ECLI:NL:GHAMS:2016:1201

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2016
Publicatiedatum
1 april 2016
Zaaknummer
23-003731-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkrachting en wapenbezit met schending van de redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Alkmaar. De verdachte is veroordeeld voor meermalen gepleegde verkrachting en overtreding van de Wet wapens en munitie. De feiten dateren van 4 september 2011 en 3 augustus 2011, waarbij de verdachte twee slachtoffers heeft gedwongen tot seksuele handelingen onder bedreiging van geweld en wapens. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in hoger beroep gehonoreerd en de gevangenisstraf vastgesteld op 60 maanden, rekening houdend met de schending van de redelijke termijn. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige inbreuken op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers, waarbij gebruik is gemaakt van wapens. Het hof heeft de vordering tot gevangenneming afgewezen, omdat de verdachte de opgelegde gevangenisstraf reeds had ondergaan. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeien uit de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003731-12
Datum uitspraak: 18 maart 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 14 augustus 2012 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
14-810432-11 en 14-700559-12 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 april 2014, 23 oktober 2014, 12 oktober 2015, 4 maart 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de gemachtigde van de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Zaak met parketnummer 14-810432-11:
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten nadere omschrijving is aan de verdachte in de zaak onder genoemd parketnummer ten laste gelegd dat:
1.
primair:
hij op of omstreeks 04 september 2011 in de gemeente Hoorn NH door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
-zijn penis gebracht in de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
-zijn vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht en/of
-de vagina van die [slachtoffer 1] betast en/of
-de borst(en) van die [slachtoffer 1] [onder haar kleding] betast
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
-die [slachtoffer 1] van haar fiets heeft gerukt of getrokken en/of heeft vastgepakt en/of stevig heeft vastgehouden en/of heeft meegesleurd en/of
-een wapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt of gehouden en/of dat wapen in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of een hand voor het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of
-met dat wapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
-(meermalen) die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd dat zij haar bek moest houden en/of dat zij door haar kop zou worden geschoten, althans woorden van dergelijke strekking en/of
-een stroomstootwapen tegen de nek en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of
-(daarbij) die [slachtoffer 1] dreigend heeft toegevoegd: "zal ik je laten zien dat deze wel echt is", althans woorden van dergelijke strekking en/of (vervolgens) blauwe flitsjes heeft getoond en (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 04 september 2011 in de gemeente Hoorn NH ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
-die [slachtoffer 1] van haar fiets heeft gerukt of getrokken en/of heeft vastgepakt en/of stevig heeft vastgehouden en/of heeft meegesleurd en/of
-een wapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt of gehouden en/of dat wapen in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of een hand voor het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of
-met dat wapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
-(meermalen) die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd dat zij haar bek moest houden anders zou zij door haar kop worden geschoten, althans woorden van dergelijke strekking en/of
-een stroomstootwapen tegen de nek en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of
-(daarbij) die [slachtoffer 1] dreigend heeft toegevoegd: "zal ik je laten zien dat deze wel echt is", althans woorden van dergelijke strekking en/of (vervolgens) blauwe flitsjes heeft getoond en/of
-met zijn vinger(s) gestreken over de schaamlippen, althans de vagina, van die [slachtoffer 1] en/of
-zijn penis geduwd en/of gedrukt tegen de vagina van die [slachtoffer 1] en/of terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. meer subsidiair:
hij op of omstreeks 04 september 2011 in de gemeente Hoorn NH, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
-het duwen en/of drukken van zijn penis tegen de vagina, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] en/of
-het betasten van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
-het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer 1] [onder haar kleding]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
-het rukken en/of trekken van die [slachtoffer 1] van haar fiets en/of het vastpakken en/of stevig vasthouden en/of meesleuren van die [slachtoffer 1] en/of
-het drukken en/of houden van een wapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of het houden van dat wapen in de richting van die [slachtoffer 1] en/of het houden van een hand voor het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of
-het slaan met dat wapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of
-het (meermalen) toevoegen aan die [slachtoffer 1] dat zij haar bek moest houden en/of dat zij door haar kop zou worden geschoten, althans woorden van dergelijke strekking en/of
-het houden van een stroomstootwapen tegen de nek en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
-(daarbij) het dreigend toevoegen aan die [slachtoffer 1]: "zal ik je laten zien dat deze wel echt is", althans woorden van dergelijke strekking en/of (vervolgens) het tonen van blauwe flitsjes;
2:
hij op of omstreeks 04 september 2011 in de gemeente Hoorn NH (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
en/of
hij op of omstreeks 04 september 2011 in de gemeente Hoorn NH (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukwapen (in de vorm van een pistool), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s), te weten een Colt, type Combatt Commander, en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad.
