4.6.De vraag of een huwelijk materieel en formeel rechtsgeldig tot stand is gekomen wordt in beginsel beheerst door het recht van het land waar het huwelijk is voltrokken. Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om de vraag te kunnen beantwoorden of tussen partijen een rechtsgeldig huwelijk tot stand is gekomen. Het hof zal daarom advies inwinnen bij het Internationaal Juridisch Instituut (IJI). Het hof zal de volgende vragen aan het IJI voorleggen:
Wat waren op [datum] 1994 naar Marokkaans recht de voorwaarden voor de totstandkoming van een rechtsgeldig huwelijk;
Wat was de positie van de (op dat moment 17- jarige) vrouw, was haar instemming vereist, zo ja op welke wijze diende zij haar instemming met het huwelijk kenbaar te maken;
Was het een vereiste dat de handtekeningen van partijen op de huwelijksakte staan?
Werden destijds de handtekeningen van partijen in het register van de Adouls geplaatst, en zo ja:
Is dit register openbaar en is het mogelijk een afschrift uit het register op te vragen?
Was de aanwezigheid van een bevoegde en geschikte huwelijksvoogd een noodzakelijke voorwaarde voor een rechtsgeldig huwelijk?
Was de stiefvader van de vrouw, tevens neef van de man, een bevoegde en geschikte huwelijksvoogd;
Zo nee, wat is het rechtsgevolg wanneer de huwelijksvoogd niet geschikt en bevoegd was;
Zijn er overige feiten, omstandigheden of bijzonderheden die van belang zijn voor de beslechting van dit geschil;
Komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet zijn geformuleerd in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn voor de beslechting van het geschil.
De kosten van de beantwoording van deze vragen zullen ten laste worden gebracht van ’s Rijks kas. Het hof merkt op dat op het IJI een geheimhoudingsplicht rust.