In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 december 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding over de ontruiming van een huurwoning. De appellant, [X], had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 11 mei 2015 was gewezen. De zaak betreft de verhuur van een woning door appellant aan de Stichting Pré Wonen, waarbij de huurovereenkomst op 7 november 2014 inging. De Stichting Pré Wonen vorderde ontruiming van de woning op basis van het feit dat de woning in strijd met de huurovereenkomst werd gebruikt voor prostitutie. Dit gebruik werd vastgesteld door de politie tijdens een controle op 11 februari 2015, waarbij een vrouw, [Y], in de woning werd aangetroffen die seksuele diensten aanbood. De kantonrechter had de vordering van Pré Wonen toegewezen, wat appellant in hoger beroep aanvecht. Appellant betwistte de beschuldigingen en stelde dat hij niet op de hoogte was van de activiteiten van [Y]. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was dat appellant in strijd met de huurovereenkomst handelde door de woning te laten gebruiken voor prostitutie. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij appellant werd veroordeeld in de kosten van het geding.