Zaak met parketnummer 14-700559-12 (gevoegd):
1:
hij op of omstreeks 03 augustus 2011 te Blokker, gemeente Hoorn NH, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte
-zijn penis gebracht en/of gehouden in de mond van die [slachtoffer 2] en/of
-zijn hand gebracht in de onderbroek van die [slachtoffer 2] en/of
-de borst(en) van die [slachtoffer 2] [onder de kleding] betast en/of
-zijn penis door die [slachtoffer 2] doen of laten vastpakken en/of zich doen of laten aftrekken door die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
-die [slachtoffer 2] onverhoeds bij haar arm heeft vastgepakt en/of
-die [slachtoffer 2], die op een fiets reed, tot stoppen heeft gedwongen en/of
-die [slachtoffer 2] heeft meegetrokken en/of
-zijn arm (van achteren) om de hals, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of
-een mes dicht bij en/of tegen het gezicht, althans hoofd en/of de keel/hals, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of
-(daarbij) die [slachtoffer 2] heeft toegevoegd: "Niet schreeuwen, anders ga ik je steken" en/of "Ik heb het mes en ik ben de baas", althans woorden van dergelijke strekking, en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing en een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 14-810432-11 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 14-700559-12 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 14-810432-11:
1 primair:
hij op 4 september 2011 in de gemeente Hoorn NH door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte:
-zijn penis gebracht in de vagina van die [slachtoffer 1] en
-zijn vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] gebracht en
-de vagina van die [slachtoffer 1] betast en
-de borsten van die [slachtoffer 1] onder haar kleding betast
en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte:
-die [slachtoffer 1] van haar fiets heeft getrokken en heeft vastgepakt en stevig heeft vastgehouden en heeft meegesleurd en
-een wapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt en dat wapen in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en een hand voor het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en
-met dat wapen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en
-die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd dat zij haar bek moest houden en dat zij door haar kop zou worden geschoten, althans woorden van dergelijke strekking en
-een stroomstootwapen tegen de nek en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en
-daarbij die [slachtoffer 1] dreigend heeft toegevoegd: "zal ik je laten zien dat deze wel echt is", en vervolgens blauwe flitsjes heeft getoond en aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2:
hij op 4 september 2011 in de gemeente Hoorn NH een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
en
hij op 4 september 2011 in de gemeente Hoorn NH een wapen van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukwapen in de vorm van een pistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, te weten een Colt, type Combatt Commander, voorhanden heeft gehad;
Zaak met parketnummer 14-700559-12 (gevoegd):
1:
hij op 3 augustus 2011 te Blokker, gemeente Hoorn NH, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte:
-zijn penis gebracht en gehouden in de mond van die [slachtoffer 2] en
-zijn hand gebracht in de onderbroek van die [slachtoffer 2] en
-de borsten van die [slachtoffer 2] onder de kleding betast en
-zijn penis door die [slachtoffer 2] doen vastpakken en zich doen aftrekken door die [slachtoffer 2]
en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
-die [slachtoffer 2] onverhoeds bij haar arm heeft vastgepakt en
-die [slachtoffer 2], die op een fiets reed, tot stoppen heeft gedwongen en
-die [slachtoffer 2] heeft meegetrokken en
-zijn arm van achteren om de hals van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en
-een mes dicht bij het gezicht en dichtbij en tegen de keel, van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en
-daarbij die [slachtoffer 2] heeft toegevoegd: "Niet schreeuwen, anders ga ik je steken" en "Ik heb het mes en ik ben de baas", althans woorden van dergelijke strekking,
en aldus voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 14-810432-11 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 14-700559-12 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverwegingen

Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 14-810432-11 onder 1 primair tenlastegelegde
[slachtoffer 1] heeft op 4 september 2011 aangifte gedaan van verkrachting die heeft plaatsgevonden in Hoorn door een man die op heterdaad door de politie is aangehouden. De aangeefster heeft verklaard dat zij van haar fiets is getrokken en dat de man zich gewelddadig jegens haar heeft gedragen, onder meer door gebruik van een neppistool en een taser. De man die door de politie is aangehouden is de verdachte.
