ECLI:NL:GHAMS:2015:64

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2015
Publicatiedatum
19 januari 2015
Zaaknummer
200.159.872-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating schuldsaneringsregeling wegens 10-jaarseis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van appellante tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Appellante had eerder, op 21 november 2014, een verzoekschrift ingediend na de afwijzing van de rechtbank Noord-Holland op 13 november 2014. De rechtbank had het verzoek afgewezen omdat appellante minder dan tien jaar voor de indiening van het verzoekschrift onder de schuldsaneringsregeling had gestaan, welke regeling was beëindigd zonder dat aan haar een schone lei was verleend.

Tijdens de zitting op 13 januari 2015 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. R.P. Groot, haar standpunt toegelicht. Appellante betwistte dat de schuld aan Multikabel, die aanleiding gaf tot de afwijzing van haar verzoek, haar kon worden toegerekend. Ze stelde dat ze nooit een overeenkomst met Multikabel had gesloten en dat haar voormalige bewindvoerder niet naar behoren had gehandeld, wat had geleid tot de beëindiging van de schuldsaneringsregeling.

Het hof heeft vastgesteld dat appellante in de periode van 10 april 2003 tot en met 29 december 2005 onder de schuldsaneringsregeling had gestaan en dat deze was beëindigd vanwege een nieuwe schuld aan Multikabel. Het hof concludeerde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat deze schuld haar niet kon worden toegerekend. Gezien de dwingende weigeringsgrond in artikel 288, tweede lid, aanhef en onder d van de Faillissementswet, heeft het hof het verzoek van appellante afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.159.872/01
rekestnummer rechtbank : C/14/157370/FT EA 14/919
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 20 januari 2015
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. R.P. Groot te Alkmaar.

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna [appellante] genoemd.
[appellante] is bij op 21 november 2014 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 13 november 2014, waarbij het verzoek van [appellante] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 13 januari 2015. Bij die behandeling is [appellante] verschenen en bijgestaan door mr. Groot voornoemd, die het verzoekschrift heeft toegelicht aan de hand van een pleitnotitie die aan het hof is overgelegd. Voorts is verschenen [W.], beschermingsbewindvoerder van [appellante] sedert 26 april 2011.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoekschrift, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg, de namens [appellante] bij brief van 21 november 2014 overgelegde producties en de brief van 29 december 2014 van mr. Groot voornoemd, met één bijlage. [appellante] heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1
Op [appellante] is minder dan tien jaar voor de dag van indiening van het inleidend verzoekschrift de schuldsaneringsregeling van toepassing geweest. Bij vonnis van 29 december 2005 van de rechtbank Alkmaar is deze schuldsaneringsregeling beëindigd zonder dat aan [appellante] een schone lei is verleend. Bij het bestreden vonnis is overwogen dat [appellante] destijds een schuld van € 600,= aan Multikabel heeft laten ontstaan en dat dit haar kan worden toegerekend.
2.2
[appellante] heeft in het verzoekschrift verzocht om alsnog tot de wettelijke schuldsaneringsregeling te worden toegelaten. Daartoe heeft zij - samengevat en voor zover voor de beslissing van belang - het volgende aangevoerd. [appellante] betwist dat de schuld aan Multikabel haar kan worden toegerekend. [appellante] betwijfelt zelfs of de vordering wel terecht is. De woning, waarin [appellante] in 2005 destijds met haar voormalig echtgenoot woonde, had geen kabelaansluiting maar een schotelantenne. Daarmee kon zij juist de programma’s uit haar geboorteland ontvangen. [appellante] kan zich niet herinneren dat zij ooit een overeenkomst is aangegaan met Multikabel. Ook Ziggo, de rechtsopvolger van Multikabel, kan geen verdere duidelijkheid hierover verschaffen. Later, toen [appellante] in 2010 een eigen woning kreeg, heeft zij UPC benaderd voor de kabelaansluiting van haar televisie. De installatie bleek evenwel niet mogelijk. UPC heeft toen de factuur van 15 juli 2010 ter grootte van € 511,70 gecrediteerd. Ter zitting in hoger beroep heeft [appellante] gesteld dat zij - bij de toelatingszitting op 10 november 2014 - deze kwestie ter sprake heeft gebracht. [appellante] heeft zo het vermoeden dat de rechtbank deze vordering heeft aangezien voor die van Multikabel. Voorts voert [appellante] nog aan dat haar voormalige bewindvoerder zijn werkzaamheden niet naar behoren verrichtte, waardoor de schuldsaneringsregeling niet goed verliep met het gevolg dat deze uiteindelijk tussentijds is beëindigd. Ten slotte stelt [appellante] dat zij al bijna vier jaar onder beschermingsbewind staat en gedurende die tijd heeft bewezen dat zij aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen zal kunnen voldoen. [appellante] verzoekt het hof alsnog de schuldsaneringsregeling op haar van toepassing te verklaren.
2.3
Ingevolge artikel 288, tweede lid, aanhef en onder d, Faillissementswet (Fw) wordt het verzoek om toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen als minder dan tien jaar voor de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, op de schuldenaar de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest, tenzij deze toepassing is beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder a (de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, zijn voldaan), b (de schuldenaar was in staat zijn betalingen te hervatten) of d (de schuldenaar heeft bovenmatige schulden doen of laten ontstaan) om redenen die de schuldenaar niet waren toe te rekenen.
2.4
Bij de beoordeling van het verzoek stelt het hof voorop dat voornoemde bepaling een dwingend voorgeschreven weigeringsgrond bevat, inhoudende dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling - behoudens in het geval waarin een van de beschreven uitzonderingssituaties zich voordoet - wordt afgewezen. Een en ander is bevestigd bij arrest van de Hoge Raad van 12 juni 2009 (NJ 2009, 269), in welk arrest de wetsgeschiedenis van de hierboven genoemde bepaling is aangehaald. Bij arrest van 1 februari 2013 (LJN BY0964) heeft de Hoge Raad aan de eerdere rechtspraak vastgehouden.
2.5
Vast staat dat op [appellante] de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest in de periode van 10 april 2003 tot en met 29 december 2005 en dat deze schuldsaneringsregeling is beëindigd omdat [appellante] een nieuwe schuld had laten ontstaan aan Multikabel. [appellante] heeft daarover gesteld dat zij geen idee heeft hoe de schuld aan Multikabel is ontstaan. Hoewel het voor de hand had gelegen heeft [appellante] ná 2005 hiernaar niet geïnformeerd. Derhalve moet thans worden geconcludeerd dat
[appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de schuld aan Multikabel haar niet kan worden toegerekend. Een en ander leidt tot de slotsom dat geen sprake is van een in
artikel 288, tweede lid, aanhef en onder d Fw genoemde uitzondering, zodat de rechtbank het verzoek van [appellante] terecht heeft afgewezen.
2.6
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.J.M. Boukema, M.L.D. Akkaya, en G.J. Visser en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.