ECLI:NL:GHAMS:2016:100

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
21 januari 2016
Zaaknummer
200.153.366/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van een vonnis inzake de ontvangst van een opzegging in een civiele procedure

In deze zaak, die een vervolg is op een tussenarrest van 14 april 2015, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen appellante [Y], in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de meerderjarige die voorheen handelde onder de naam C.H.I.N.-service, en geïntimeerde Proximedia Nederland B.V. De kern van het geschil draait om de vraag of een schriftelijke opzegging de opdrachtneemster heeft bereikt. Het hof heeft vastgesteld dat niet is komen vast te staan dat de opzegging daadwerkelijk is ontvangen door Proximedia.

In het tussenarrest werd [Y] in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het verweer van Proximedia, die stelde de opzegbrief van 6 januari 2013 niet te hebben ontvangen. Het hof heeft overwogen dat als niet kan worden vastgesteld dat deze brief Proximedia heeft bereikt, het vonnis van de kantonrechter zal worden bekrachtigd. Het hof heeft ook geconstateerd dat [Y] geen akte heeft genomen op de rolzitting van 12 mei 2015, wat leidde tot verval van deze proceshandeling.

Uiteindelijk heeft het hof besloten het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, sector kanton, van 23 april 2014 te bekrachtigen. [Y] werd veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep, die zijn begroot op € 704,- aan verschotten en € 632,- aan salaris, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de meervoudige burgerlijke kamer van het hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I AOF
zaaknummer : 200.153.366 /01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 2147058 /CV EXPL 13-2732
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 januari 2016
inzake
[APPELLANTE], in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de meerderjarige
[X], voorheen handelende onder de naam C.H.I.N.-service te Heerhugowaard,
wonende te [plaats],
appellante,
advocaat: mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard,
tegen:
PROXIMEDIA NEDERLAND B.V.,
tevens handelende onder de naam
BeUp,
gevestigd te IJsselstein,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.P. van der Vliet te Baarn.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Appellante en geïntimeerde worden hierna wederom respectievelijk [Y] en Proximedia genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 14 april 2015 een tussenarrest uitgesproken. Voor het eerdere verloop van het geding wordt naar dit tussenarrest verwezen.
In het tussenarrest is de zaak verwezen naar de rolzitting van 12 mei 2015 voor het nemen van een akte door [Y].
Door [Y] is geen akte genomen. Voor deze proceshandeling is op de rol van 12 mei 2015 verval verleend.
Ten slotte is wederom arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenarrest is [Y] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het voor het eerst in hoger beroep door Proximedia gevoerde verweer dat zij, Proximedia, de brief van 6 januari 2013 niet had ontvangen.
2.2.
Onder 3.5.4. sub d heeft het hof overwogen dat indien niet komt vast te staan dat de brief van 6 januari 2013 Proximedia heeft bereikt, het hof het door de kantonrechter gewezen vonnis zal bekrachtigen.
2.3.
Het hof heeft geconstateerd dat op de rol van 12 mei 2015 conform het pilot procesreglement ambtshalve akte niet-dienen verleend. Uit de nadien gewezen rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het belang van het voorkomen van onredelijke vertraging van het geding moet worden afgewogen tegen de ernst van het verzuim en de gevolgen die strikte naleving van het reglement zal hebben voor de procesvoering van de partij die erdoor wordt getroffen. In een geval als het onderhavige dient die afweging volgens de Hoge Raad zonder meer te leiden tot het verlenen van een (korte) termijn van veertien dagen om het verzuim te herstellen. Gelet daarop heeft het hof aanleiding gezien de op 12 mei 2015 gegeven beslissing te herzien. Via de griffie van het hof is [Y] bericht dat zij alsnog in de gelegenheid wordt gesteld een akte te nemen. [Y] heeft vervolgens meegedeeld dat zij van deze mogelijkheid geen gebruik wenst te maken.
2.4.
Het voorgaande brengt mee dat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd, met veroordeling van [Y], als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, sector kanton, van 23 april 2014, met zaak-/rolnummer 2147058 /CV EXPL 13-2732;
veroordeelt [Y] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot heden aan de zijde van Proximedia begroot op € 704,- aan verschotten en op € 632,- aan salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na de datum van dit arrest tot aan de dag der voldoening;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, D.J. Oranje en G.J. Visser en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2016.