De raadsman heeft, overeenkomstig zijn pleitnotitie, bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde, omdat er onvoldoende bewijs voorhanden is dat [slachtoffer 1] gedwongen is tot het ondergaan van seksuele handelingen. Volgens de raadsman zijn de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] niet betrouwbaar en tevens is er twijfel aan de juistheid van de verklaringen van de buurtbewoners. De raadsman heeft betoogd dat er meer geloof moet worden gehecht aan de verklaringen van de verdachte. De verdediging acht tevens niet onomstotelijk bewezen dat de verdachte met zijn vingers of penis bij [slachtoffer 1] naar binnen is geweest, zodat ook daarom vrijspraak moet volgen voor het primair tenlastegelegde.
Het hof overweegt als volgt.
Het staat vast dat de verdachte, gelet op zijn erkenning in deze, in de ochtend van 4 september 2011 seksueel contact heeft gehad met aangeefster [slachtoffer 1]. Verkrachting kan echter alleen dan bewezen worden verklaard als vast komt te staan dat het slachtoffer tot het ondergaan daarvan, kort gezegd, is gedwongen en de verdachte het lichaam van [slachtoffer 1] is binnen gedrongen. De verdachte heeft verklaard dat de seksuele handelingen vrijwillig geschiedde. Volgens de verdachte nam aangeefster het initiatief en zijn zij over en weer handtastelijk bij elkaar geweest. Op het moment dat aangeefster begon te snikken en aangaf niet verder te willen, is de verdachte volgens hem gestopt. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij niet met zijn vingers dan wel zijn penis in de vagina van [slachtoffer 1] is geweest.
Dwang
Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht het hof bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen en overweegt daartoe als volgt. Het hof is van oordeel dat aangeefster [slachtoffer 1] gedetailleerd, consistent en overtuigend heeft verklaard. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij van haar fiets is getrokken, dat de verdachte haar bij haar nek heeft vastgepakt, hij een neppistool tegen haar hoofd heeft gedrukt en haar met dat pistool tegen haar hoofd heeft geslagen. De verdachte zei: ‘je moet je bek houden nu want anders schiet ik gewoon door je kop heen”. Vervolgens heeft de verdachte [slachtoffer 1] meegetrokken naar een plek waar de huizen staan en daarna weer naar de weg en vervolgens kwamen ze bij de auto van de verdachte. Daar heeft de verdachte een taser gepakt en heeft hij tegen [slachtoffer 1] gezegd: “zal ik je laten zien dat deze wel echt is?”, liet blauwe flitsjes zien en zette de taser in de nek van [slachtoffer 1]. Hierop durfde [slachtoffer 1] zich niet meer hevig te verzetten.
