ECLI:NL:GHAMS:2015:4884

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2015
Publicatiedatum
25 november 2015
Zaaknummer
23-002635-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van woninginbraak en heling van gestolen goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van een woninginbraak en heling van gestolen goederen. De tenlastelegging betrof een inbraak op 20 februari 2014 in een woning te Broek in Waterland, waarbij twee laptops en een laptoptas waren gestolen. Het hof heeft vastgesteld dat de bijdrage van de verdachte aan de inbraak onvoldoende substantieel was om hem als medepleger aan te merken. De verdachte was op het moment van de inbraak aanwezig in de nabijheid van de woning, maar er was geen bewijs dat hij daadwerkelijk de inbraak had gepleegd of dat hij de gestolen goederen voorhanden had in de zin van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van zowel de primair als de subsidiair ten laste gelegde feiten. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen waardoor de schade was veroorzaakt. Het hof heeft ook de bewaring gelast van in beslag genomen voorwerpen, waarvan de rechthebbende nog niet bekend is. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling van de verdachte werd afgewezen, aangezien de verdachte vrijgesproken werd van de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

parketnummer: 23-002635-14
datum uitspraak: 25 november 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 juni 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-800120-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 november 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 20 februari 2014 te Broek in Waterland, gemeente Waterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan West Weer 5) heeft weggenomen twee laptops/computers (van het merk Hewlett Packard en/of Lenovo) en/of een (laptop)tas (van het merk Targus en/of bevattende twee boekjes en/of een cd), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [B.L.] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door de deur aan de achterzijde van voornoemde woning te forceren of open te breken);
subsidiair:
hij op of omstreeks 20 februari 2014 te Broek in Waterland of te Monickendam, althans gemeente Waterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen twee laptops/computers (van het merk Hewlett Packard en/of Lenovo en/of een (laptop)tas (van het merk Targus en/of bevattende twee boekjes en/of cd) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het/deze door diefstal (waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak), in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof recht doet op grondslag van een in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [B.L.] (hoofdelijk) zal toewijzen, zulks onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd. Dit oordeel berust op het volgende.
Aan de verdachte is - kort gezegd - primair tenlastegelegd dat hij zich tezamen en in vereniging met een ander of anderen (dus als medepleger), heeft schuldig gemaakt aan een woninginbraak.
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Zoals de Hoge Raad in het arrest van 2 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3474) uiteengezet heeft, is die kwalificatie slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is; het moet gaan om een wezenlijke bijdrage.
Met de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte stelt het hof vast dat de verdachte de persoon is geweest die op 20 februari 2014 tijdens de inbraak in de woning van de aangever [B.L.] op de openbare weg in de directe nabijheid van een Volkswagen Golf (met [kenteken] ) stond. Het hof leidt dit af uit de verklaring van de getuige [S.A.] van 20 februari 2014 in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [1] , [2] en [3] van 20 februari 2014 (pagina 19). De getuige [S.A.] is op 31 juli 2014 nogmaals door de politie verhoord. Zij heeft toen verklaard dat - kort gezegd - een man voor de poort en de schutting stond, op het trottoir, en dat hij heen en weer de straat in keek. Ook heeft zij verklaard dat die man - toen de twee anderen over de schutting klommen - één van de deuren van de Volkswagen Golf heeft geopend, waarna de drie mannen in de auto zijn gestapt en zijn weggereden. Verder is gebleken dat er uit de woning twee laptops zijn ontvreemd. De verdachte is aangehouden, terwijl hij rechts achterin de Volkswagen Golf was gezeten. Op dat moment bleek voor de bijrijdersstoel een laptoptas te liggen met daarin een van de laptops. De tweede laptop lag op de vloer half onder/achter de bestuurdersstoel.
Op grond van het voorgaande is aannemelijk dat de verdachte niet een van de personen is geweest die in de woning is geweest en daar goederen heeft weggenomen. Hij kan dan ook niet als ‘pleger’ van de woninginbraak worden gezien. Verder plegen de zo-even beschreven gedragingen van de verdachte naar het oordeel van het hof in de regel in verband te worden gebracht met medeplichtigheid. Nu onbekend is of en in hoeverre de verdachte betrokken is geweest bij het beramen van de woninginbraak, is het hof van oordeel dat de bijdrage van de verdachte aan het misdrijf onvoldoende substantieel is om hem als medepleger aan te merken.
Subsidiair is aan de verdachte ten laste gelegd de heling van voornoemde gestolen laptops en laptoptas met toebehoren. De enkele aanwezigheid van voornoemde, door anderen, gestolen goederen in de auto waarin ook de verdachte zich bevond, acht het hof onvoldoende voor de vaststelling dat de verdachte een zodanige feitelijke zeggenschap over die goederen had, dat hij die goederen voorhanden had in de zin van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht (HR 3 april 2007, ECL:NL:HR:2007:AZ8349).
Dit brengt mee dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het hem ten laste
gelegde.

Vordering van de benadeelde partij [B.L.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.869,60. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het (primair en subsidiair) ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Beslag

Uit het dossier blijkt dat in de Volkswagen Golf op 20 februari 2014 diverse stuks gereedschap zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen. Die voorwerpen staan vermeld op de beslaglijst van 17 april 2014. Niet gebleken is dat deze voorwerpen al zijn teruggegeven.
Aangezien het hof uit het dossier niet kan opmaken aan wie de desbetreffende voorwerpen toebehoren, zal het hof de bewaring van die voorwerpen gelasten ten behoeve van de rechthebbende.

Herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling

Op 26 april 2012 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek van voorarrest, waarvan de tenuitvoerlegging op 11 mei 2012 is aangevangen. De verdachte is, gelet op het bepaalde in artikel 15 Sr, op 22 augustus 2013 in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd van 365 dagen niet schuldig zou maken aan een strafbaar feit. Het hier tenlastegelegde strafbare feit vond plaats op 20 februari 2014.
Nu de verdachte zich in de optiek van de advocaat-generaal niet heeft gehouden aan de hiervoor genoemde algemene voorwaarde heeft hij in hoger beroep de herroeping gevorderd van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Zoals hiervoor is overwogen, zal het hof de verdachte vrijspreken van het (primair en subsidiair) ten laste gelegde. Gelet daarop zal het hof de vordering afwijzen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [B.L.]
Verklaart de benadeelde partij [B.L.] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een schroevendraaier, swiss tool pb 110/9 (223248) (nummer 7 op de beslaglijst)
- een schroevendraaier, merk Gedore, kleur blauw (223252) (nummer 9 op de beslaglijst)
- een boormachine, Makita LI-TON DF330D, kleur groen (223256) (nummer 11 op de beslaglijst)
- een slotentrekker, kleur zilver (223260) (nummer 13 op de beslaglijst)
- een stuk gereedschap, Proxxon Speeder 5203247, kleur zilver (223265) (nummer 15 op de beslaglijst)
- een Bahco sleutel, Rothenberger, kleur grijs (223266) (nummer 16 op de beslaglijst)
- een sleutel, kleur grijs, MEWA 20 2005 002 520.8 (223267) (nummer 17 op de beslaglijst)
- drie bitjes van een boormachine, kleur grijs (223276) (nummer 20 op de beslaglijst).
Wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.J.I. de Jong en mr. J.H. Wesselink, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 november 2015.
mr. J.H. Wesselink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.