ECLI:NL:GHAMS:2015:5007

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2015
Publicatiedatum
3 december 2015
Zaaknummer
23-002630-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis inzake inbeslagname en onderzoek aan smartphone in strafzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 juni 2015. De verdachte, geboren in 1956 en thans gedetineerd in PI Flevoland, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om deze straf te bevestigen, gehonoreerd. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de inbeslagname van de smartphone en het daaropvolgende onderzoek onrechtmatig was, omdat dit inbreuk zou maken op het recht op privacy zoals gewaarborgd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hij stelde dat de toegang tot de inhoud van communicatie en privé-informatie van de gebruiker niet voldoende wettelijk was onderbouwd en dat dit een ernstig vormverzuim opleverde, wat zou moeten leiden tot uitsluiting van het bewijs verkregen uit de smartphone.

Het hof overwoog dat artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) voldoende grondslag biedt voor de inbeslagname en het onderzoek aan de smartphone. Het hof stelde vast dat alle voorwerpen die kunnen bijdragen aan de waarheidsvinding vatbaar zijn voor inbeslagneming, en dat gegevens opgeslagen op computers, inclusief smartphones, daar niet van zijn uitgesloten. Het hof verwierp het verweer van de raadsman en bevestigde het vonnis van de rechtbank, met de aanvulling dat de gronden van het vonnis zijn aangevuld. De beslissing werd genomen in een openbare terechtzitting, waarbij de voorzitter en de griffier niet in staat waren het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

parketnummer: 23-002630-15
datum uitspraak: 13 november 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 juni 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-820201-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Goudkust) op [geboortedag] 1956,
thans gedetineerd in PI Flevoland – Huis van Bewaring Almere Binnen te Almere.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 oktober 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de gronden aanvult.

Aanvulling van de gronden

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het onderzoek aan de smartphone van de verdachte op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) onrechtmatig is geweest omdat niet alleen toegang tot verkeersgegevens maar ook tot de inhoud van communicatie en privé-informatie van de gebruiker van de smartphone is verkregen. In dat verband voert hij aan dat het ophalen van de gegevens die op die smartphone zijn opgeslagen een inbreuk vormt op het bij artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op privacy, terwijl artikel 94 Sv daarvoor een onvoldoende wettelijke grondslag biedt. Hij heeft zich hierbij beroepen op het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 april 2015 (gepubliceerd onder ECLI:NL:GHARL:2015:2954). De raadsman stelt dat dit een zodanig ernstig vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv oplevert, dat het gevolg daarvan moet zijn dat al het bewijs dat door het uitlezen van de gegevens van de smartphone van de verdachte is verkregen – in het bijzonder de Whatsapp-berichten – van het bewijs moet worden uitgesloten.
Het hof overweegt als volgt.
Artikel 94 Sv bepaalt dat alle voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen vatbaar zijn voor inbeslagneming. Voor de waarheidsvinding mag onderzoek worden gedaan aan inbeslaggenomen voorwerpen teneinde gegevens voor het strafrechtelijk onderzoek ter beschikking te krijgen. In computers opgeslagen gegevens zijn daarvan niet uitgezonderd (HR 29 maart 1994, ECLI:NL:HR:1994:AD2076). Er is geen reden om ten aanzien van de gegevens opgeslagen in een smartphone anders te oordelen. De smartphone van de verdachte is dan ook – met het oog op de waarheidsvinding – rechtmatig in beslag genomen. Artikel 94 Sv vormt een voldoende duidelijke en voorzienbare wettelijke grondslag voor de inbeslagname en het daaropvolgende onderzoek in de smartphone van de verdachte. Er is derhalve geen sprake van een vormverzuim, zodat – nu overigens geen omstandigheden aannemelijk geworden zijn op grond waarvan tot een ander oordeel moeten worden gekomen – de Whatsapp – berichten kunnen dienen tot het bewijs.
Het hof verwerpt het verweer.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. N.A. Schimmel en mr. E.N. van der Spoel, in tegenwoordigheid van
mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 november 2015.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat het arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]