Dat de verklaring van [slachtoffer 1] niet betrouwbaar zou zijn acht het hof onvoldoende onderbouwd. Verschillen tussen de aangifte en verklaringen van [slachtoffer 1] op detailniveau van bewoordingen of tijdsspanne van handelingen, maakt niet dat deze onbetrouwbaar zijn. Ook informatie afkomstig van een facebookpagina van [slachtoffer 1] die volgens de verdediging met betrekking tot werk en uitgaan anders doet vermoeden dan door [slachtoffer 1] is gesteld, doet aan de betrouwbaarheid van de aangifte of verklaringen van [slachtoffer 1] ten aanzien van het feit niet af. Het hof acht derhalve de aangifte en de verklaringen betrouwbaar en bezigt deze dan ook voor het bewijs.
De aangifte van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door getuigenverklaringen. Zo heeft buurtbewoner [getuige 1] verklaard dat zij zondagmorgen 4 september 2011 iemand om hulp hoorde roepen. Gezien het tijdstip (een uur of kwart voor vijf in de ochtend) vond zij dit niet normaal en is uit het raam gaan kijken. Ze zag dat een man een meisje vasthad met een hand voor haar mond. Zij verzette zich hevig volgens [getuige 1]. Vervolgens heeft zij 112 gebeld. Tevens heeft [getuige 2] verklaard dat hij die nacht langs het parkeerterrein fietste. Hij zag aan de kant van de weg een fiets liggen met het achterlicht nog aan, hetgeen hem bevreemdde. Vervolgens hoorde hij gehuil en zag hij de blote billen van een man die met een meisje bezig was die dat blijkbaar duidelijk niet kon waarderen. Hij hoorde haar dingen zeggen als “Au”, “Nee”, “Stop”, “Alsjeblieft”. Hierop heeft [getuige 2] de alarmlijn gebeld en zag dat de politie er al aankwam. De man ging er vandoor maar werd overmeesterd door de politie. Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 2] nog verklaard dat het meisje zei “nee” en “stop” en dat dit paniekerig klonk. Voorts heeft de getuige [getuige 3] tegenover de rechter-commissaris nog verklaard dat hij in de nacht van 3 op 4 september wakker werd en een meisjesstem woorden hoorde schreeuwen als: “doe normaal, blijf van me af.” Zijn echtgenote, [getuige 4] heeft verklaard dat zij in de nacht van 3 op 4 september 2011 wakker lag en een meisjesstem hoorde roepen: “blijf van me af, laat me los.”
Het hof overweegt voorts dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 4 september 2011 rond 5.23 uur de melding kregen te gaan naar de [adres 2] in Hoorn. Op het parkeerterrein aldaar troffen zij een vrouw aan die schreeuwde en met haar armen zwaaide. Haar broek zat ter hoogte van haar knieën. Bij haar stond een man, dit bleek later de verdachte te zijn. Ze stonden naast een grijze Opel Astra stationwagon. De man rende weg. Na een korte achtervolging is de man aangehouden, waarbij hij op de grond terecht is gekomen. Verbalisant [verbalisant 2] zag tijdens het opstaan van de man dat de riem en de knopen van diens broek open stonden. Nadat de man was opgestaan, zag verbalisant [verbalisant 2] een stroomstootwapen op de grond liggen. Verbalisant [verbalisant 1] zag, toen hij net bij het slachtoffer stond, een zwartkleurig vuurwapen op de grond naast de zilverkleurige Opel Astra liggen.
Het hof ziet ook in voornoemde verklaringen van de verbalisanten over het aantreffen van de wapens bij de verdachte en de auto van de verdachte een ondersteuning van de aangifte van [slachtoffer 1].
Gezien het voorgaande in samenhang bezien met het feit dat zich voor het overige geen stukken in
het dossier bevinden die de versie van de verdachte ondersteunen, acht het hof de verklaring van de verdachte dat [slachtoffer 1] avances naar hem zou hebben gemaakt en dat een en ander met instemming zou zijn gebeurd, niet aannemelijk. Op grond van voornoemde omstandigheden acht het hof dan ook bewezen dat [slachtoffer 1] is gedwongen de seksuele handelingen, zoals bewezenverklaard, te ondergaan.
