ECLI:NL:GHAMS:2016:1005

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2016
Publicatiedatum
17 maart 2016
Zaaknummer
23-002565-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake rijden met ongeldig verklaard rijbewijs en beroep op noodtoestand

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Irak in 1973, was aangeklaagd voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs in twee afzonderlijke zaken. In zaak A (parketnummer 96-062074-15) werd de verdachte vrijgesproken, omdat niet bewezen kon worden dat hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard op 13 augustus 2014. Het hof oordeelde dat de mededeling van de ongeldigverklaring hem mogelijk niet tijdig had bereikt.

In zaak B (parketnummer 96-064484-15) werd de verdachte wel schuldig bevonden aan het rijden zonder geldig rijbewijs op 27 februari 2015. Het hof oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs en dat hij op de bewuste datum als bestuurder van een motorrijtuig handelde. De verdachte had aangevoerd dat hij handelde uit noodtoestand, omdat zijn dochter ziek was, maar het hof verwierp dit verweer, omdat de noodsituatie niet voldoende was onderbouwd.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren, maar het hof verhoogde de straf naar 20 uren taakstraf, subsidiair 10 dagen hechtenis, rekening houdend met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof paste de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 toe.

Uitspraak

parketnummer: 23-002565-15
datum uitspraak: 4 maart 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 juni 2015 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 96-062074-15 (zaak A) en 96-064484-15 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedag] 1973,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A (96-062074-15):
hij op of omstreeks 13 augustus 2014, te Alkmaar, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Paardenmarkt, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
Zaak B (96-064484-15) (gevoegd):
hij op of omstreeks 27 februari 2015 te Alkmaar terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Gedempte Nieuwesloot, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof de verdachte voor het onder
A (96-062074-15) ten laste gelegde vrijspreekt.

Vrijspraak zaak A

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A
(96-062074-15) is ten laste gelegd, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs op
13 augustus 2014 ongeldig was verklaard. Het hof overweegt hieromtrent dat niet kan worden vastgesteld dat de brief, waarin het besluit tot ongeldigverklaring aan de verdachte werd medegedeeld, hem voor 13 augustus 2014 had bereikt. Het hof is, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat het enkele feit dat de verdachte voor genoemde datum al bezwaar had aangetekend tegen het besluit tot het moeten volgen van een ema-cursus en het cursusgeld niet had voldaan, niet zonder meer met zich meebrengt dat hij op de hoogte was althans moest weten dat dit alles inhield dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak B (96-064484-15) ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak B (96-064484-15) (gevoegd):
hij op 27 februari 2015 te Alkmaar, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, Gedempte Nieuwesloot, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak B (96-064484-15) bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat hij zich er weliswaar van bewust was dat hij niet mocht autorijden, omdat zijn rijbewijs was ingevorderd, maar dat sprake was van een noodsituatie, omdat zijn dochter ziek was en naar de huisartsenpost gebracht moest worden. Het hof begrijpt dat de verdachte aldus een beroep heeft gedaan op overmacht in de zin van een noodtoestand, waardoor hij – naar het hof begrijpt- dient worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
Voor een geslaagd beroep op noodtoestand is vereist dat sprake is van een gedraging die voortvloeit uit een actuele, concrete nood (bestaande uit een belangenconflict) en die geëigend is om daaraan een einde te maken. Bovendien moet het gedrag een toetsing aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit kunnen doorstaan. Daarbij geldt dat een dergelijke noodsituatie concreet moet zijn, hetgeen wil zeggen dat zij objectiveerbaar is en dus niet alleen in de opvatting of verbeelding van de dader bestaat respectievelijk leeft.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – kort samengevat – verklaard dat hij aan het werk was, bericht kreeg dat zijn dochtertje thuis ziek was, vervolgens in zijn auto is gestapt en is weggereden naar huis. Bij deze stand van zaken en nu de verdachte heeft nagelaten zijn stelling met stukken dan wel anderszins nader te onderbouwen, acht het hof het bestaan van een concrete noodsituatie niet aannemelijk geworden. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder
A (96-062074-15) en B (96-064484-15) bewezen verklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder A en B ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een personenauto bestuurd, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich niets gelegen laten liggen aan de jegens hem genomen maatregel van ongeldigverklaring.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 februari 2016 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor overtreding van de Wegenverkeerswet.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-062074-15 (zaak A) ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
96-064484-15 (zaak B) ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 96-064484-15 (zaak B) bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.S.G. Verhoeff, mr. N.A. Schimmel en mr. A.E.M. Röttgering, in tegenwoordigheid van
J. Dommershuijzen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
4 maart 2016.
=========================================================================
[....]