ECLI:NL:GHAMS:2015:5553

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
29 december 2015
Zaaknummer
200.180.160/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in de informatieverplichting en het ontstaan van nieuwe schulden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant, die op 11 november 2013 was toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, had in zijn beroepschrift verzocht om het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 november 2015 te vernietigen. De rechtbank had de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd vanwege tekortkomingen in de nakoming van de informatieverplichting en het ontstaan van nieuwe schulden.

Tijdens de zitting op 15 december 2015 heeft de appellant zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij zich bewust was van zijn verplichtingen maar dat hij in de afgelopen jaren zijn familie financieel had willen ondersteunen. De bewindvoerder heeft echter aangegeven dat de appellant herhaaldelijk informatie te laat aanleverde en dat er een aanzienlijke boedelachterstand en nieuwe schulden waren ontstaan. De bewindvoerder adviseerde om het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellant ernstig tekortgeschoten is in zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De appellant had niet alleen een boedelachterstand van € 6.635,31, maar ook nieuwe schulden van € 4.420,38 laten ontstaan. Het hof oordeelde dat de appellant niet voldoende had aangetoond dat hij in staat was om de boedelachterstand en nieuwe schulden in te lopen, en dat zijn tekortkomingen zodanig ernstig waren dat de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd was. Het hof bekrachtigde daarom het vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.180.160/01
insolventienummer rechtbank : C/13/13/760-R
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 december 2015
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. M. van Bommel te [plaats] .