Binnendringen van het lichaam
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte met zijn penis in haar vagina is geweest. Het hof is, met de advocaat-generaal en anders dan de raadsman, van oordeel dat deze verklaring wordt ondersteund door de uitgebrachte Forensische DNA-rapportages van Baseclear van 9 maart 2012 en 28 maart 2012 en het rapport van Verilabs van 16 februari 2015. Hieruit blijkt dat in de bemonstering die was genomen van
de eikelvan de verdachte naast zijn eigen DNA, DNA-materiaal is aangetroffen van minimaal twee andere personen, waarvan [slachtoffer 1] mogelijk een van de donoren is. Daarbij is het circa 500.000 maal waarschijnlijker als hypothese 1: dat het DNA in de bemonstering bestaat uit DNA dat afkomstig is van de verdachte, het slachtoffer [slachtoffer 1] (het hof leest: [slachtoffer 1]) vermengd met DNA van twee andere willekeurig gekozen onbekende personen, waar is, dan als hypothese 2: dat het DNA in de bemonstering bestaat uit DNA afkomstig van de verdachte is vermengd met DNA van drie andere willekeurig gekozen onbekende personen, waar is.
Daarnaast is
de vaginavan [slachtoffer 1] bemonsterd. Naar aanleiding van Y-chromosomaal DNA-onderzoek is geconcludeerd dat het mannelijk celmateriaal dat is aangetroffen in bemonstering BC07: vagina afkomstig kan zijn van de verdachte. Daarbij heeft de forensisch arts, [arts], bij de raadsheer-commissaris op 17 februari 2015 verklaard dat als er wordt gesproken over vagina, dit altijd inwendig is.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van het hof dat de verdachte met zijn penis bij [slachtoffer 1] is binnengedrongen.
Dat leidt overeenkomstig het oordeel van de rechtbank tot de slotsom – gelet op al het bovenstaande in onderlinge samenhang bezien – dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte aangeefster [slachtoffer 1] heeft verkracht.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 14-700559-12 ten laste gelegde
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van verkrachting die heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2011, tussen 03.15 en 03.30 uur ter hoogte van [adres 3] te Blokker, gemeente Hoorn. De aangeefster heeft verklaard dat zij van haar fiets is getrokken en werd meegetrokken naar de oprit van café [naam café]. Aangeefster werd daarbij bedreigd met een mes en gedwongen de dader af te trekken en vervolgens te pijpen.
De raadsman heeft, overeenkomstig zijn pleitnotitie, bepleit dat de verdachte in deze zaak tevens moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, vanwege gebrek aan voldoende wettig bewijs dat hij degene is geweest die [slachtoffer 2] heeft verkracht.
Het hof overweegt als volgt.
Forensisch bewijs
De jas en de panty [slachtoffer 2] die zij droeg in de nacht dat zij werd verkracht zijn bemonsterd.
Uit het autosomaal DNA onderzoek is gebleken dat de verdachte niet uit te sluiten is als donor van celmateriaal dat in die bemonstering is aangetroffen. Vervolgens zijn in de bemonsteringen
Y-chromosomaal DNA-kenmerken aangetroffen van minimaal twee mannen. Daarbij is sprake van een match met het Y-chromosomaal DNA van de verdachte. Verder is uit dit onderzoek gebleken dat het hier gaat om een relatief zeldzaam Y-chromosomaal DNA-profiel/haplotype.
Uit het rapport van 28 maart 2012 blijkt dat de gecombineerde resultaten van het autosomaal en
Y-chromosomaal DNA-onderzoek veel waarschijnlijker zijn als de verdachte en een minimaal willekeurig gekozen persoon donor zijn van het mannelijk DNA in de bemonstering, dan wanneer minimaal twee onbekende willekeurig gekozen mannen donor zijn van het mannelijk DNA in de bemonsteringen.
