niet is aangetoond dat belanghebbende en de speelhal als deelnemers van die overeenkomst hebben afgesproken voor gezamenlijke rekening en risico te handelen. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld en het Hof volgt deze in zijn oordeel. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.