Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Artikel 2 Werkgevers
3.Beoordeling
uit het verkopen aan wederverkopers en/of aan wederverkopers in retailondernemingen en/of verbruikers in horeca- en cateringbedrijven.” HCA meent dat zij niet aan die voorwaarde van het genoemde besluit voldoet, omdat haar klantenkring voor het overgrote deel bestaat uit bedrijfs-, school- en sportkantines en horeca-opleidingscentra. Deze afnemers kunnen volgens haar niet worden beschouwd als “wederverkopers” of als “verbruikers in horeca- en cateringbedrijven”. Zij stelt daartoe dat deze afnemers de van haar gekochte producten niet wederverkopen maar aan (eind)verbruikers, zijnde werknemers, scholieren of sporters, (gratis) ter beschikking stellen. Ook kunnen volgens HCA haar verkoopactiviteiten niet worden gebracht onder de aanvullende bepaling van artikel 2 van het besluit, op grond waarvan onder het ‘verkopen aan wederverkopers’ mede wordt verstaan “
het verkopen van producten aan instellingen of aan personen, die deze in een door hen gedreven onderneming aanwenden”, aangezien de bedoelde kantines en opleidingscentra niet kunnen worden aangemerkt als ondernemingen en bovendien de uitzondering op de aanvullende bepaling toepasselijk is, te weten dat het verkopen “geschiedt in verband met het verkopen van waren aan particulieren”.
(“
behalve indien dit verkopen geschiedt in verband met het verkopen van waren aan particulieren”) niet toe, omdat van “verkopen van waren aan particulieren” geen sprake is, nu, zoals HCA zelf stelt, de producten ‘om niet’ ter beschikking worden gesteld. Het andersluidende betoog van HCA faalt dus.