Vervolgens is in het rapport van 19 september 2014 een Bayesiaanse analyse van de onderhavige zaak gemaakt. De regel van Bayes is een wiskundige formule die de kansverhouding beschouwt van de waarschijnlijkheid van twee hypothesen. Een Likelihood Ratio (bewijswaarde) is berekend op basis van de volgende hypotheses:
Hypothese 1:
De DNA in de bemonstering bestaat uit DNA dat afkomstig is van [slachtoffer 2], de verdachte en is vermengd met DNA van één andere, willekeurig gekozen onbekend persoon.
Hypothese 2:
Het DNA in de bemonstering bestaat uit DNA dat afkomstig is van het slachtoffer [slachtoffer 2] en is vermengd met DNA van twee andere, willekeurig gekozen onbekend personen.
De resultaten van het autosomale DNA-onderzoek aan de panty is meer dan een miljoen maal waarschijnlijker als hypothese 1 waar is dan als hypothese 2 waar is.
Deze berekening ondersteunt de gecombineerde conclusie uit het rapport van 28 maart 2012.
Uit het voorgaande kan dan ook geconcludeerd worden dat het een miljoen maal waarschijnlijker is dat de bemonstering van de panty [slachtoffer 2] bestaat uit onder andere het DNA van de verdachte dan als het aangetroffen DNA van een ander willekeurig gekozen onbekend persoon is.
Signalement dader
[slachtoffer 2] heeft voorts een globaal signalement gegeven van de dader, te weten dat het een blanke of licht getinte man is, met een leeftijd tussen de 25 en 30 jaar, een normaal postuur, lengte rond de 1.75 meter en donker haar. Tevens spreekt de dader Nederlands. De verdachte past in dit signalement.
Ter zitting in hoger beroep van d.d. 7 april 2014 heeft [slachtoffer 2] verklaard dat zij ter terechtzitting in eerste aanleg heeft waargenomen dat het postuur en de gebogen houding van de verdachte overeenkomt met die van de dader.
Mobiele telefoon
Daar komt bij dat uit het proces-verbaal van bevindingen van onderzoek naar de mobiele telefoon van de verdachte is gebleken dat het toestel in de nacht van 3 augustus 2011 een aantal keren kort in gebruik is geweest tot 04.34 uur. Gesteld noch gebleken is dat het niet de verdachte is geweest die die nacht het betreffende toestel heeft gebruikt. Het hof gaat dan ook uit van het gebruik door de verdachte van de betreffende telefoon. De verdachte belde uit om 00:15, 03:41 en 04:33 uur. Om 03:41 uur werd paalnummer 29467U aangestraald, met als adres [adres 4] te Hoorn. Uit het proces-verbaal Netwerkmeting blijkt dat uit de netwerkmeting bij de woning [adres 5] te Hoorn, het adres van de verdachte, palen aan de [adres 4] te Hoorn werden aangestraald. Kennelijk was de verdachte om 03:41 uur thuis en (nog) wakker.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], opgemaakt op 3 augustus 2011, blijkt dat op 3 augustus 2011 omstreeks 03.23 uur een melding binnenkwam van collega’s [verbalisant 5] en [verbalisant 6] dat er een meisje in paniek hen op de fiets voorbij reed en na haar te hebben aangesproken verklaarde net te zijn aangevallen door een man. Dit meisje betrof aangeefster [slachtoffer 2]. Hieruit volgt dat in ieder geval omstreeks 03.23 uur het incident voorbij was. Verbalisant [verbalisant 7] heeft drie logische fietsroutes vanaf de plaats delict, te weten de oprit van café [naam café], [adres 3] te Hoorn naar de woning van de verdachte aan de [adres 5] gefietst. Daarbij is een gemiddelde snelheid aangehouden van tussen de 17 en de 20 kilometer per uur. De totale duur van de routes bedroeg 11 minuten en 45 seconden, 10 minuten en 40 seconden en 11 minuten en 10 seconden. Hieruit kan geconcludeerd worden dat vanaf 03.23 uur de verdachte ruimschoots de tijd heeft gehad om van de plaats delict naar zijn woning te komen en om 03:41 uur zijn mobiele telefoon thuis te gebruiken.