1.Het geding in hoger beroep

Appellant wordt hierna [appellant] genoemd.
[appellant] is bij per fax op 12 november 2015 ter griffie van het hof ingekomen beroepschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 november 2015, waarbij de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] tussentijds heeft beëindigd.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 15 december 2015. Bij die behandeling is [appellant] verschenen, bijgestaan door mr. Van Bommel voornoemd, die het beroepschrift heeft toegelicht aan de hand van een pleitnotitie die aan het hof is overgelegd. Voorts is de bewindvoerder, […] , verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van het beroepschrift, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg, het verslag van de bewindvoerder van 7 december 2015, met bijlagen, de namens [appellant] op 11 december 2015 nader overgelegde akte, met bijlagen, en de daarop door de bewindvoerder gegeven schriftelijke reactie van 14 december 2015, met bijlage. [appellant] heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1
[appellant] die op 11 november 2013 is toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, heeft in het beroepschrift verzocht om het vonnis waarvan beroep, te vernietigen en hem alsnog in staat te stellen de wettelijke schuldsaneringsregeling te voltooien. Daartoe heeft hij - samengevat en voor zover voor de beslissing van belang - het volgende aangevoerd. [appellant] heeft alle informatie aan de bewindvoerder overgelegd. [appellant] is zich er terdege van bewust dat hij de bewindvoerder tijdig moet voorzien van informatie. Hij betreurt het dan ook dat hij dit niet altijd heeft gedaan. Verder heeft [appellant] op 2 september 2015 bewijzen van door hem verrichte sollicitaties doorgezonden aan de bewindvoerder. [appellant] heeft in de afgelopen jaren “af en aan werk gehad”. Voorafgaand aan de zitting in hoger beroep heeft hij een sollicitatiegesprek gehad. Aan hem is een uitzendovereenkomst aangeboden die hij gelijk heeft ondertekend. [appellant] erkent dat hij een boedelachterstand en nieuwe schulden heeft laten ontstaan. [appellant] heeft voordat hij werd toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling gedurende een lange periode geen vaste woon- of verblijfplaats gehad. Medio augustus 2013 is hij bij zijn moeder gaan inwonen. Zijn moeder, die voor haar inkomen afhankelijk is van de bijstand, ondervond grote financiële consequenties, doordat haar zoon bij haar inwoonde. Zo werd haar bijstandsuitkering gekort en had zij geen recht meer op zorg- en huurtoeslag. Om zijn moeder niet ook in grote financiële problemen te laten komen, heeft [appellant] zijn aflossingscapaciteit gebruikt om zijn moeder financieel te compenseren in plaats van het doen van reguliere boedelafdrachten. Verder heeft [appellant] een morele plicht gevoeld om zijn oma in [locatie] in het afgelopen jaar financieel te helpen met betrekking tot de door haar gemaakte medische kosten. [appellant] is per 16 oktober 2015 verhuisd. Doordat hij nu een eigen plek heeft, is de belangrijkste oorzaak van het ontstaan van de boedelachterstand en de nieuwe schulden weggenomen. [appellant] hoeft zijn moeder nu niet meer financieel bij te staan. [appellant] realiseert zich dat het achteraf bezien verkeerd is geweest dat hij zijn familie heeft geholpen in plaats van het nakomen van zijn eigen financiële verplichtingen in de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het is nu aan de familie van [appellant] om hem te helpen in deze precaire financiële situatie. De vader van [appellant] heeft een bedrag van € 1.950,= gestort op de derdengeldenrekening van mr. Van Bommel en heeft aangegeven nog een bedrag van € 2.000,= te zullen overmaken. [appellant] betreurt het dat hij zijn verplichtingen niet goed is nagekomen en zal er alles aan doen om de problemen op te lossen. De kans dat dit ook daadwerkelijk gaat lukken wordt groter als de termijn van de schuldsaneringsregeling wordt verlengd, zodat [appellant] meer ruimte heeft om de boedelachterstand en de nieuwe schulden in te lopen, aldus steeds [appellant] .
2.2
De bewindvoerder heeft in hoger beroep het volgende naar voren gebracht. Informatie is herhaaldelijk pas op een zeer laat moment door [appellant] aangeleverd en in sommige gevallen ontbreekt informatie in zijn geheel. Met betrekking tot de inspanningsverplichting heeft de bewindvoerder in eerste aanleg verklaard dat [appellant] met toezending van ongeveer zeventig e-mailberichten inzake verrichte sollicitaties op 2 september 2015 heeft voldaan aan de sollicitatieverplichting. De bewindvoerder heeft daarmee niet bedoeld te zeggen dat ook is voldaan aan de inspanningsverplichting. Volgens de bewindvoerder valt te betwijfelen of [appellant] zich wel maximaal heeft ingespannen om werk te vinden en met name om eenmaal gevonden werk te behouden. Verder heeft [appellant] tot en met september 2015 een boedelachterstand van € 6.635,31 en voor een bedrag van € 4.420,38 aan nieuwe schulden laten ontstaan. De bewindvoerder stemt niet in met het verzoek van [appellant] om de schuldsaneringsregeling te verlengen om hem daarmee in de gelegenheid te stellen de boedelachterstand en de nieuwe schulden alsnog te voldoen. Het is immers de eigen keuze van [appellant] geweest om zijn aflossingscapaciteit niet of nauwelijks te gebruiken voor de afdracht aan de boedel, maar deze aan te wenden om financiële steun te verlenen aan familieleden. [appellant] heeft zowel de boedelachterstand als de nieuwe schulden willens en wetens laten ontstaan, aldus de bewindvoerder. De bewindvoerder heeft geadviseerd het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen.
2.3
Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat – zoals in het bijzonder blijkt uit artikel 350, derde lid, Fw – uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voor de schuldenaar verplichtingen voortvloeien, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling wordt gevergd. Van het ontbreken van de vereiste medewerking kan, onder meer, sprake zijn indien de schuldenaar zijn informatie- en/of sollicitatieverplichting niet nakomt dan wel een boedelachterstand en/of bovenmatige nieuwe schulden heeft laten ontstaan. Het hof is van oordeel dat [appellant] ernstig is tekortgeschoten in meerdere uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
2.4
Op de schuldenaar rust onder meer de verplichting tot het verschaffen van die inlichtingen waarvan hij weet of behoort te begrijpen dat zij van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. [appellant] heeft nagelaten de bewindvoerder spontaan en tijdig in kennis te stellen van informatie met betrekking tot zijn persoonlijke en financiële situatie, hoewel hem daarvan herhaaldelijk en op indringende wijze het belang is voorgehouden. Niet is aannemelijk geworden dat [appellant] niet eerder aan de informatieverplichting had kunnen voldoen.
2.5
Verder is één van de verplichtingen in de schuldsaneringsregeling dat de schuldenaar geen bovenmatige schulden doet of laat ontstaan (artikel 350, derde lid, aanhef en onder d, Fw). Uit opgave van de bewindvoerder blijkt dat [appellant] een boedelachterstand van € 6.635,31 en voor een bedrag van € 4.420,38 aan nieuwe schulden heeft laten ontstaan. [appellant] heeft de hoogte van voornoemde schulden niet betwist. Ook als de vader van [appellant] bereid is [appellant] financieel te ondersteunen en naast het bedrag van € 1.950,= - dat hij reeds op de derdengeldenrekening van mr. Van Bommel heeft gestort - nog een bedrag van € 2.000,= zal voldoen, resteert nog een totaalbedrag aan nieuwe schulden en boedelachterstand van ongeveer € 6.000,=. Gezien de omvang van de nieuwe schulden en de spaarcapaciteit van [appellant] acht het hof de nieuwe schulden bovenmatig. Hoewel het hof begrip heeft voor de moeilijke situatie waarin [appellant] en zijn familie verkeerden, blijft het de eigen verantwoordelijkheid van [appellant] om geen nieuwe schulden te laten ontstaan en ervoor te zorgen dat de verschuldigde boedelbijdrage wordt voldaan. Hoewel [appellant] in de gegeven omstandigheden had moeten begrijpen dat hij daarvoor de financiële middelen niet had, heeft hij er voor gekozen zijn familie financieel te ondersteunen en daarmee nieuwe schulden en een boedelachterstand laten ontstaan. De rechtbank heeft [appellant] bij vonnis van 23 mei 2015 een laatste kans gegeven alsnog te voldoen aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, waaronder begrepen het inlopen van de boedelachterstand en de nieuwe schulden. [appellant] is daarmee in gebreke gebleven. De boedelachterstand en de nieuwe schulden zijn na het vonnis van 23 mei 2015 zelfs nog opgelopen. [appellant] heeft ter zitting in hoger beroep geen concreet plan van aanpak aangedragen waaruit volgt dat inlossing van de boedelachterstand en de nieuwe schulden binnen de resterende looptijd van de schuldsaneringsregeling, eventueel met maximale verlenging van die looptijd, mogelijk is nu een en ander - in het meest gunstige geval voor [appellant] - zou neerkomen op een extra aflossing van ten minste € 250,= per maand die [appellant] van het vrij te laten bedrag (vtlb) zou moeten betalen. Het hof acht het niet aannemelijk dat [appellant] hierin zal slagen.
2.6
Bovenomschreven tekortkomingen vormen voldoende aanwijzing dat bij [appellant] de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling ontbreekt. Van deze tekortkomingen valt [appellant] een verwijt te maken, zodat deze aan hem kunnen worden toegerekend. Niet is gebleken van feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. De genoemde tekortkomingen, die niet als geringe tekortkomingen buiten beschouwing kunnen blijven, zijn naar het oordeel van het hof zodanig ernstig en verwijtbaar, dat slechts de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is. Het vonnis van de rechtbank zal dan ook worden bekrachtigd.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, H.J.M. Boukema en E.A.G.M. Waaijers en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.