Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klager op 14 april 2015 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, die op 30 maart 2015 de klacht van klager tegen de notaris ongegrond had verklaard. Klager, die zich als appellant heeft gepresenteerd, stelde dat de notaris in haar hoedanigheid van boedelnotaris een eigen verantwoordelijkheid heeft die zij ten onrechte niet heeft genomen. Klager betoogde dat de notaris had moeten handelen en niet had mogen wachten met het opstellen van de boedelbeschrijving van de nalatenschap van zijn moeder totdat de boedelbeschrijving van de nalatenschap van zijn vader was afgerond. Klager voerde aan dat de notaris onvoldoende informatie had verstrekt.
De notaris heeft op 20 mei 2015 een verweerschrift ingediend en heeft verweer gevoerd tegen de beschuldigingen van klager. De mondelinge behandeling van de zaak was gepland op 15 oktober 2015, maar zowel klager als de notaris hebben besloten niet ter zitting te verschijnen. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van het geding en de argumenten van beide partijen.
Het hof heeft zich verenigd met de overwegingen van de kamer in haar eerdere beslissing en heeft geconcludeerd dat er in hoger beroep geen nieuwe argumenten zijn gepresenteerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Daarom heeft het hof de bestreden beslissing van de kamer bevestigd. De uitspraak is gedaan door de rechters W.J.J. Los, H.T. van der Meer en G. Kleykamp - Van der Ben en is openbaar uitgesproken op 22 december 2015.