Fiets
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat de dader op een damesfiets fietste met een schuine dubbele stang. De verdachte had, zo is vastgesteld, ook de beschikking over een damesfiets met een dubbele stang. De verdediging kan worden toegegeven dat dit een doorsnee fiets en geen specifiek kenmerk betreft, maar het betreft ook geen contra-indicatie van de verdachte als dader. Dat de dader met de fiets was, betekent naar het oordeel van het hof overigens dat de dader uit de buurt komt en niet ver weg woont.
Schakelbewijs
In deze zaak vertoont de informatie over de handelwijze van de dader belangrijke overeenkomsten met de informatie over de handelwijze van de dader in de zaak van [slachtoffer 1]. De modus operandi is in essentie dezelfde, te weten:
-de slachtoffers zijn jonge meisjes van 17 jaar oud;
-zij werden diep in de nacht, namelijk rond drie en vijf uur ’s nachts, opgewacht binnen een straal van circa 5,5 kilometer van de woning van de verdachte;
-beiden fietsten alleen over de weg en werden tot stoppen gedwongen;
-beiden werden van de weg afgetrokken onder bedreiging van een wapen;
-zij werden bedreigd met de woorden het wapen te gebruiken als ze zouden gaan schreeuwen;
-beide meisjes werden van achter vastgegrepen;
-onder de kleding werden hun borsten betast;
-bij beiden heeft de dader zijn hand in hun onderbroek gedaan;
-de dader heeft in de ene zaak het slachtoffer gedwongen om hem te pijpen en in de andere zaak heeft de dader hiertoe een poging gedaan.
Dat bij [slachtoffer 1] (ook) sprake is van penetratie met de penis en bij [slachtoffer 2] niet, acht het hof, evenals de advocaat-generaal, geen contra-indicatie daar [slachtoffer 2] ongesteld was, zij dit ook gezegd heeft tegen de verdachte en de verdachte dit ook heeft kunnen voelen aan het maandverband dat zij in haar onderbroek had.
In het licht hiervan is het hof van oordeel dat de overeenkomstige modus operandi voor het bewijs in onderhavige zaak kan dienen, nu de bewezenverklaring in de zaak van [slachtoffer 1] zelfstandig is gefundeerd.
Conclusie
Op grond van al het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien is voor het hof buiten redelijke twijfel komen te staan dat de verdachte degene is geweest die aangeefster [slachtoffer 2] in de nacht van 3 augustus 2011 heeft verkracht.
Ten aanzien van de bewijsverweren in beide zaken
Het hof verwerpt alle namens de verdachte gevoerde bewijsverweren en verwijst tot slot, in aanvulling op voorgaande overwegingen, naar de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest. De gevoerde bewijsverweren vinden hun weerlegging in de door het hof gebezigde bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 14-810432-11 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 14-700559-12 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 14-810432-11 onder 1 primair en in de zaak met parketnummer 14-700559-12 bewezen verklaarde levert op, telkens:
verkrachting.
Het in de zaak met parketnummer 14-810432-11 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,
en
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 14-810432-11 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 14-700559-12 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaak met parketnummer 14-810432-11, onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden en heeft de verdachte in de zaak met parketnummer 14-700559-12 vrijgesproken.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaak met parketnummer 14-810432-11 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 14-700559-12 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de gevangenneming van de verdachte zal bevelen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan verkrachting, waarbij gebruik is gemaakt van een of meer wapens. Daarmee heeft hij op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de aangeefsters. De verdachte heeft zich hierbij slechts laten leiden door zijn eigen seksuele driften en geen enkele waarde gehecht aan de wil van de aangeefsters en aan de gevolgen die zijn gedragingen voor hen zouden hebben. De ervaring leert dat slachtoffers van verkrachting vaak nog zeer geruime tijd de ingrijpende negatieve gevolgen van een dergelijke traumatische gebeurtenis ondervinden. Dit blijkt ook uit de vorderingen die zij als benadeelde partij hebben ingediend en uit hetgeen zij en hun gemachtigden tijdens verschillende terechtzittingen in hoger beroep naar voren hebben gebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 18 februari 2016 is de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Alles afwegende zou het hof in beginsel zijn gekomen tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 66 (zesenzestig) maanden, die gelet op de ernst van de feiten zeker passend en geboden mag worden geacht.
Nu het hoger beroep in deze zaak is ingesteld op 27 augustus 2012 en het hof heden pas arrest wijst, houdt het hof rekening met het opgetreden tijdsverloop sinds de aanvang van de procedure en de schending van de redelijke termijn. Het hof acht om die reden een strafvermindering op zijn plaats en zal een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 60 (zestig) maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Vordering gevangenneming

De verdachte heeft de door de rechtbank in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf reeds ondergaan, waarop de verdachte op 23 augustus 2013 voorwaardelijk in vrijheid is gesteld. Gelet daarop en gelet op de inmiddels lange duur van de procedure vermag het hof niet in te zien welk doel nu is gebaat bij het opnieuw in voorlopige hechtenis stellen van de verdachte. De vordering gevangenneming wordt derhalve afgewezen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.000. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.000. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De hoogte van de vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 14-810432-11 onder 1 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2011 tot de dag der algehele voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 9.923,48. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, met uitzondering van het onderdeel dat betrekking heeft op haar studievertraging. Het hof gaat derhalve, gelet op het vorenstaande, uit van een vordering tot schadevergoeding van materiële kosten tot een bedrag van € 1.204,67 en van immateriële kosten tot een bedrag van € 4.000. In totaal bedraagt de vordering € 5.204,67.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De hoogte van de vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 14-700559-12 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 5.204,67, bestaande uit € 1.204, 67 aan materiële schade en bij wijze van voorschot € 4.000 aan immateriële schade. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2011 tot de dag der algehele voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De advocaat van de benadeelde partij heeft verzocht de kosten voor rechtsbijstand toe te wijzen. In beide instanties heeft de benadeelde partij bijstand van een advocaat gehad bij de voorbereiding van het indienen van diens vordering en is steeds een advocaat ter terechtzitting verschenen om de vordering namens de benadeelde partij mondeling toe te lichten. Daarmee is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij kosten ten behoeve van rechtsbijstand heeft gemaakt. Het hof heeft ter vaststelling van die kosten aansluiting gezocht bij het zogeheten liquidatietarief in civiele zaken van de rechtbanken en de hoven. Uitgaande van tarief I, behorend bij een geldswaarde in hoofdsom beneden € 10.000, begroot het hof de kosten van rechtsbijstand in beide instanties als volgt: 2 punten (1 punt voor het indienen van de vordering, 1 punt voor het verschijnen ter terechtzitting in eerste aanleg) x € 384 en 1 punt (voor het verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep) x € 632 = in totaal
€ 1.400.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 14-810432-11 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 14-700559-12 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 14-810432-11 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 14-700559-12 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering tot gevangenneming van de verdachte.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 14-810432-11 onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4.000,00 (vierduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 14-810432-11 onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 4.000,00 (vierduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 september 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 14-700559-12 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 5.204,67 (vijfduizend tweehonderdvier euro en zevenenzestig cent) bestaande uit € 1.204,67 (duizend tweehonderdvier euro en zevenenzestig cent) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 1.400,00 (duizend vierhonderd euro).
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 14-700559-12 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.204,67 (vijfduizend tweehonderdvier euro en zevenenzestig cent) bestaande uit € 1.204,67 (duizend tweehonderdvier euro en zevenenzestig cent) materiële schade en € 4.000,00 (vierduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
61 (eenenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. A.P.M. van Rijn en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. van der Voort, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 maart 2016.
mr. P. Greve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. =========================================================================
[....]